Begrippen
|
A
Actuele
Ideeën:Kunstuitingen
gebaseerd op algemene methodes en patronen, zoals knip een foto
in stukken en plak die in een andere volgorde weer aan elkaar.
Agriglyphs:
graancirkels
Anagram: letters in andere volgorde, wisselwoord
Alfabet: een reeks tekens die staan voor klanken, met behulp
waarvan woorden gevormd kunnen worden. De vorm van de tekens is
gebaseerd op een uniform uitgangspunt maar is vervolgens door
letterontwerpers in de loop der tijden gevormd en vervormd tot
lettertekens die weliswaar binnen een alfabet een eenheid vormen
maar in vergelijking met andere letterontwerpen een zeer uiteenlopend
letterbeeld vertonen.
Analfabeet: iemand die het lezen en schrijven onvoldoende
beheerst. Een functioneel analfabeet is iemand die in principe
wel kan lezen en schrijven, maar daar zo weinig vertrouwen in
heeft dat hij of zij niet deelneemt aan activiteiten waar taal
een primaire rol speelt.
Alfabetiseren: een samenhangend aanbod van activiteiten
dat tot doel heeft de taalachterstand, op het gebied van lezen
en schrijven, bij volwassenen op te heffen.
Anakoloet: Zin die niet de kant op gaat die je grammaticaal
zou verwachten. Soms is het een stijlfout, maar wordt soms ook
bewust toegepast.
Anticipatie: voorbarige beschrijving van een eigenschap
of voorwerp.
Atomisme is de filosofische leer die probeert de werkelijkheid
op enkelvoudige, niet verder te analyseren elementen, terug te
brengen.
Autonome visie: lezen en schrijven als louter technische
vaardigheden beschouwen, die los staan van het dagelijkse leven.
B
Beeldcultuur: een maatschappelijke ontwikkeling waarbij
visuele beelden een indringende rol spelen in communicatieve situaties.
In sommige gevallen is de invloed van de beelden daarbij dermate
sterk en overheersend dat er negatieve effecten door ontstaan.
Bijvoorbeeld de televisiebeelden die gemanipuleerd en indringend
weerloze kijkers bereiken, waardoor die niet meer in staat zijn
hun eigen waarden en normen te vormen. Beeldcultuur verdringt
in de negatieve zin de talige cultuur.
Beeld en Taal: de voortdurende wisselwerking tussen beeld
en taal. De uitwerking die taal heeft op het ontstaan van beelden
en de beelden die uitgangspunten vormen voor teksten.
Beeldschrift: een schrift waarbij begrippen die oorspronkelijk
in woorden vervat zijn, in tekeningen weergegeven worden.
Beeldspraak: vervanging van een uitgesproken gedachte door
een verbaal beeld dat de situatie in de ogen van de spreker duidelijker
aangeeft.
Beeldtekens: op zichzelf abstracte beeldelementen die bijeengevoegd
kunnen worden tot een algemeen herkenbaar teken.
Beeldserie: een opeenvolging van beelden die als reeks
een gedachte uitdragen die door de afzonderlijke beelden niet,
of niet zo duidelijk tot stand komt.
Beeldende vorming: een discipline van de kunstzinnige vorming
die gebruik maakt van middelen aan de beeldende kunst ontleend.
Beeldaspecten: onderdelen van de opbouw van een beeld zoals
kleur, vorm, ritme, structuur, die belangrijk zijn voor de overdracht
van het totaalbeeld.
Beeldtaal: overdracht van gedachten waarbij geschreven
- of gesproken taal vervangen is door beelden.
Beeldverhaal: een verhaal dat bestaat uit een reeks getekende
plaatjes die de situatie en handeling uitbeelden en waarbij de
dialogen als 'tekstballonnen' in de tekeningen geplaatst zijn.
Beeldmerk: een merk dat bestaat uit een verweving van letters
en beelden met de bedoeling een snelle en indringende herkenbaarheid
op te leveren.
Beeldgeletterdheid: het vermogen om de gedachtegang en
bedoeling van de makers en gebruikers van beelden te volgen.
Boterletter: gebak in de vorm van een letter dat voornamelijk
in de maand december gegeten wordt.
Beeldcommunicatie: communicatie tussen individuen of groepen
waarbij uitsluitend gebruik gemaakt wordt van beelden.
C
Communicatie: een ongehinderde verbinding tussen mensen
ten behoeve van het overdragen van meningen, gedachten, ideeën,
gevoelens.
Collage: een beeld dat ontstaat door het bij elkaar voegen
van delen uit andere beelden.
Chinese karakters: tekens voor begrippen die in het Chinese
taalgebied gebruikt worden. In vergelijking met een alfabet valt
de enorme omvang van het aantal in omloop zijnde karakters op.
Concrete poëzie, tastbare poëzie: een literaire
vorm waarbij andere middelen dan geschreven taal een overheersende
plaats innemen.
D
DaDa: een Nihilistische kunstbeweging gebaseerd op de principes
van vooropgezette irrationaliteit, anarchie, en cynisme en het
verwerpen van de wetten van schoonheid en sociale organisatie.
Doventaal: communicatie door middel van met de hand gegeven
tekens.
E
Emoticon: een tekentje, eventueel in een getypte vorm, dat
moet aangeven dat de zin waar het achter geplaatst is grappig
bedoeld is.
Epische poëzie: een roman in dichtvorm.
Eufemisme: verbloemende, verhullend taalgebruik.
Expressionisme: het gaat vooral om het weergeven van emoties.
Er wordt nauwelijks aandacht besteed aan wat er in de werkelijkheid
wordt gezien. Het draait om het uiten van je gevoel op een zo
direct en spontaan mogelijke manier.
F
Fonografie: door middel van een klanktekening opgeroepen
en uitgedragen visuele beelden.
Fonetisch gedicht: een vers dat voorgedragen wordt en waarbij
klank en betekenis van de gebruikte woorden gescheiden zijn. Het
klinken van de woorden is belangrijker dan hun inhoudelijke betekenis.
Fotografische beelden: beelden uit de werkelijkheid die
op lichtgevoelig materiaal vastgelegd zijn. De keuze van het moment
en de uitsnede van de werkelijkheid bepalen de inhoudelijke overdracht.
Functioneel analfabeet: iemand die in principe wel kan
lezen en schrijven maar er in de praktijk zoveel moeite mee heeft
dat hij de omgang met taal beperkt.
Futurisme: stroming in de 20e eeuw die enthousiasme en
fascinatie voor machines laat zien. Traditionele opvattingen over
mooie kunst worden vervangen door schoonheid van de techniek.
Fictioneel: fantasie die op de lange duur voor waarheid
doorgaat. Een verborgen ideologische boodschap, zoals die bijvoorbeeld
in de reclame toegepast wordt, gaat een eigen leven leiden.
naar
boven
|
|
|
tussen
taal en beeld
op
deze website voorkomende termen en begrippen:
A
- B - C - D
- E - F - G
- H - I -
J - K - L -
M - N - O -
P - Q -
R - S - T -
U - V - W -
X - Y - Z
|
G
Grafische taal: met behulp van grafische middelen ontstane
en overgedragen boodschappen en inhouden. Niet te verwarren met
de boodschappen die met grafische middelen gereproduceerd en verspreid
worden.
Graffiti: de kunst van de 'tags', de op de muren en treinen
gespoten tekens en afbeeldingen. Voornaamste bedoeling is kenbaar
te maken dat de maker op die onmogelijke plek was. De vergelijking
met 'schuttingwoord' gaat wel op, hoewel bij graffiti een boodschap
in het algemeen ontbreekt.
Geheimtaal: door het veranderen van de taalcodes van een
boodschap kunnen normaal ogende teksten een verborgen boodschap
bevatten die uitsluitend ontcijferd kan worden door de houder
van de sleutel van de code.
Gedicht: een tekst met een bijzondere vorm, inhoud en zeggingskracht.
Grafisch lezen en schrijven: de vaardigheid om de op grafische
manier ontstane beelden en teksten te gebruiken in de dagelijkse
omgang met taal.
H
Handtekening: een unieke schrijfwijze van de eigen naam
als waarmerk voor de authenticiteit van een document.
Hiëroglyfen: het monumentale schrift van de Egyptenaren
zoals dat in steen en hout gekerfd is. Vluchtiger teksten zijn
op potscherven en kleitabletten te vinden.
Hyperbool: sterke overdrijving
I
Ideogram: zinnebeeldig schriftteken, ideeteken.
Ideografisch schrift: beeldschrift om moeilijk afbeeldbare
zaken of abstracties aan te geven. Onder ideografiek vallen ook
pictogrammen en mnemogrammen.
Iconografie: afbeeldingsschrift dat een gedachtecomplex
als een geheel weergeeft. Ook synthetisch schrift, samengesteld
schrift genoemd.
Idioom: taaleigenheid
Image: beeld in het denken, vaak niet concreet herkenbaar
maar af te leiden uit meerdere omstandigheden en situaties.
Ironie: uitdrukking van iets wat tegenovergesteld is aan
wat bedoeld is.
J
K
Kalligrafie: de kunst van het schoonschrijven. In tegenstelling
tot een persoonlijk handschrift is kalligrafie veelal gebonden
aan traditionele lettertypen met een speciale techniek.
Kamishibai: Japans theatertje waarin verhalen door rondreizende
vertellers bij het vertonen van platen verteld werden.
Koldergedichten: gedichten die de lezer vermaken door een
onsamenhangend, meestal op klanken gevormd, vers.
Kubisme: is een stroming die erg veel gebruik maakt van
deconstructie. Kubisten analyseren de werkelijkheid, splitsen
die op in delen en voegen die weer samen, waardoor er een nieuw
geheel ontstaat.
Kijkgedichten: verzen die gemaakt zijn met de bedoeling
een visuele ervaring op te roepen.
L
Laaggeletterden: Eufemistische benaming, door de stichting
Lezen en Schrijven, van analfabeten en mensen die onpraktisch
taalonderwijs gekregen hebben.
Letterteken: een op afspraken gebaseerde vorm die in principe
één klank weergeeft. Door samenvoeging van meerdere
lettertekens zoals die in een alfabet voorkomen ontstaan woorden
en zinnen.
Lettergraniet: een door Bert Schierbeek gebruikte term
voor grafische beelden die ontstaan door het samensmelten van
lettervormen.
Lichaamstaal: betekenissen die zonder bemiddeling van talige
hulpmiddelen door het menselijk lichaam overgedragen worden.
Litotes: afzwakking van een eigenschap met de bedoeling
die juist te benadrukken.
M
Media: de middelen die gebruikt worden om met grote delen
van de bevolking in contact te treden. Ze worden ook wel massamedia
genoemd. Radio, TV, dag- en weekbladen vallen er onder.
Media alfabeet: iemand die in staat de indringende werking
van de media te doorzien en die met behoud van eigen mening en
identiteit de producten van de massamedia kan consumeren.
Manga: Japanse strips,
beeldverhalen of 'onverantwoordelijke' plaatjes
Massa communicatie: de behoefte van individu om een samenleving
deelgenoot te maken van zijn mededelingen.
Merchandising: het ten gelde maken van bekendheid die een
bepaalde uiting in de media tot stand bracht.
Merzkunst:een soort kunstbedrijf van Kurt Schwitters.
Merzkunst krijgt een plaats tussen het Expressionisme, Futurisme,
Dadaïsme, Activisme, Suprematisme, Kubisme, en Constructivisme.
De naam knipte Schwitters uit een opschrift: 'Kommerz'.
Metafoor: beeldspraak doormiddel van een vergelijking
Mnemogram: een herinneringsteken dat toegevoegd wordt en
waarvan de betekenis afgesproken is zoals een driehoekig verkeersbord
voor het begrip gevaar.
Muurgedichten: gedichten, van bekende en onbekende dichters
uit Nederland en daar buiten, op muren van gebouwen aangebracht.
In Leiden zijn de eerste en meeste teksten te vinden.
N
Napraten: Kinderen
vertellen een ervaring van een ander alsof het hun eigen ervaring
is.
Nieuwe Leren, Het-: de onderwijsvernieuwing
waarbij leerlingen verantwoordelijk worden gesteld voor hun eigen
leerproces
New Wave-project: een
programma voor motiverend lees- en schrijfonderwijs.
Nuloptie: Ontwerp van een lesonderwerp
op basis van onderwerpen die kinderen in een vertelronde aandragen.
O
Ontwikkeling
van het taalvermogen: Een
kind leert al taalgebruikend en klanknabootsend zijn wereld kennen.
Onzingedichten:
kinderen gedichten laten schrijven met niet-bestaande woorden.
naar
boven
|
|
|
|
|
|
|
P
Paradox: schijnbare tegenspraak
Personificatie: metafoor waarbij apparaten als levende wezens
voorgesteld worden.
Pictogrammen: boodschappen en aanwijzingen tot een simpele
tekening vereenvoudigd met de bedoeling dat deze sneller en compacter
opgenomen worden door de aanschouwer dan een boodschap in lettertekens.
Poëzie: een literaire vorm waar dichters gebruik van
maken als ze stemmingsbeelden en gevoelens in het algemeen met
weinig woorden weergeven.
Poesiealbum: een album waarin meisjes versjes van vriendinnen,
familieleden en leerkrachten verzamelen.
Poëzieversje: een versje dat in een poesiealbum geschreven
wordt en dat meestal uit een ander album overgeschreven is.
Poëziebuttons: draagbare gedichten.
Poëzieposter: affiche dat geen mededeling maar een
gedicht bevat, meestal voorzien van een beeldende toevoeging die
soms de leesbaarheid ervan in de weg staat.
Popart: een kunstvorm die gebruik maakt van dagelijkse
voorwerpen en afbeeldingen om ze als detail te vergroten.
R
Reggio Emilia Werkwijze: Een manier om zeer jonge kinderen
in een kinderdagverblijf o.m. in contact met kunstzinnige vorming
te brengen.
Reticentia: om tactische redenen afbreken van een zin in het
vertrouwen dat de lezer die zelf verder invult. Dat wordt ook
in beelden toegepast.
S
Sarcasme: zwaardere vorm van ironie.
Seriële constructie:
zie bij Sranantongo
Subjectie: de vraag stellen en hem zelf beantwoorden.
Schoonschrijven: vaardigheid die schoolkinderen aangeleerd
wordt om in een voorgeschreven handschrift zinloze teksten over
te schrijven.
Schilderkunstige beelden: voorstellingen die kwast en verf
tot stand komen.
Semantiek: betekenisleer.
Sign Language: communicatie door middel van met de hand
gegeven tekens.
Signalen: op mechanische manier opgeroepen klanken, geluiden
of lichtimpulsen die een gecodeerde boodschap kunnen overdragen.
Sluikreclame: het aanbieden van waren en diensten in krantenartikelen
en tv programma's zonder dat er duidelijk sprake is van een reclameboodschap
als zodanig.
Spijkerschrift: met een riethalm in kleitabletten gegrift
schrift van de Sumeriërs.
Sranantongo: Surinaamse taal kent
de zogenaamde seriële constructie.
Dat is de mogelijkheid om werkwoorden aaneen te schakelen tot
een soort ketting, zonder voegwoorden.
Stemkompas: hulp bij verkiezingen in de vorm van striptekeningen
e.d.
Symbool: een zinnebeeldig teken waarvan de betekenis algemeen
herkend wordt.
Synecdoche: pars pro toto: een deel van een test of beeld
staat voor het geheel.
Syntaxis: structuur van een woord of een zin.
Synthetisch schrift: samengesteld schrift dat een gedachtecomplex
in zijn geheel weergeeft.
T
Taaldrukken: samenvoegen van het schijven van teksten en die
in eigen beheer afdrukken.
Taaldrukmobiel: een klein drukpersje op een winkelwagentje
gebonden, om daarmee bij acties en demonstraties de teksten te
kunnen verspreiden.
Taal en beeld: werkvormen die hun werking ontlenen aan de
afzonderlijke componenten om op die manier een elkaar afwisselende
beïnvloeding van taal en beeld tot stand te brengen.
Taaltekening: een tekening die gemaakt is met de bedoeling
een geschreven tekst te vervangen. Gebruikt in situaties waarin
de maker nog niet of onvoldoende zijn gedachten en ervaringen
kan verwoorden in geschreven schrift.
Taaltekens: vormen die verwijzen naar taaluitingen maar
niet noodzakelijkerwijze in lettertekens vastgelegd zijn.
Tabula Rasa: onbeschreven lei, tafelblad waarop nog alles
kan gebeuren.
Tautologie: twee maal hetzelfde zeggen op een iets andere
manier.
Tekenschrijven: een term voor het gebruiken van geschreven
woorden om daarmee getekende lijnen te vervaardigen.
Tekentheorie: Het filosofisch
belang van een taaltheorie die voornamelijk in analyse van het
teken ligt.
Tekstmanipulaties: naam die Leo Vroman geeft aan zijn gedichten
die ontstaan door het op een andere manier dan gebruikelijk woorden
en zinnen te laten ontstaan.
Taalschilderen: activiteit met als doel een beeld te laten
ontstaan dat samengesteld is uit met de penseel gevormde letters.
Taalspelletje: oefening in behendigheid in het omgaan met
de taal zonder dat er een behoefte bestaat om een inhoud over
te dragen.
Typogrammen: beeldende werkstukken die met behulp van drukletters
ontstaan.
Tekens: op afspraken gebaseerde vormen die een boodschap
in verkorte vorm weergeven.
V
Verbeeldingskracht: vermogen van o.m. kinderen om plaatjes
bij hun bedenksels te zien.
Verstandelijke beeldbeperking: eigenschap van van ontwerpers
en beeldende kunstenaars die een onduidelijke inhoud overdragen
Visuele poëzie: gedichten die gemaakt zijn om, met middelen
uit de beeldende kunst ontleend, inhouden over te dragen.
Visuele informatie: informatie die de mens primair bereikt
via zijn ogen.
Visueel analfabetisme: het onvermogen om de visuele informatie
kritisch op te nemen.
Visuele wartaal: ontwerpen, van bijvoorbeeld pictogrammen,
die een begrip verwarrend overbrengen
Vormbewustzijn: het vermogen om vormen te herkennen en
te benoemen.
Vormstempels: stempeltjes die gemaakt zijn van vormpjes
uit zelfklevend rubber geknipt en op blokjes hout geplakt zijn.
Versjes: gemakkelijk opzegbare en zingbare gedichtjes.
Vexillologie:
vlaggenkunde
W
Woordtekening: een tekening waarbij in plaats van getekende
lijnen woorden gebruikt worden die meestal verwijzen naar de inhoud
van de tekening.
Woordbeeld: het verschijnsel dat een woord een beeld oproept
in plaats van een reeks letters.
naar
boven
|
|
|