|
Hoe
zag het Godsdienstige leven er in de Jordaan uit?
Behalve de tegenstellingen tussen de Socialisten en de Orangisten sloegen ook de Christenen elkaar
op de grachten in de Jordaan om de oren. Ze gebruikten daar niet
alleen de Bijbel voor, maar ook straatstenen.
Als de grachten dicht lagen was het altijd een gezellige sfeer
op het ijs.
Een rechtzinnige hervormde dominee had er geen bezwaar
tegen dat meisjes schaatsten.
Als er kermis was werd de blik angstvallig daarvan afgehouden,
zo erg was dat.
De schouwburg was taboe.
De sprookjes van Andersen werden wel gelezen.
Eduard Douwes Dekker, die zich Multatuli noemde, was absoluut verboden. Dat was een revolutionair en spotter,
een gokker die de ordinaire taal van de straat gebruikte.
Je moest
heel voorzichtig zijn met vuur, want brand in huis was iets verschrikkelijks,
zeker in de dichtbevolkte Jordaan.
In het gezin leerde men de Nederlandse Geloofsbelijdenis uit het hoofd.
Meisjes gingen in die tijd 's avonds nog niet alleen over straat.
Bij sommige gezinnen mochten de dochters binnenshuis al modern
blootshoofds gaan.
Cholera was iets bedreigends.
De meeste slachtoffers waren te
vinden in de achterbuurten, waar de mensen hun drinkwater uit
de smerige grachten putten.
De vele glazen jenever mocht niet
baten, maar maakte de zaak nog veel erger.
Als het regende was
de melkboer blij, maar de kopers mopperden dan dat de melk te
dun was.
De melkboer noemde de regen 'de begunstiging des hemels'.
Imposante
kerken worden gebouwd
De
grote monumenten van Amsterdam zijn de kerken
Kijk naar de Oude Kerk, het oudste gebouw van Amsterdam. Rond
1300 stond er op die plek al een kerkje.
De Nieuwe Kerk op de
Dam is jonger.
Daarnaast waren er nog vele kapellen, de Olofskapel, Kloosterkapellen,
de Agnietenkapel, de Engelse Kerk en Waalse Kerk. De Middeleeuwse
gotische kerken en kapellen zijn van oorsprong katholiek, maar
werden na de Alteratie protestants. De 17de eeuwse kerken zijn
gebouwd in de stijl van de renaissance.
Godsdienstige levendigheid
De officiële kerken uit deze periode, de kerken met torens,
waren gereformeerd. Niet-gereformeerden mochten geen publieke
godsdienstoefeningen houden.
De overheid gedoogde dat ze bijeen
kwamen in gebouwen zolang die er van buiten niet als kerk uitzagen.
Maar iedereen wist waar die waren en je kon de orgelklanken en
het gezang op straat duidelijk horen. Dat waren de schuilkerken,
zoals Onze Lieve Heer op Solder.
De eerste
kerken die speciaal voor het protestantisme werden gebouwd zijn
de Zuiderkerk, Noorderkerk en Westerkerk.
Tijdens de renaissance wordt de centraalbouw beschouwd als een
ideale vorm, omdat de heldere, geometrische opzet het meest aansluit
bij de humanistische principes.
De Ronde Lutherse Kerk, de Koepelkerk,
heeft een bijzondere, cirkelvormige bouw.
Voorgangers komen en gaan, raken van hun geloof af of raken slaags,
met elkaar of met de socialisten.
Kerkgebouwen krijgen wisselende gelovigen
In de 19de eeuw mogen de katholieken
weer kerken bouwen zoals de Mozes en Aäronkerk op
het Waterlooplein en de Sint Nicolaaskerk op de Prins Hendrikkade.
Maar kerkgebouwen veranderen ook van functie, een rooms-katholieke
kerk wordt moskee, een remonstrantse kerk wordt tv studio, een
bedehuis van de Vrije Gemeente wordt een poptempel. Kerken worden
gebruikt als supermarkten en kantoren.
Synagogen
Een aparte positie nemen de joden in, die mogen grote synagogen
bouwen, zoals de Portugees Israëlitische Synagoge, maar die
gebouwen hadden geen torens, dus vielen ze niet zo op.
[1104]
Aemestelle
De bisschop
van Utrecht is de baas in het gebied in Amstelland en zet een
kerk neer waar de Amstel en de Bullewijk samen komen, het huidige
Ouderkerk aan de Amstel. Bij een stormvloed overstroomde het gebied,
maar de kerk stond op hoge grond.
Deze plaats heet Amestelle.
Wolfer van Aemstel is de eerste schout en die bouwt daar
een kasteel. Dat wordt in 1204, toen Gijsbrecht van Aemstel
II er woonde, in brand gestoken en verwoest door de bewoners
van het gebied. Zo dat was dat.
De
pastoor van Amestelle, had in 1280 de zorg voor twee kerken.
De kerk in Ouderkerk is de moederkerk, maar de dochter, de huidige
Oude Kerk in Amsterdam, groeide haar in korte tijd boven het hoofd.
[1320-1578]
Kerk der Begijnen

Kapel van de Begijnen
De
kerk was oorspronkelijk de kapel van de 14e-eeuwse begijnen.
Met de Alteratie in 1578, toen het Calvinisme de staatsgodsdienst
werd, werd het kerkje gemeente-eigendom. De katholieken mochten
de grote kerk die midden op het Begijnhof staat niet meer gebruiken
voor hun diensten. Ze moesten de kerk afstaan aan de calvinisten.
De huisjes bleven eigendom der Begijnen en zij gingen op andere
plekken gewoon door met het houden van diensten. Dat gebeurde
eerst in verscheidene huizen op het Begijnhof.
[1607]
Engelssprekende
protestanten in de stad
Ook de Pilgrim Fathers gingen gedurende enkele jaren naar deze
kerk. Er zijn nog herinneringstekens voor hen binnen en buiten
de kerk.
De kerk, die toen bekend was als de English
Reformed Church, krijgt behalve de gewone zondagmorgendienst
ook andere diensten en activiteiten.
Een Engelssprekende gemeente die geassocieerd is aan de Kerk
van Schotland en de Nederlandse Hervormde Kerk
gaat er ter kerke.
Tegenwoordig heeft de kerk 320 leden met 30 nationaliteiten.
De Kerk is één
van de oudste gebouwen van Amsterdam. Er werd onlangs voor ongeveer
één miljoen euro aan gerestaureerd.
De kerk is belangrijk voor kamermuziek in Amsterdam, met zo'n
70 concerten in verschillende stijlen per jaar. In het bijzonder
heeft het veel jonge artiesten de kans gegeven hun carrière
te beginnen. De Academie van het Begijnhof, gesticht door een
voormalige organist van de kerk, is nu één van de
belangrijkste barokorkesten van Amsterdam.
Hoog bezoek
De Engelse Koningin Elizabeth II en de Hertog van Edinburgh brachten op 5 februari 2007 een bezoek aan de Kerk. Aanleiding
is de viering van het 400-jarig jubileum van het bestaan van de
Engelse Hervormde Kerk. Ter gelegenheid van het Jubileum werd
er een speciale kerkdienst gehouden waar ook Koningin Beatrix
bij aanwezig was.
[1671]
R.K.
Joannes en Ursulakapel

Begijnhofkapel
/ interieur van de kapel in 1929.
De Begijnen
bouwen tegenover hun oude kerk op nr.29 in twee huizen een schuilkerk:
de enige echte Begijnhofkapel. De architect
is Philips Vingbooms.
Tegenwoordig is de kapel al lang geen schuilkerk meer, het is
al die tijd een levende plek van de katholieke gemeenschap geweest
bekend als de Nieuwe Heilige Stede. Officieel is
het een parochiekerk, gewijd aan St. Joannes en Ursula.
De kerk
heeft haar in- en uitgang op het Begijnhof via een portaal dat
een kopie is van het oorspronkelijke portaal in de Wijde Kapelsteeg,
onderdeel van De Heilige Stede [1345-1909] aan het Rokin.
De gevel van de Begijnhofkapel is min of meer in de vorm van een
woonhuisgevel met empire vensters gebouwd. De kapel wordt door
Toscaanse zuilen in drie beuken verdeeld. De twee buitenste hebben
galerijen.
Het hoofdaltaar heeft gemarmerde Corinthische zuilen en een schilderij
dat de Hemelopneming van Maria voorstelt. [Nicolaas
Moeyaert 1649].
Een wijziging aan het altaar
heeft in 2000 plaatsgevonden, nadat de verloren gewaande 'Maria
Tenhemelopneming' op een veiling in Amerika werd teruggevonden.
Ook de twee zijaltaren hebben schilderijen van Nicolaas Moeyaert,
Links 'De Kruisiging' en Rechts 'De geboorte van Christus'. Er
staat een notenhouten Rococo preekstoel met trapje uit 1757.
[1306]
De Oude Kerk
De Oude Kerk is het oudste nog bestaande gebouw van Amsterdam.
De kerk werd gewijd aan de heilige Nicolaas,
bisschop van Myra, door Guy van Avesnes, de bisschop
van Utrecht. Tot de Alteratie heette de kerk dan ook de Sint
Nicolaaskerk. Sint Nicolaas was onder
meer de patroon van de zeelieden en werd vooral in havensteden
vereerd.
In september 2006 werd het 700-jarige gebruik van deze kerk gevierd.
Ter gelegenheid hiervan werd op 17 september een replica terug
gehangen van het tijdens de Beeldenstorm
van 1566 verdwenen Angelusklokje in het kleine torentje boven
op het kerkdak.

De kapel ongeveer in 1306
Op de plaats waar de Oude Kerk staat, stond in de 13e eeuw een
kleine houten kapel met een begraafplaats. Bekend is dat in 1280
de
pastoor van Amestelle, het huidige Ouderkerk, de
zorg had voor twee kerken. Vermoedelijk was de tweede, de aan
Ouderkerk ondergeschikte Oude Kerk in Amsterdam. De kerk in Ouderkerk
is dan wel de moederkerk, maar was door de dochter te Amsterdam
in korte tijd boven het hoofd gegroeid.
.
[1334]
Amsterdam wordt
een zelfstandige parochie
De Oude Kerk wordt de parochiekerk met een eigen pastoor. Hieraan
kwam in het begin van de 15e eeuw een einde toen het westelijk
deel van de stad met de Nieuwe Kerk een eigen parochie kreeg.
Sindsdien sprak men van de Oudekerks- en Nieuwekerkszijde, wat
spoedig verkort werd tot Oude- en Nieuwezijds.
De Oude Kerk bleef voorlopig de hoofdkerk van Amsterdam
[1421/1452]
De stadsbranden hebben de Oude Kerk niet
verwoest
De Oude Kerk heeft een rijke bouwgeschiedenis. In de tweede helft
van de 13e eeuw werd de houten kapel vervangen door een stenen
zaalkerk.
Na 1300 bouwden de Amsterdammers de eerste
hallenkerk van Holland.
In de eerste helft van de 16e eeuw is de kerk verbouwd. Eerst
werd het schip verhoogd met een lichtbeuk, daarna, rond 1550,
werd ook de kruising verhoogd. Tenslotte werd in 1558-1560, met
de opbrengst van een loterij, een lichtbeuk op het koor geplaatst
en werd in 1564 de toren verhoogd. Het laatste was noodzakelijk
geworden door de verhoging van het schip met een lichtbeuk. In
1565 werd de huidige Oudekerkstoren gebouwd.
Problemen met de fundering hebben echter in 1951 geleid tot de
sluiting van de kerk wegens instortingsgevaar, waarna een 24 jaar
durende restauratie plaatsvond. In 1994/1998 is de kerk opnieuw
gerestaureerd.
De Oude Kerk is een voorbeeld van Hollandse baksteengotiek. De
constructie is licht, omdat de heipaaltjes waarop de kerk staat,
niet genoeg draagvermogen hebben: de toegepaste heitechniek was
nog primitief.
Het verhaal dat de kerk gebouwd zou zijn op een
uitloper van het Muiderzand is een
fabel gebleken.
Het karakter van een hallenkerk is bewaard gebleven.

De groentemarkt bij de Oude Kerk / Hermanus Petrus Schouten (1778)
Groentemarkt
Iedere maandag en vrijdag verkochten de tuinders uit de Diemermeer
tussen twaalf en één uur hun producten bij de kerk.
Op de prent zijn alle aanbouwtjes te zien zoals kapellen,
het doodgravershuis en het kantoor van de huiszittenmeesters die
verantwoordelijk waren voor de armenzorg.
[1566]
Beeldenstorm en
Alteratie
Tijdens de Beeldenstorm in 1566 zijn de altaren van de Oude Kerk
beschadigd.
Na de Alteratie van 1578
werd de kerk ontdaan van zijn beelden en dergelijke en heringericht
voor de protestantse eredienst.
In 1584 mochten de kooplieden in de kerk
beurs houden.
Vanaf 1632 vonden de vergaderingen van de Kerkenraad afwisselend
plaats in de Oude en Nieuwe Kerk.
Door de bouw van het stadhuis
aan de Dam won de Nieuwe Kerk aan inbloed en werd definitief de
hoofdkerk. Sinds die tijd nam het belang van de Oude Kerk af.
[1345]
De
Heilige Stede

Kapel Heilige Steede, Nieuwezijds Kapel
Op 15 maart spuugt een zieke man een hostie in het vuur, maar die
verbrandt niet. Het gebeurde in een huis in de Bindwijk (nu: Kalverstraat).
Een priester wil het voorval geheim houden en neemt de hostie mee
naar de parochiekerk. Maar, o wonder, de volgende dag ligt het weer
in het huis van de zieke man. Dat mirakel is wel een kapel en een
jaarlijkse processie waard.
De Heilige Stede is de naam van
de kapel die in 1544 werd gebouwd op de plek waar het wonder heeft
plaatsgevonden.
Na
de Alteratie ging de kapel over in handen van de protestanten, die
het gebouw de Nieuwezijds Kapel noemden. Nadat ze het gebouw
buiten gebruik hadden gesteld lieten de hervormden de kapel in 1908
slopen om te voorkomen dat deze ooit nog door katholieken zou worden
gebruikt.
De functie van Mirakelkerk werd overgenomen door de schuilkerk
aan het Begijnhof.
Onderdelen van De Heilige Stede zijn te vinden
in de Enge Kapelsteeg en op het dak van de 'De Papegaai' in
de Kalverstraat. Enkele fragmenten van de kapel kwamen op Frankendael
in de Watergraafsmeer terecht.
Op het Rokin is de Mirakelkolom samengesteld. Vanwege de
bouw van de metro Noord-Zuidlijn is het gedenkteken gedemonteerd
en opgeslagen.
[1397]
Agnietenklooster

Oudezijds
Voorburgwal
Het Agnietenklooster
werd in 1397 gesticht door Zusters
van het Clarissenklooster, volgens de
kroniek van het klooster op 20 januari, de naamdag van
St. Agnes. Clarissen leven in volkomen afzondering
van de wereld, vol armoede, boete en beschouwing.
Bij de grote
stadsbrand van 1452 is 'dit geheele convent verbrant totten pulver
toe', alle, hoogstwaarschijnlijk houten gebouwen gingen verloren.
De herbouw begon met een groot huis aan de Oudezijds Voorburgwal.
Dit herbergde in eerste instantie alle gebruikelijke onderdelen
zoals kerk, keuken, refter, spinkamer en slaapzaal. Deze functies
kregen langzamerhand een eigen onderdak naarmate meer gebouwen
waren voltooid. Ter plaatse van de voormalige kapel kwam een bleekveld
en iets ten noorden daarvan verrees in 1470 de nieuwe Agnietenkapel.
Religieuze
enclave
Op de vogelvluchtkaart van Cornelis
Anthoniszoon uit
1544 is goed te zien dat in deze omgeving een ware religieuze
enclave binnen de stad was ontstaan. Amsterdam telde ruim twintig
kloosters die merendeels in de zuidoosthoek van de stad stonden.
Naar de aard van de deze complexen werd de plek ook wel de 'stille
zijde' werd genoemd. Zowel de burgwallen als de verkaveling en
bebouwing van de gronden kenmerkten zich door bescheiden afmetingen.
In deze omgeving vielen de kloostercomplexen op door hun grote
omvang en hun gesloten karakter. De muren en vrijwel blinde straatgevels
van de kloostergebouwen vormden vier vleugels rond de open binnenterreinen
die in gebruik waren als kloosterhof, kerkhof, bleekveld en tuin,
boomgaard, kruiden- en moestuin.
Deze 'in haarzelf gekeerde' wereld raakte langzamerhand sterker
bij het stadsleven betrokken. Om de financiële nood enigszins
te verlichten verrezen vanaf het einde der vijftiende eeuw ook
huurhuizen aan de randen van de kloosterterreinen.
Na de Alteratie
[1578] kwamen de kloostercomplexen in handen van de stad. Van
het Agnietenklooster ist alleen nog de voormalige kapel overgebleven.
De
Doorluchtige School [Atlas
van Fouquet, 1760-1783]
Haar lange bouw- en gebruiksgeschiedenis kent drie fasen die in
belangrijke mate haar voorkomen bepalen.
Dat zijn de herbouwde
vijftiende- eeuwse kloosterkapel [1470], de zeventiende-eeuwse
verbouwing tot Athenaeum Illustre [1631]
en de restauratie uit 1921 voor de Universiteit van Amsterdam
waarbij de architect Antoon Abel Kok [1881-1951]
de historie weer zichtbaar maakte en eigentijds vormgegeven onderdelen
toevoegde. Hij verrichte onderzoek ten behoeve van de werkzaamheden
en deed daarvan schriftelijk verslag, waarbij een belangrijk deel
van de geschiedenis werd ontrafeld. Omdat de voormalige kloosterkapel
sinds deze werkzaamheden niet meer ingrijpend is gewijzigd vormt
zij tevens een belangrijk restauratiehistorisch document. De Agnietenkapel
is een sterk voorbeeld van Koks hand en visie.
[1988]
Universiteitsmuseum
Sinds 1991 hangt aan de wanden van geschuurd pleisterwerk weer
een portrettengalerij van veertig 'geleerde en vermaarde mannen
van allerlei staat en gezindheid', zoals wetenschappers en staatslieden.
De afbeeldingen zijn onderdeel van de grote collectie die in 1743
werd geschonken door oud-schepen en koopmanverzamelaar Gerard
van Papenbroeck. In de negentiende eeuw
waren de portretten verspreid geraakt over allerlei verschillende
locaties, maar de museumconservator bracht de verzameling weer
naar geboortegrond van de Universiteit van Amsterdam.
[1408]
De
Nieuwe Kerk
De Nieuwe Kerk is in het begin van de 15e eeuw
gebouwd op de Dam op een plek
waar tot dan een boomgaard was. In 1408 kreeg de kerk, toen nog Onze Lieve Vrouwekerk of Maria- en Catharinakerk genoemd, de bisschoppelijke
goedkeuring. De bouw was toen al
ver gevorderd. Er is veel aan de kerk verbouwd en herbouwd. Een
van de laatste delen van de kerk die werden voltooid is de noordelijke
dwarsarm uit 1530-1540, die vertoont stijlelementen uit de Renaissance.
Tot drie maal toe brandde de kerk af en vooral in de winter van
1645 was de schade groot toen het dak vrijwel geheel afbrandde.
[1565]
Toren op de kerk?
Tot tweemaal toe is er een begin gemaakt met het bouwen van een
kerktoren bij de kerk. In 1565 waren de fundamenten gelegd, maar
door het veranderende religieuze en politieke klimaat werd de
uitvoer van de plannen onmogelijk gemaakt.
In 1646 werd een tweede poging gedaan. Jacob
van Campen, ook de architect van het Paleis op de Dam, ontwierp een toren
in een gotiserende stijl, maar in 1653 werd de bouw al gestaakt
en in 1783 werd de onvoltooide romp gesloopt. Wat overbleef is
de onderbouw voor de westgevel van de kerk.
Tussen 1959 en 1980 werd de kerk ingrijpend gerenoveerd. Door
de ontkerkelijking kon de Hervormde Gemeente de kosten voor onderhoud
en beheer niet meer opbrengen en daarom werd besloten om de kerk
tot cultuurcentrum te verbouwen. Tot op heden worden er afwisselende
tentoonstellingen georganiseerd in de kerk, vaak van volkenkundige
aard. Daarnaast vinden orgelconcerten plaats.
Koninklijke activiteiten
De
Nieuwe Kerk wordt, sinds Koning Willem I in 1814 in deze
kerk de eed op de grondwet aflegde, ook gebruikt voor koninklijke
huwelijken en inhuldigingen.
De inhuldiging van Koningin Beatrix vond er plaats op 30 april
1980. Op 2 februari 2002 trouwden Prins Willem-Alexander en Prinses Máxima in de kerk.

De inhuldiging van Koning Willem-Alexander en
koningin Máxima op 30 april 2013
In de kerk bevindt zich de graftombe van Michiel Adriaenszoon
de Ruyter. De tombe is het werk van Rombout Verhulst en Willem de Keyser. Ook Jan van Galen en Joost
van den Vondel hebben in de Nieuwe Kerk hun laatste rustplaats
gevonden.
[1620
/ 1631]
De Westerkerk

De Westerkerk
is de grootste Protestantse kerk ter wereld.
De stadsuitleg van 1613 maakte het noodzakelijk om nieuwe kerken
te bouwen.
De eerste steen werd gelegd op 9 september 1620. Op Pinksterdag
1631 was de eerste predikatie.
De Westerkerk moet een grote kerk worden en daarom werd de bevolking
van de Jordaan alvast aan een kleinere kerk geholpen
dat was de de Noorderkerk.
De Westerkerk is ontworpen door Hendrick
de Keyser en lijkt veel op Zuiderkerk, maar
is monumentaler. De kerk is een basiliek, met één
middenbeuk en twee zijbeuken. Omdat de middenbeuk hoog is komt
er meer licht binnen, daarom wordt die de 'lichtbeuk' genoemd.
Aan de kant van de Prinsengracht was het
kerkhof dat al in 1655 gesloten werd. In de noordelijke zijhoek
van de kerk werd Rembrandt van Rijn in 1669 begraven. Ook Rembrandt's
zoon Titus en minnares Hendrickje Stoffels liggen er begraven.
Andere schilders die in deze kerk werden begraven zijn Nicolaes
Berchem, Gillis Claesz. de Hondecoeter en Melchior de Hondecoeter
De Westerkerk is
voor de bewoners van de Jordaan
De beroemde Westertoren is vanuit de hele Jordaan te zien en te
horen. De klokken werden niet alleen geluid bij begrafenissen
en voor andere godsdienstige doeleinden. Vooral geven de klokken
de tijd aan, dag en nacht.
In de veertiende eeuw werd de beiaard met zijn 50 klokken bediend
door een speeltrommel.
Later werd het carillon bespeeld met een stokkenklavier waarmee,
muzikaal, prachtige klanken over de Jordaan uitgestort werd. Vanzelfsprekend
waren het de klokkengieters Hemony de mannen die in 1658 zuivere
klokken maakten.
Amsterdam heeft vier Hemony beiaarden in respectievelijk de toren
van de Oude kerk, de Zuidertoren, de Munttoren en de Westertoren.
De klok die de uren slaat, de zogenoemde bourdon, is in 1636 door
klokkengieter Assuerus Koster gegoten. Twee keer per jaar wordt een nieuw deuntje op de speeldoos
aangebracht. Op zondag luiden de klokken.
Lees verder over de Westertoren
Huwelijk
In de kerk werd op 10 maart 1966 het huwelijk
van Prinses
Beatrix en Prins Claus ingezegend. Er heerste
een anti-Claus stemming. Zo kreeg
de bereden politie in Amsterdam een anoniem bericht waar in stond
dat alle paarden geïnjecteerd zouden worden met het "gek
makende" middel LSD. Claus zei:"Niemand kan dit verleden
ongedaan maken, maar ik zou graag willen vragen ons de kans te
geven om samen met u allen aan een nieuwe toekomst te bouwen"
Lees verder over het
huwelijk

De Keizerskroon
De Westertoren
De
bijnaam van de Westertoren is Lange Jan of De ouwe Wester.
De toren wordt bekroond met de keizerskroon van Maximiliaan
I van Oosterijk.
In 1489 schonk Maximiliaan I van Oostenrijk Amsterdam het recht
zijn kroon op het stadswapen te dragen uit dank voor bewezen diensten.
Nadat Maximiliaan in 1493 tot keizer werd gekozen en in 1508 werd
gekroond, verving de stad de koningskroon door een keizerskroon.
Architect Walter Kramer krijgt de opdracht een plan voor
restauratie van de toren te maken.
In 2006 begint de restauratie die 10 mei 2007 klaar is.
[1620]
De Noorderkerk

Noorderkerk
/ IJspret bij de Noordermarkt schilderij J v. Beerstraten [1691]
De eeuwenoude
Noorderkerk is de eerste kerk in Amsterdam, speciaal voor de protestantse
erediensten gebouwd. De reden om de kerk te bouwen werd als volgt
omschreven:
"De
luyde, woonende op t'Nieuwe Werck by de Prinsengraft ende den
qaertiere daar omtrent seer doleerden van de groote discommodatie
ende onbequamheyt die sy hebben om Godes woord te hoore, doordien
sy soo verre geseten syn van de kercken in de oude stad staende"
De kerk is gebouwd tussen 1620 en 1623.
naar een ontwerp van Hendrick de Keyser
Net als de Westerkerk, is het gebouw neergezet om de in de 17e
eeuw snel groeiende bevolking van de Westelijke Grachtengordel
en de Jordaan een protestantse kerk te bieden.
De stadstimmerman Hendrik Jacobsz Staets en de toenmalige
stadsmetselaar Cornelis Danckerts hebben het werk van Hendrick
de Keyser, na diens dood samen, met diens zoon Pieter, voltooid.
Dat wijst op de grote betrokkenheid van het stadsbestuur en de
voorname plaats die kerkenbouw toen in Amsterdam innam.
De plattegrond heeft de vorm van een Grieks kruis. Een klein open
koepeltorentje is op de kruising gezet. Die centrale opzet van
de ruimte was volgens het protestantse ideaal om de verkondiging
van de boodschap van God in het midden te laten plaatsvinden.
De kansel staat op een voet van rood en zwart marmer.
De kerk
werd in 1929 gesloten omdat er te weinig kerkgangers kwamen.
De Noorderkerk is gerestaureerd tussen 1993 en 1998 en nog nog
steeds in gebruik bij de Hervormde gemeente, maar bij de restauratie
is bedongen dat de kerk ook voor culturele activiteiten wordt
gebruikt. Er worden regelmatig, op zaterdagen Noordermarktconcerten
gehouden. Rond de kerk zijn oproerige vergaderingen gehouden.
Monument Jordaanoproer

Bij de ingang van de Noorderkerk staat een monument ter herdenking
aan het Jordaanoproer
in de week van 4 juli 1934. Er vielen zes doden en vele tientallen
gewonden.
Het beeld stelt twee vrouwen en een man voor, verbonden door een
brede band. Hiermee wordt de solidariteit onder de mensen, en
de belangrijke rol die de vrouwen hebben gespeeld, gesymboliseerd.
"Eenheid is de sterkste keten"
Als voorbeeld is de vrouw genomen die op de avond van 4 juli 1934
op de tafel ging staan en zei: "Ik krijg nu zeven gulden
minder".
Het bronzen beeld is gemaakt door Sophie Hupkens.
Plaquette
Aan de zuidzijde van de kerk is een plaquette aangebracht die
herinnert aan de Februaristaking van 1941, in verband waarmee
op de Noordermarkt toen verboden openbare bijeenkomsten waren
om te protesteren tegen het wegvoeren van 400 joodse Amsterdammers.
[1671]
De
Oosterkerk
Een
van oorsprong Nederlands Hervormde kerk aan de Wittenburgergracht.
De kerk is gebouwd in de periode 1669-1671 naar een ontwerp van
architect Adriaan Dortsman met medewerking van Daniël
Stalpaert.
In 1659 is door het vroedschap van Amsterdam besloten om twee
kerken te bouwen, de Oosterkerk en de Eilandskerk. Beide houten
gebouwen zouden in de toekomst door stenen kerken worden vervangen.
De oude Oosterkerk is later vervangen door een stenen kerk, echter
niet op de oorspronkelijke plaats op het Rapenburg maar op Wittenburg.
De plattegrond
is een vierkant, door pijlers met bogen verbonden, verdeeld in
een gelijkarmig kruis.
De kerk werd in 1963 wegens bouwvalligheid werd gesloten.
In 1969 kwam de Oosterkerk in bezit van de gemeente Amsterdam
en werd de kerk grotendeels in historische staat hersteld. Vóór
de restauratie had de gemeente overigens plannen om de kerk te
slopen als onderdeel van het grootschalige stadsvernieuwingsproject.
Door optreden van de buurtbewoners is dat uiteindelijk niet gebeurd.
Sinds 1985 wordt de kerk gebruikt door instellingen op sociaal
en maatschappelijk gebied.
[1535]
Wederdopersoproer
Tijdens
een bijeenkomst van de Wederdopers op 11 februari 1535 trekt één
van de gelovigen tijdens het gebed zijn kleren demonstratief uit
en gooit die op een vuur. Onder het roepen van "Wee,
de wrake Gods"
stormt de hele groep naakt de straat op. Dat was volgens
hen een eerlijke naaktheid.
Ze beschouwden alle bezittingen,
zelfs kleding,
als aards slijk. Op
10 mei van dat jaar bezet een groep Wederdopers onder leiding
van Jan van Geel het stadhuis van Amsterdam, met de burgemeester
en al. Ze dachten dat de burgerij hen zou steunen, maar dat gebeurde
niet.
Mennonieten
Wederdopen heet in de geschiedenis Anabaptisme. De aanhangers
werden ook mennonieten genoemd naar de hervormer Menno Simons.
De kerkelijke stroming dateert uit de tijd van de Reformatie en
volgens anabaptistische geschiedschrijvers al ver daar voor. Bekende
wederdopers of doopsgezinden zijn de socialist Klaas Ris,
en de schrijver Eduard Douwes Dekker
Lees verder
[1553]
De zeven christelijke werken van barmhartigheid
Drie ervan hebben direct betrekking op de
zorg voor weeskindere
Verzorgen
van de weeskinderen
/ Schilderij van Jan Salomonsz. de Bray [1663]
het kleden van de naakten,
het laven van de dorstigen en
het spijzigen van de hongerigen.
Op het schilderij van Jan Salomonsz. de Bray in het Franshalsmuseum,
dat vroeger ook een weeshuis was, wordt brood aan de wezen uitgedeeld.
De kinderen eten er flink van. Een meisje krijgt een kan met dunbier
te drinken, dat is een lichte biersoort die dagelijks gedronken
werd. Alle kinderen krijgen weeshuiskleren waarmee ze op straat
te herkennen zijn aan één rode en één
zwarte mouw.
Wezen zijn er altijd geweest
In de middeleeuwen en op het platteland tot in de vorige
eeuw werden weeskinderen meestal door de overheid of de kerk bij
particulieren uitbesteed. Dat werd onderhands geregeld of er was
een openbare aanbesteding. Tijdens een veiling in een herberg of
pastorie, werden de kinderen op een rij gezet en de omstander die
het minste kostgeld vroeg, dus de laagstbiedende, mocht hen mee
naar huis nemen. Een zeer vroege variant van gezinsverpleging!
In de 15de en 16de en met name in de 17de eeuw ging men er in de
meeste steden echter toe over weeskinderen op te vangen in speciale
inrichtingen.
Werckelicke hulp
De eerste weeshuisjes staan in Amsterdam tussen Rokin en Kalverstraat
en bieden plaats aan zeven of acht kinderen. Maar wanneer hun aantal
in 1553 is uitgegroeid tot 200, zijn de huisjes te klein en het
geld is op. De kinderen zullen het huis moeten verlaten 'tenzij
dat het bij mijnheeren de Burgemeesteren werckelicke hulp ende assistentie
gedaen werdt.'
Er wordt een huis aan de Kalverstraat gekocht. Om de nieuwbouw van
een Burgerweeshuis te betalen wordt een loterij gehouden.
Dat wordt het eerste weeshuis van de stad.Tegenwoordig is dat het
Amsterdam (historisch) Museum.
Meer over opvangen en opvoeden
van kinderen
[1566]
De Beeldenstorm
De
actie waaide over van Antwerpen naar Amsterdam. Kerken en kloosters
werden geplunderd, maar dat gebeurde niet altijd uit godsdienstige
overwegingen.
Volgens de opvolgers van Calvijn moesten alle heilige beelden
en kunstwerken uit de kerk verdwijnen. Calvinisten wilden dat
het christelijke geloof weer eenvoudig werd.
Bij de doop van een kind in de Oude Kerk, kwam het tot een uitbarsting
toen de kapelaan weigerde de dienst gewoon in het Hollands te
houden. De schout en stadswakers verloren de vechtpartij die ontstond,
maar de schutterij herstelde de orde. De Dam werd afgeschermd
omdat de burgemeesters bang waren dat een aanval op het stadhuis
kwam. De Oude Kerk werd zwaar beschadigd maar de Nieuwe Kerk bleef
gespaard doordat 'enige burgers' de stormers tegen hielden.
Kerken worden gesloten
Het stadsbestuur vroeg Pauw, één van de onderhandelaars,
een voorstel te doen dat de orde weer zou herstellen.
In de overeenkomst die Pauw opstelde waren concessies aan de gereformeerden
opgenomen: de beelden worden uit alle kerken gehaald en die worden
gesloten. Buiten de stad zou nog wel gepreekt mogen worden.
Hagepreken
De eerste hagepreek werd tussen het riet even buiten de stadsgrens
bij de Haarlemmerpoort gehouden. Het volk kwam luisteren naar
een toespraak door Jan Arentsz, een mandenmaker. Die liep
uit op een scheldpartij tegen de katholieke geestelijkheid die
hun devotie alleen gebruikte om rijk te worden. Later werd de
Nieuwe Kerk door een woedende massa bestormd. Ze waren het niet
eens met de manier waarop de begrafenis van een hervormde vrouw
moest verlopen. De vroedschap had namelijk besloten dat alleen
vijf familieleden de dienst mochten bijwonen. Ze wilden zo voorkomen
dat er psalmen gezongen zouden worden. Een paar burgers zorgden
er weer voor dat de kerk gespaard bleef.
Geuzenavondmaal
De massa was niet te stoppen en rukte op naar het Minderbroedersklooster.
De deuren werden ingetrapt, alles kort en klein geslagen en de
voedselvoorraad geplunderd.
De volgende dag werd, na een tweede poging de Nieuwe Kerk te bestormen,
het klooster van de kartuizers gezuiverd. De schout nam vier beeldenstormers
gevangen, maar moest ze vrijlaten toen er een oploop ontstond.
De burgemeester sneed hoogstpersoonlijk de gevangenen los om zo
de schout te hulp te komen. Op 30 september werd een akkoord gesloten
met de beeldenstormers waarin zij, op aandringen van de opperkapiteins,
de Minderbroederskerk kregen toegewezen. Daar hielden ze een Geuzenavondmaal.
Dat was de prijs die het stadsbestuur moest betalen in ruil voor
het herstel van rust en orde.
[1385
/ 1485]
De Moderne Devotie

Een spirituele beweging, de Moderne Devotie, kwam op aan het eind
van de veertiende eeuw. Grondlegger ervan was Geert Grote,
afkomstig uit Deventer. Thomas a Kempis, die ongeveer een
generatie later leefde, zorgde voor verdieping in de beweging.
Het is bekend dat volgers de opvang voor pestlijders organiseerden,
niet alleen buiten de stad, maar uniek voor die tijd, ook binnen
de stadwallen. Ze regelden opvang voor weduwen, wezen en vluchtelingen.
Belangrijk was ook de impuls die de Moderne Devotie heeft gegeven
aan de ontwikkeling van mensen. Aanleiding daarvoor waren de ontevredenheid
over misstanden in de kerk en een gebrek aan persoonlijke geloofsbeleving.
[1440]
De eerste Sint Olofskapel
De kapel werd
in de Binnenstad van Amsterdam tussen 1440 en 1450 gebouwd tegen
een grote stadspoort, de Sint Olofspoort, aan.
In 1618 is het poortgebouw afgebroken, maar de vroegere doorgang
heet nog steeds Sint Olofspoort.
De beschermheilige was Sint Olof.
Men heeft altijd gedacht dat het hier om de Noorse patroonheilige
Sint Olaf ging, de vikingvorst die
zich omstreeks het jaar 1000 tot het christendom bekeerde. De
kapel zou dan verwijzen naar de Middeleeuwse handelscontacten
met Scandinavië.
Het zou echter ook kunnen gaan om de Brabantse Sint Odulphus,
de beschermheilige van dijken. De Sint Olofskapel ligt immers
aan de Zeedijk.
Aan het einde van de 15de eeuw werd de kapel meerdere keren uitgebreid.
Er werd een veelhoekig kapelletje aangebouwd: de Jeruzalemkapel,
waarin een kopie van het Heilig Graf moet hebben gestaan. De Jeruzalemkapel
is in 1644 gesloopt.
De kapel had een houten torentje dat in 1543 van een uurwerk was
voorzien. Het torentje is in 1820 door brand verloren gegaan en
werd niet herbouwd.
Het
geloof bepaalt het levensritme van de stad
Er was een duidelijke markt voor zielenheil.
Men kon kiezen uit vele mogelijkheden om uiting te geven aan je
gevoelens van devotie. Je kon je eigen ziel of die van een verdoolde
naaste te redden. Anderen laten delen in je geloof door het stichten
van kloosters en kapellen is de boodschap.

St.Olofskapel
na 1644
[1578]
De Alteratie
De Calvinistische omwenteling veroorzaakte
het verlies van katholieke gebouwen en opheffing van katholieke
organisaties. De kloosterbroeders worden de stad uitgejaagd, alleen
de nonnetjes mogen blijven.
Het Maagdenhuis en het Begijnhof worden gespaard omdat daar toch alleen maar meisjes en oude vrouwtjes
zitten. Voor weesjongens moesten andere plekken gezocht worden.
De katholieken waren een gedoogde minderheid die hun geloof niet
publiekelijk belijden mochten en in schuilkerken bijeenkwamen.
Kooplieden gaan
in de Oude Kerk en de St Olofskapel beurs houden.
Voor Rome was de Republiek een missiegebied geworden.
Oudezijds kapel
Na de Alteratie staat de St Olofskapel of wel de Jeruzalemkapel aan de Zeedeijk een tijd leeg.
In 1602 werd de kapel overgedragen aan de gereformeerden die er
kerkdiensten gaan houden.
Sindsdien spreekt men van de Oudezijds
Kapel.
Na de laatste kerkdienst in 1912 heeft de kapel de meest uiteenlopende
bestemmingen gehad. In de jaren vijftig wordt er weer wekelijks
een kaasbeurs gehouden.
In 1964 is het gebouw op last van de gemeente Amsterdam gesloten
wegens instortingsgevaar, en in 1966 brandde de kapel vrijwel geheel
af, waarna er jarenlang een dichtgetimmerde ruïne op de Zeedijk
staat.
De ruïne is overgedragen aan de Vereniging
Hendrick de Keyser. De restauratie werd mogelijk
toen de gemeente de kapel kocht voor
een symbolische gulden en het in erfpacht met restauratieverplichting
aan de Stichting Restauratie Monumenten gaf, die op haar
beurt een gebruiksovereenstemming sloot met het Barbizonhotel
die de kapel als congrescentrum gebruikt.
[1581]
Acte van Verlatinghe / Filips
II
Filips II werd afgezworen. Hij werd niet langer erkend als heer
van Nederland.
De toekomstige vorst Filips II komt op 2 oktober 1549
op bezoek. Hij vaart vanuit Haarlem per schip naar Amsterdam en
stapt dan bij de stadspoort op een paard en rijdt naar de Dam. Daar
staat een podium voor de feestelijkheden klaar. De Rederijkers,
de beoefenaars van de kunst der 'rhotorike' zijn er niet bij want
die worden sinds het Wederdopersoproer als ketters gezien. Hun spelen
en geschriften zitten vol 'dwalingen ende blasfemie'.
Houdt op
in mijn tuin te wroeten, Spaanse beren
Wilt uw varkensrug toch achterwaarts trekken,
Of mijn knots zal het u leren
Die u het hoofd zal breken en de hals zal rekken.
De edele prins waarmee u meent te gekken
Zal te water en te land u bespringen al,
Vertrekt met uw vuile zeugen en jongen spekken
Rent, guiten, rent voordat de geus u daartoe dwingen zal.
De Staten Generael van de geunieerde Nederlanden schreven een
plakaat:
Allen dengenen
die dese tegenwoordighe sullen sien ofte hooren lesen, saluyt.
Alsoo een yegelick kennelick is, dat een Prince van den lande
van Godt gestelt is hooft over zijne ondersaten, om deselve te
bewaren ende beschermen van alle ongelijk, overlast ende ghewelt
gelijck een herder tot bewaernisse van zijne schapen: En dat d'ondersaten
niet en sijn van Godt geschapen tot behoef van den Prince om hem
in alles wat hy beveelt, weder het goddelick of ongoddelick, recht
of onrecht is, onderdanig te wesen en als slaven te dienen: maer
den Prince om d'ondersaten wille, sonder dewelcke hy egeen Prince
en is, om deselve met recht ende redene te regeeren ende voor
te staen ende lief te hebben als een vader zijne kinderen ende
een herder zijne schapen, die zijn lijf ende leven set om deslve
te bewaren. En so wanneer hy sulx niet en doet, maer in stede
van zijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken,
t'overlasten, heure oude vryheyt, privilegien ende oude herkomen
te benemen, ende heur te gebieden ende gebruycken als slaven,
moet ghehouden worden niet als Prince, maer als een tyran ende
voor sulx nae recht ende redene magh ten minsten van zijne ondersaten,
besondere by deliberatie van de Staten van den lande, voor egheen
Prince meer bekent, maer verlaeten ende een ander in zijn stede
tot beschermenisse van henlieden voor overhooft sonder misbruycken
ghecosen werden (...)
De
Verenigde Provinciën
De Nederlandse Opstand, of de Nederlandse onafhankelijkheidsoorlog
(1568-1648), is de succesvolle opstand van de noordelijke zeven
provincies van de Lage Landen. Het wordt vaak beschreven als een
conflict van religie van de Nederlandse protestanten tegen de
religieuze rooms-katholieke politiek van Philips II van Spanje.
Maar er is meer aan dit conflict dan religie. Tijdens en vóór
de opstand groeide de Verenigde Provinciën van Nederland
snel uit tot een wereldmacht door haar koopvaardij. Een periode
van economische, wetenschappelijke en culturele groei breekt aan.
De lage landen waren een deel van zijn rijk dat te welvarend is
om te verliezen voor Philips II. In het begin was hij succesvol
in het onderdrukken van de opstand. Maar uiteindelijk waren het
de Verenigde Provinciën onder Willem van Oranje die
het conflict gewonnen hebben. Na 80 jaar oorlog leidde dit tot
een onafhankelijke Nederlandse republiek, de eerste Europese republiek
van de moderne tijd.
De Nederlandse "Acte van Verlatinghe" diende als voorbeeld
voor de onafhankelijkheidsverklaring van de Verenigde Staten.
[1630]
De Rode hoed
De
Rode Hoed Keizersgracht
Van
Remonstrantse kerk naar TV studio.
In tegenstelling tot het socialistische
bolwerk, gebouw Constantia dat 'degradeerde' tot kerk en moskee,
is ook een omgekeerde beweging waar te nemen.
De Rode Hoed is een debatcentrum geworden in een voormalige
Remonstrantse schuilkerk aan de Keizersgracht.
Het gebouw was oorspronkelijk een hoedenmakerij en werd voor de Remonstrantse
Gemeenschap aangekocht door wijnkoper Antoni
de Lange en doctor Jan van Hartoghvelt. De hoedenmakerij
werd afgebroken en in 1630 werd er een schuilkerk gebouwd, die
tot 1957 dienst deed.
Een kleine 250 personen waagden het in 1628 om zich, voor een
verzoekschrift, kenbaar te maken. De eerste handelingen van een
Remonstrantse gemeente in Amsterdam worden zichtbaar. Er werden
twee huizen gekocht aan de Keizersgracht bij de gangen die leidden
naar de achtererven waarop de verscholen kerk werd neergezet.
Aan Amsterdam werden drie predikanten toegedacht, maar er waren
maar twee beschikbaar. Van 1632 tot 1643 waren dat Niellius en Praevostius.
Nieuw Links
Huub Oosterhuis
ontdekte in 1989 dat het gebouw
leeg stond. Hij besluit er zijn studentenecclesia en een discussiecentrum
in te vestigen. In
1991 werd er het Sociaal Democratisch Vernieuwingsplatform Nieuw
Links van André van der Louw opgericht.
In de Rode Hoed werd ook de talkshow van Sonja Barend opgenomen
en later Het Lagerhuis.
[1586]
De Hugenoten
/ Waalse kerk

In
de Waalse kerk was oorspronkelijk de kapel gevestigd van het Sint
Paulusbroedersklooster.
De middeleeuwse kloosterkapel is in
1409 gesticht door de gemeenschap van Bogarden.
Bogarden waren de mannelijke tegenhangers van de begijnen, vrome leken
die in een klooster samenleefden zonder een kloostergelofte. In
1586 werd de kapel afgestaan aan de Franse Hugenoten.
De de hugenoten
werden in hun land met geweld gedwongen zich tot het katholicisme
te bekeren. Ongeveer 12.000 hugenoten vluchten naar Amsterdam.
Dat betekende dat een kwart van de Amsterdammers Frans was.
Er
kwamen hele Franse buurten en kroegen, en een Franse kerk. Dat
was niet altijd naar de zin van de Amsterdammers die de Hugenoten
die hun eigen taal bleven spreken en schrijven en op die manier
zorgen voor 'verfransing ' van de Hollandsche woordenschat, maar
wantrouwen.
Veel hugenoten trokken naar de Nederlanden, omdat ze daar met
hun calvinistische geloof de meeste aansluiting vonden.

Een Franse boekhandel op de Dam tegenover de beurs
De Hugenoten
gingen zich bezig houden met het drukkers- en uitgeversvak, voornamelijk
omdat die gilde vreemdelingen toeliet, maar ook omdat veel belangrijke
boeken in het Frans geschreven zijn. Amsterdam groeide uit tot
het centrum van het internationale boekenbedrijf. Drukkers leveren
goed werk tegen scherpe prijzen. Bovendien hadden boeken hier
weinig te vrezen van overheidscensuur.
Er werden boeken uitgegeven die in andere landen verboden waren.
Vaklieden uit heel Europa trokken daarom naar Amsterdam.

Aanslag op de pasteur, Jean Henri Francois 12 oktober 1755
Aanslag
Een bakkersknecht
genaamd Langel, die al bijna tien jaar in Amsterdam woonde, beweerde
dat de dominee een tovenaar was die hem aan de duivel geketend
had omdat hij niet met de dochter van een ouderling mocht omgaan.
Hij loste een schot op de preekstoel. De dominee was licht gewond
en de bakkersjongen ging het Dolhuis in waar hij in 1777 overleed.
[1631]
Het
Waalse Weeshuis
De Waalse Gemeente was al vele jaren in groei en bloei toen de
Kerkenraad ontdekte dat veel weeskinderen van arme ledematen niet
in het Burgerweeshuis geplaatst konden worden omdat de ouders
niet als echte Poorters (burgers) aangemerkt werden.
Met toestemming van het Stadsbestuur en ondersteund door giften
en legaten werd voor hen in de Laurierstraat in 1631-1671 een
weeshuis opgericht.
Het gebouw had drie gevels en de ingang werd in de volksmond de
Waalen Poort genoemd. De achteringang was op de Lauriergracht.
Het vuile- en het schoone weespad herinneren aan het weeshuis.
Veertig jaar later was de behuizing veel te klein en ging men
naar een deftig groot gebouw tussen de Vijzelgracht, Prinsengracht
en Weteringdwarsstraat. Het Hospice Wallon werd later uitgebreid met vleugels voor oude vrouwen en mannen.
In 1971 werd het onder de naam Maison Descartes in gebruik
genomen als Frans cultureel instituut. In 2016 zal Frankrijk niet meer bijdragen aan het weeshuis.
Het Franse taal- en cultuurcentrum Institut Français verdwijnt uit de stad. Het gebouw staat te koop. Zeer tegen de zin van de docenten die een petitie starten.
[1632]
De Oude Lutherse kerk
De kerk is
gebouwd aan het Spui, hoek Singel op de plaats waar vroeger de
huiskerk van de Lutheranen stond. Al vanaf 1604 werd op deze plaats,
een pakhuis genaamd Den Vergulden Pot, gekerkt. Via
aankoop van naastgelegen panden werd de oppervlakte van de kerk
steeds groter.
In 1632 gaf de stad Amsterdam toestemming om in plaats van de
zeven gebouwen een nieuw kerkgebouw te plaatsen.
Even was er nog
sprake van dat de kerk op de Lauriergracht, hoek Konijnenstraat,
zou komen te staan.
De kerk wordt behalve voor godsdienstige bijeenkomsten ook voor
andere doeleinden gebruikt.
In 1790 hield de Mij tot Nut van 't Algemeen haar eerste algemene
vergadering. Door het teruglopen van het kerkbezoek heeft het
kerkbestuur sinds 1961 de kerk en bijgebouwen verhuurd aan de
Universiteit van Amsterdam.
In een bijgebouw is plaats ingeruimd voor de Tetterode-bibliotheek van de architect K.P.C. de Bazel.
[1670]
Ronde
Lutherse Kerk
De
tweede 'nieuwe' Lutherse kerk werd tussen 1668 en 1671 gebouwd.
De lutheranen vroegen zich af hoe een lutherse kerk kan bestaan
in een land waar men eerst katholiek en later calvinistisch is.
Dus kwamen er ook lutherse huiskerken.
Het
stichtingsjaar van de Evangelisch-Lutherse Gemeente is 1588 toen
er voor het eerst een samenvatting van het lutherse geloof aan
de burgemeesters van Amsterdam werd overhandigd.
De naam was toen: Christelijke gemeente toegedaan de Augsburgse
Geloofsbelijdenis.
Later kregen ze de naam die ontleend is aan de kerkhervormer Maarten
Luther (1483-1546).
In 1588 hebben ze een 'ziekentrooster' aangesteld. Ook was er
een koster. Godsdienstoefeningen werden in alle stilte gehouden
ten huize van geloofsgenoten, nu eens bij de een, dan weer bij
de ander. In samenwerking met Ligarius, predikant van de
gemeente te Woerden, werd de organisatie uitgebouwd en in 1592
de eerste 'kerkelijke ordonnantie' opgesteld.
Er werd hoofdzakelijk in het Duits gepreekt en de predikanten
waren meestal Duitsers. Maar langzaam zet een verhollandsing in
en dat leidde tot langdurige partijtwisten. De stedelijke overheid
wilde geen tweede lutherse gemeente in de stad.
De Nieuwe Kerk, ook Ronde Lutherse Kerk genoemd, vloog in 1822
in de brand. Die werd herbouwd en omdat het verboden was er een
kerktoren op te zetten, maakten zij er een koepelkerk van. In
het kleine torentje op de koepel, lantaarn genaamd, werd de lutherse
zwaan afgebeeld.
De lutheranen
verlieten de kerk in 1935.
Na de sluiting werd zij voor concerten
gebruikt. Ook was er een tijdlang een tentenshow / zeilmakerij in
gevestigd. In 1975 werd de kerk in gebruik genomen door het Sonesta
Hotel. De hotelgasten konden door een tunnel naar de kerk lopen
voor congressen en concerten.
In 1984 vloog de koepel weer in brand. En op 3 februari 1993 werden
het interieur en het dak van de Koepelzaal verwoest. De restauratie
duurde 16 maanden, in juni 1994 was de Koepel weer hersteld.
Alleen was het koperen dak nu koperkleurig en niet meer groen.
Tegenwoordig heeft een ander hotel de kerk in gebruik voor vergaderingen
en televisieshows. Met kerst is er meestal een diner voor dak-
en thuislozen.
[1639]
De
Portugees-Israëlietische Synagoge
De zogenoemde Snoge
staat aan het Mr. Visserplein.
De eerste Joden die zich sinds het einde van de 16e eeuw in Amsterdam
vestigden, kwamen uit Spanje en Portugal. Aanvankelijk mochten
deze Sefardim niet in het openbaar hun godsdienst belijden.
In 1639 bouwden de Portugese Joden aan de voormalige Houtgracht
voor het eerst een synagoge die vanaf de straat duidelijk zichtbaar
was. Daarmee kwam een einde aan de periode van de verstopte huissynagogen.
Handelscontacten
Het zal zeker een rol hebben gespeeld dat de Portugese Joden met
hun handelscontacten met de landen rond de Middellandse Zee een
belangrijke bijdrage leverden aan de Amsterdamse Gouden Eeuw.
In de tweede helft van de zeventiende eeuw werd de Joden al toegestaan
synagogen te bouwen op markante plaatsen, terwijl de katholieken
geen kerken mochten bouwen die vanaf de straat als zodanig herkenbaar
waren.
De Portugees-Israëlietische
Synagoge werd gebouwd op de plaats waar tot de stadsuitbreiding
van 1663 een nachtpost met de naam 'Sint
Antoniespoort' stond,
een verwijzing naar de gelijknamige stadspoort, de huidige Waag,
op de Nieuwmarkt.
Het kolossale gebouw domineerde
de omgeving en doet dat eigenlijk nog steeds. Toen het
gebouwd werd, was het de grootste synagoge ter wereld.
De vorm van het gebouw zelf refereert aan de Tempel van Salomo
in Jeruzalem.
De synagoge kreeg geen begraafplaats in de directe nabijheid;
als begraafplaats diende Beth Haim in Ouderkerk a/d Amstel.

[L]
Muiderstraat, met de zijgevel van de synagoge.
[R]
Portugees Israëlitische vleeshal, Nieuwe Kerkstraat.
De vleeshal werd in 1883 gebouwd en in 1959 gesloopt om plaats te maken voor een parkeerplaats voor het 'Metropool'gebouw in de Weesperstraat, dat er nooit gekomen is.
De Nieuwe Kerkstraat tussen de Amstel en de Weesperstraat was het armste deel waar veel uit Oost Europa gevluchte joden woonden.
Er waren veel joodse slagers gevestigd. In 1913 werd er een nieuw sjoel ingericht waar 192 mannen en 26 vrouwen in konden.

Op nr.16 was een hofje voor arme Portugees-Joodse vrouwen.
Een rijke man, Fernandes Nunes gaf zijn naam aan het huis. De bewoners werden in 1943 weggevoerd en vermoord. Het huis werd geplinderd. De gevelsteen is het enige dat overbleef.


[fragment uit het verslag van een zestienjarig joods meisje Fia Polak]
[1671]
De Grote Synagoge

Het is de
oudste van de vier synagogen waarin tegenwoordig het Joods
Historisch Museum gevestigd is. De Hoogduitse joodse gemeente
van Amsterdam is in 1635 opgericht.
Door de grote toestroom van
joodse emigranten uit Oost-Europa, op de vlucht voor oorlogen
en pogroms, groeide de gemeente zo snel dat in 1670 een perceel
werd aangekocht om een eigen synagoge te bouwen. De bouwer van
het Pintohuis en later de Portugese synagoge was Elias Bouman.
Dat kostte 33.000 gulden waarbij de stad een lening gaf van 16.000
gulden.
[1685]
Obbene Sjoel
Al snel werd besloten een tweede synagoge te bouwen. Dat werd
een houten gebouw aan de Nieuwe Amstelstraat. Beneden was een
vleeshal en boven dus de Obbene Sjoel.
De ontkerkelijking en de trek van joden uit de oude jodenbuurt
naar nieuwe wijken aan de rand van de stad in het begin van de
20ste eeuw hadden tot gevolg dat de Obbene Sjoel vanaf 1924 alleen
nog gebruikt werd als leerlokaal voor de religieuze vereniging
Tiferet Bachoeriem.
Uit een register van eind 18e eeuw blijkt dat de Grote Synagoge
toen plaats bood aan 399 mannen en 368 vrouwen. Het gebouw heeft
aan drie zijden galerijen. Twee ervan waren in gebruik als vrouwengalerij,
te herkennen aan het hoge afscheidingshek. Omdat er beneden steeds
te weinig ruimte voor mannen was zaten die ook op de galerij.
Beneden staat de Bima in het midden. Vandaar wordt de dienst
geleid.

[1752]
Nieuwe
Synagoge
Hoewel er inmiddels drie synagogen naast elkaar stonden was er
in de achttiende eeuw nog steeds sprake van ruimtegebrek. Er werd
een leeg perceel aan de Deventer Houtmarkt gekocht voor de vestiging
van de eerste Nieuwe Synagoge. Dit was een relatief klein gebouw.
Tegen 1750 werden nog eens vier belendende percelen aangekocht.
In één daarvan woonde opperrabbijn Arjeh Leib
ben Saul, de stichter van het Hoogduitse Beth HaMidrasj
Ets Chaim.
Al deze gebouwtjes, ook de synagoge van 1730, werden afgebroken
om plaats te maken voor een nieuw gebouw. Dit is de huidige Nieuwe
Synagoge.
De synagoge
werd in 1943 door de Duitse bezetters gesloten en in de hongerwinter
werd al het houtwerk opgestookt. In 1954 heeft de gemeente Amsterdam
het hele leeggeplunderde complex overgenomen en gerestaureerd.
[1765]
Uilenburger
Synagoge
Aan
het einde van de 17de eeuw vestigden vele joden zich op het eiland
Uilenburg.
Het was
vooral de grote groep uit Duitsland, Polen, Rusland
en Midden-Europa, de asjkenazim of Hoogduitse joden, die arm en
berooid in Amsterdam aankwamen.
Al op 2 september 1724 was op deze plaats een huissynagoge ingewijd.
Deze synagoge
voor de asjkenazim was oorspronkelijk vanaf de Uilenburgerstraat
bereikbaar via een gang.
Pas in 1906 ontstond door de sloop van
enkele huizen het huidige voorplein.
De statige voorgevel heeft een iets vooruitspringende middenpartij
met centrale ingang met klassieke omlijsting.
Interieur na restauratie
De synagoge heeft een traditionele indeling en ruimtelijk concept.
De eigenlijke synagoge of "sjoel" bevond zich in de
driebeukige bovenruimte met houten tongewelven, gedragen door
zuilen. De lange galerijen lopen voor de vensters langs. De galerij
boven het trappenhuis, achterin de ruimte, was voor vrouwen bestemd.
In de tweebeukige ruimte op de begane grond werden twee bruiloftslokalen
ingericht. Van 1791 tot 1808 was er één
in gebruik als Poolse sjoel. In 1889 werd een deel van
de benedenruimte bestemd tot rituele slachtplaats voor gevogelte.
De inventaris met hechal [arke, bewaarplaats voor de Torarollen
in mantels], teba of bima [spreekgestoelte] en ner
tamied [de eeuwige brandende lamp] is in de oorlog verloren
gegaan.
Boven de arke was de tekst geschreven: Ik stel mij de Eeuwige
altijd voor ogen.
De imposante kroonluchter is afkomstig uit de Westerkerk.
Na een restauratie in 1954 betrok een restauratieatelier
onder leiding van Hans
't Mannetje de voormalige synagoge. Het atelier
was opgericht door het Bureau Monumentenzorg, Diogenes en Stadsherstel,
en richtte zich zowel op de restauratie van materialen, de technieken
van de oude bouwambachten, als op het vervaardigen van gevelstenen.
De voormalige synagoge dient sinds 1988 als Nationaal Restauratie
Centrum

Beth Ha Midras Synagoge, Rapenburgerstraat.
De naam betekent 'Leerschool Boom de Levens' waar volwassenen samen kwamen om de oude Joodse Literatuur te bestuderen.
[1640]
Jan Jacobszgezinden

Doopsgezinde
huiskerk van de Harde Oude Friezen in de Bloemstraat 49-51 in 1729
Het is en kleine groep doopsgezinden die in de Bloemstraat bijeen
kwam. Ze worden ook wel de Oude of Harde Friezen genoemd. Jan Jacobsz was een strenge ouderling uit Harlingen die bijvoorbeeld
vond dat niemand handel mocht drijven met een man die een afvallige
vrouw had. Hij eiste van een vrouw die met een niet-doopsgezinde
man getrouwd was haar kinderen niet te laten dopen. Gebeurde dat
toch dan moest een volgend kind voor de vader verstopt worden.
Toch
had hij een paar aanhangers die hem vergeleken met Menno Simons,
de schrijver van Het Fundamentenboek.
Jacobsz werd voor
eeuwig uit Friesland verbannen en vertrok naar Hoorn waar hij klagelijke
liederen schreef die in Amsterdam uitgegeven werden.
In 1728 verenigde
de gemeente met die van Het Lam en van De Tooren. Hun kerkje werd
verbouwd tot twee woningen.
[1650]
Collegianten

Avondmaalsviering der Collegianten in De Oranje
Appel.
In voormalige brouwerij Het Lam aan de Singel is de
Amsterdamse Verenigde Gemeente opgericht.
Een van de 'vermaners',
zoals hun voorgangers genoemd worden, is Galenus Abrahamzn.de Haan, lid van de Rijnsburger
Collegianten. Hij erkende alleen het gezag van de Bijbel en
was behoorlijk radicaal.
De Tsechische geleerde Johannes Amos Comenius woont op de Egelantiersgracht en houdt bijeenkomsten
in de Elandsstraat.
De Amsterdamse overheid verbiedt 'Socianistische'
vergaderingen.
Het socinianisme werd tijdens de Tachtigjarige Oorlog in de Nederlanden geïntroduceerd door twee Polen, Ostorodt en Woidovski. Zij kwamen naar Amsterdam en Leiden. Op advies van de Leidse universiteit werden hun boeken in beslag genomen en werden ze de Republiek uitgezet. Sindsdien heeft het socinianisme een slechte reputatie gehad in de Nederduits Gereformeerde Kerk. Bij de remonstranten hadden de sociniaanse denkbeelden meer succes
.
De collegianten komen bijeen op de Looiersgracht
en de Lauriergracht.
In 1664 komt er een scheuring die de 'Lammerenkrijgh' genoemd
werd. De Lamisten noemden zich zo omdat ze hun kerkgebouw
Het Lam mochten houden. De tegenstanders gingen naar de voormalige
brouwerij 'De Zon' en heten dus Zonisten. In 1728 splinterde
het nog verder en een paar Jan Jacobsgezinden sluiten zich
aan bij de Lamisten.
[1654]
De
Krijtberg
De Krijtberg
heet officieel de Rooms-katholieke kerk
van Sint Franciscus Xaverius.
Sinds 1654 wordt er aan het Singel in Amsterdam gebeden en gepreekt
in een huis met de naam Crijtberg. Dit huis diende als schuilkerk.
Ook na de opheffing van de orde tussen 1773 tot 1814 bleef deze
kerk in handen van jezuïeten.
Met de bouw van de huidige kerk werd in 1881 begonnen. De neogotische
kerk werd ontworpen door Alfred
Tepe en gewijd in 1883. De architect had de
opdracht een kerk te bouwen tussen de bestaande grachtenpanden
in. De kerk heeft daarom vooral ramen op grote hoogte. Naar de achterkant wordt de kerk steeds breder. Zo werd er op weinig grondoppervlak
toch een gevoel van ruimte gecreëerd.
Jezuïeten
Vanaf de oprichting in 1654 tot op heden
wordt de Krijtberg bediend door de paters en broeders van de Sociëteit
van Jezus. In
1835 werd een nieuwe pastorie gebouwd. In 1857 kwam de nieuwe
parochie St. Ignatius tot stand, bestaande uit De Zaaier,
toen aan de Keizersgracht, later aan de Rozengracht, als hoofdkerk
en De Krijtberg als hulpkerk.
In de pastorie van de kerk was ooit het Roothaan-museum
gevestigd ter ere van Jan Philip Roothaan, de
eerste Nederlandse Jezuïetengeneraal, geboren in de Jordaan.
Die kon alleen in vermomming zijn eigen kerk de Krijtberg bezoeken.
Roothaan werd in wassenbeeldenkabinetten op de kermis afgebeeld
als een monster dat cholera verspreidde.
meer
over Roothaan
[1669]
Amstelkerk
De
vroedschap besloot houten
preekschuren te bouwen op
het Amstelveld en de Oostelijke en Westelijke Eilanden.
De bedoeling was de houten kerken zo snel als mogelijk te vervangen
door een stenen gebouw. Dat lukte voor de Eilandskerk in
1739, voor de Oosterkerk al in 1671. De Amstelkerk is nooit
in steen gebouwd.
De Amstelkerk, is tussen 1668 en 1670 gebouwd als onderdeel van
de aanleg van het tweede deel van de Grachtengordel. Het ontwerp
is van Daniël
Stalpaert.
"het plein of veld aan die
Kerk egter groot genoeg te laaten,
om op het zelve, t'eenigen tyde,
eene steenen Kerk te konnen zetten"
De kerk wordt tegenwoordig verhuurd door
Stadsherstel Amsterdam, die er ook een kantoor heeft.
Een ander deel is een restaurant met een terras aan het Amstelveld
geworden.
De kerk heeft een vierkant grondplan van 28,3 x 28,3 meter, wat
neerkomt op 100 bij 100 voet, dezelfde maat als de Oosterkerk
die ook door Stalpaert is ontworpen.
In 1840 is de kerk in neogotische stijl verbouwd onder leiding
van Hendrik Springer.
[1660]
Quakers
In de Driehoekstraat en later op de Anjeliersgracht kwam een Religieus
Genootschap der Vrienden de Quakers bijeen. Het was een groep
ondogmatische gelovigen. Het leven en de overgeleverde uitspraken
van Jezus vormen een belangrijke inspiratiebron.
Quakers geloven
dat er iets van God in ieder mens is, wat door ieder mens ervaren
kan worden. Zij noemen dat het 'inwaartse licht'. Quakers proberen,
vaak met anderen samen, mensen tot elkaar te brengen om verzoening,
gerechtigheid en vrede te bevorderen. Een bekende Nederlandse quaker
is de schrijver, Jan de Hartog.
[1661]
Onze-Lieve-Heer-op-Zolder
Ons' Lieve Heer op Solder is een voormalige
schuilkerk aan de Oudezijds
Voorburgwal.
Net zoals vroeger de nabijgelegen Oude Kerk was deze schuilkerk
aan Sint Nicolaas gewijd, maar stond bekend onder de namen Het
Haantje en Het Hert. De naam Ons' Lieve Heer op Solder
dateert uit de 19e eeuw.
De schuilkerk heeft meer dan twee eeuwen
dienst gedaan totdat de grote nieuwe St. Nicolaaskerk er kwam.
Het
huis werd in 1661 gekocht door kousenkoopman Jan Hartman. Hij liet het verbouwen en uit deze periode
dateert het fraaie interieur. Het pand staat in de eerste plaats
bekend om zijn zolderkerk, gebouwd over de volle diepte van de
zolders van het huis aan de Oudezijds Voorburgwal en het daarachter
gelegen huisje in de Heintje Hoeksteeg. In de zolder van het woonhuis
is een rooms-katholieke kerk gebouwd. De kerkgangers kwamen binnen
via een ingang aan het naast het pand gelegen steegje.
Oudezijds Voorburgwal 40 lijkt een gewoon grachtenhuis. Aan de
puibalk is te zien dat het pand 17e eeuws is. Bijzonder is dat
er aan de voorgevel geen hijsbalk
zit. Aan de zijgevel, in de Heintje Hoeksteeg, is een hijsinstallatie,
een windkast, die vaak bij pakhuizen wordt gebruikt. In de steeg
valt op hoe diep het pand is.
In 1888 is het als museum ingericht.
Bij renovatie is een oude beerput gevonden die meer informatie
over de plek bevatte.
Het museum wordt 22 september 2015 door
Koningin Máxima heropend. De restauratie en herinrichting
van het zeventiende-eeuwse huis met de verborgen zolderkerk is
afgerond en het museum heeft een nieuw entreegebouw.
Het
nieuwe pand en het historische huis zijn via een ondergrondse
passage met elkaar verbonden. De nieuwbouw heeft een museumwinkel,
een café en een educatieve ruimte voor onderwijsprogramma's
over actuele thema's als religieuze diversiteit en tolerantie.
[1664]
Pestepidemieën
Amsterdam groeide van 30.000 inwoners in 1585 tot 115.00 inwoners
in 1630.
In de jaren daarna woedden enkele pestepidemieën die duizenden
slachtoffers maakten.
Er heerst een epidemie met 34.000 doden.
Voeg hierbij de Engelse zeeoorlogen en de voortdurende armoede van
het gewone volk tijdens de Gouden Eeuw en het is duidelijk dat er
grote aantallen wezen moesten worden gehuisvest.
Kruidentuin
Kruiden waren, als basis voor medicijnen, van levensbelang. In
de Hortus bekwaamden artsen en apothekers zich in de receptuur.
De Hortus is als een medicinale kruidentuin door het Amsterdamse
stadsbestuur opgericht.
Het eten van sla en spinazie
werd afgeraden
De ziekte was sinds 1450 zevenendertig keer voorgekomen. Zo stierf
rond tussen 1602 en 1636 meer dan 10% van de bevolking. Bedrijfjes
gingen failliet omdat de werknemers niet meer kwamen opdagen.
De kosters hadden grote moeite om de begrafenisdrukte in de kerk
in goede banen te leiden.
De jaarlijkse kermissen werden door de burgemeesters verboden.
De betere stand vluchtte naar buitenplaatsen rond Amsterdam.
[1678]
Luthers Weeshuis
De Laurier

In
1678 wordt weeshuis De Laurier op de gracht gevestigd in een reeds
bestaand pand. Het is in de achttiende eeuw meerdere keren uitgebreid.
De huidige voorgevel is uit 1757. Tegelijkertijd is een dwarsvleugel
met regentenkamer gebouwd.
Het gebouw is een schenking van de Lutherse koopman Jan
Geerkens.
Het heeft een hoofdgebouw en twee losstaande vleugels op het binnenterrein.
Op die manier konden de jongens en meisjes in het weeshuis worden
gescheiden. In het weeshuis werd onderwijs gegeven. Weesjongens
worden als werkjongens bij ambachtslieden in de leer gedaan. Meisjes
moeten in de huishouding werken. In het weeshuis is een bakkerij
die ook het brood bakt voor uitdeling aan de armen. Vanaf 1783
is er een apotheek en een schoenmakerswinkel aan het weeshuis
verbonden.
Drankprobleem
Het weeshuis had, net zoals het Jongensweeshuis aan de overkant,
last van weesjongens die op alle mogelijke manieren aan geld voor
drank probeerden te komen. Het was daarom banken van lening verboden
geld aan weeskinderen uit te lenen.

Binnenplaats Luthers
Weeshuis
/
De dienstingang van de Koloniale Reserve werd ook gebruikt
door de stadshondenmepper
Van weeshuis tot militair logement
Als alle wezen vertrokken zijn wordt het gebouw voor uiteenlopende
opmerkelijke bestemmingen ingericht.
In 1811 wordt het gebouw door de Franse
bezetter gevorderd om als hospitaal voor de Franse troepen
te dienen. De 141 wezen verhuizen noodgedwongen naar het Oude
Mannen- en Vrouwen huis van de Lutherse Diaconie aan de Nieuwe
Keizersgracht.
Tussen 1881 en 1930 is er een logement voor doortrekkende
officieren van het KNIL.
Het weeshuis heeft tot 1930 ook als politiebureau gediend.
De agenten van dat posthuis speelden een rol in de strijd tussen
het gezag en de socialisten.
Na een protestvergadering van het Werklozen
Comité aan de Lauriergracht breken onlusten uit. Het
is bekend als het Jordaanoproer van 4 juli 1934. Tegenstanders
van de NSB demonstreren tegen de verlaging van de werkloosheidsuitkering.
Na de oorlog werden in het voormalig weeshuis leden van de NSB,
velen getrouwd met een Duitse vrouw, met gezin en al vastgezet.
Voor de deur stond een militair met een geweer op wacht. Vreemd
genoeg werden er ook 'goeie' Nederlanders, die in Duitsland gewerkt
hadden, tijdelijk gehuisvest.
Verschillende functies
De veteranen uit het eerste Comité Zuid-Afrika, Stella
Hilsum, Ed van Thijn en
voorzitster Conny Braam
waren, samen met andere leden van het AABN, vauit hun kantoor
in het weeshuis aan de Lauriergracht 'live' getuige van Mandela's vrijlating op 11 februari 1990.
Een andere bewoner was Nederlands Palestina Komitee [NPK], een
onderdeel van een mondiale beweging tegen uitbuiting, onderdrukking,
discriminatie en racisme.
Het gebouw is een tijdje een jeugdhotel geweest en er werden
ook drugsgebruikers opgevangen.
Het herbergt een aantal kleine
zelfstandige bedrijfjes. Er was een kantoor van Spirit,
een instelling voor opvang van jongeren.
Stadsdeel Centrum is de eigenaar van het pand en wil er na de
restauratie opnieuw kleine bedrijven in huisvesten.
Waterkelders
Tijdens het restaureren van de fundamenten van het weeshuis zijn
in 2010 unieke waterkelders aangetroffen. Architectuurhistoricus
Pieter Vlaardingerbroek, van Bureau Monumenten is
enthousiast over de vondst. In Amsterdam waren veel kleine waterkelders,
onder meer onder woonhuizen. Maar zelden verkeren ze in goede
staat. Deze twee waterkelders konden ieder honderdduizend liter
bevatten. Alleen onder het Burgerweeshuis en het Maagdenhuis zijn
vergelijkbare waterkelders. Meestal zijn dan delen ervan gesloopt
en ontoegankelijk.
In het Stadsarchief bevinden zich veel
gegevens, in wat er de lutherse dozen worden genoemd. Tekeningen
vermelden wie aan het weeshuis hadden gewerkt. Eén van
de twee waterkelders stond erop. De rechter niet, maar die is
nu dus teruggevonden.
Waterkelders werden vooral gebruikt om er zeker van een geregelde
watervoorziening te zijn.
[1670]
Lutherse
Diaconie
Luthers Diaconiehofje genaamd
het Konijnenhofje
In de tweede
helft van de zeventiende eeuw zijn er plannen om op de hoek van
de Lauriergracht een tweede Lutherse kerk te bouwen. Na veel gedoe
wordt echter besloten om de Ronde Lutherse kerk aan de kop van
de Singel te bouwen en de grond op het Konijnenerf krijgt een
andere bestemming.
De Lutherse diaconie koopt in 1656 de helft van het erf compleet
met de daarop getimmerde bouwsels voor fl.7700,- om er Armenhuisjes op te bouwen.
Oorlog en de zwarte pestilentie zorgde voor een crisis waarin
ouden en gebrekkigen geraakten.
Het eerste Lutherse diaconiehofje werd in 1670 daadwerkelijk gebouwd
en krijgt de naam Konijnenhofje. Het hofje raakte met de 16 huisjes
snel overbevolkt. Er was geen bleekveld.
Alles bij elkaar telde men 51 behuizingen met elk twee bedsteden
voor twee vrouwspersonen.
Die kregen verzorging als ze ziek waren en 's winters levensmiddelen.
Verder moesten ze voor zichzelf zorgen. Als ze zich maar zedelijk
en godsdienstig gedroegen.
Op een grote steen wordt een spreuk gebeiteld. Nieuwbouw heeft
de hofjes in de Konijnenstraat verdrongen.
Geloov en Hoop doen hier haar milde gaaven
blyken.
De Lievde voed de Vreede en koestert arremoe.
Opregtigheit blinkt uyt, de Waarhyd yuygt ons toe:
So kan Stantvastighyd met Overwinnig pryken.
[1671]
R.K.
Joannes en Ursulakapel

Begijnhofkapel
/ interieur van de kapel in 1929.
De begijnen
bouwen tegenover hun oude kerk op nr.29 in twee huizen een schuilkerk:
de enige echte Begijnhofkapel.
Het
is een levende plek van de katholieke gemeenschap gebleven, bekend
als de Nieuwe Heilige Stede.
Officieel is het een
parochiekerk, gewijd aan St. Joannes en Ursula. De kerk heeft
haar in en uitgang naar het Begijnhof via een portaal dat een
kopie is van het oorspronkelijke portaal dat stond in de Wijde
Kapelsteeg als onderdeel van De Heilige Stede [1345-1909] aan
het Rokin.
Als een woonhuis
De gevel van de Begijnhofkapel is min of meer in de vorm van een
woonhuisgevel met empire vensters gebouwd. De kapel wordt door
Toscaanse zuilen in drie beuken verdeeld. De twee buitenste hebben
galerijen.
Het hoofdaltaar heeft gemarmerde Corinthische zuilen
en een schilderij dat de Hemelopneming van Maria voorstel, van de schilder Nicolaas
Moeyaert [1649].
Een wijziging aan het altaar
heeft in 2000 plaatsgevonden, nadat de verloren gewaande "Maria
Tenhemelopneming" op een veiling in Amerika werd teruggevonden.
Ook de twee zijaltaren hebben schilderijen van Nicolaas Moeyaert,
Links "De Kruisiging" en Rechts "De geboorte van
Christus" Er is een notenhouten Rococo preekstoel uit 1757
met een trapje.
[1672]
De
Papegaai
Het is een
voormalige schuilkerk die werd gebouwd in de tuin van het huis
van een vogelhandelaar aan de Kalverstraat, vandaar de naam De Papegaai. In
1672 werd het huis als rooms-katholieke statie ingericht.
Omstreeks 1710 werd het op kosten van het R.C.Armenkantoor verbouwd
tot een huiskerk met drie beuken en galerijen. Toen het rooms-katholicisme
in Nederland geleidelijk weer openlijk beleden mocht worden, kon
de huiskerk in 1848 vervangen worden door een nieuw en volwaardig
kerkgebouw.
De kerk werd gewijd aan de Heilige Jozef maar bleef toch beter
bekend onder de naam De Papegaai.
Eerst was het een filiaal van de Franse kerk aan de Nieuwezijds
Voorburgwal die aan de Heilige Petrus en Paulus was gewijd.
Toen de Franse kerk in 1911 werd opgeheven, kreeg De Papegaai
de status van parochiekerk, nu met de Heilige Petrus en Paulus
als patroonheiligen.
Voor
het publiek is de kerk een welkom rustpunt in de drukste winkelstraat
van de stad
[1673]
RK
Jongensweeshuis

Bezoek
van kardinaal van Rossum aan het Jongensweeshuis aan de Lauriergracht.
Bij dergelijke gelegenheden kwamen ook de meisjes uit het Maagdenhuis
opdraven.
Sinds 1632 was de armenzorg in handen van een aantal vermogende
personen die de 'Beurs voor Catolijke Armen' beheerden.
Er wordt in een gehuurd huis in de Weesperstraat, 'naest den
soeten invall', een aantal weesjongens ondergebracht.
Na een speciale inzameling, een 'ommegangh met sackies', had men een kapitaal van 3459 guldens en 3 stuyver werkkapitaal
bijeen. Al eerder kwam er geld beschikbaar uit de nalatenschap
van de teerkoper Hendrik IJsbrands.
Vooral
is Maria Magdalena Gravin Moens de weldoenster die geld
voor de stichting van het weeshuis doneert. Zij kent weeshuispastoor
Offermans goed, die ook kerk 'de Duif' aan de Prinsengracht gesticht
heeft. Het is uitgegroeid
tot een groot en rijk Jongensweeshuis.
[1682]
Paaps weeshuis
Het katholieke initiatief was niet naar
de zin van de Gereformeerde Kerckeraad. Die beklaagde zich
dat er een soort Paaps weeshuis in de Weesperstraat was. De Papisten
worden door de Burgemeester op het matje geroepen. Ze krijgen
te horen: "sulks is in deze stad niet te dulden",
maar ze worden stilzwijgend gedoogd want de weeskinderen moesten
toch ergens heen.
Een jaar later bleek dat er schooljongens en zogenoemde werkjongens
al naar de Lauriergracht verhuisd waren. Dat gebeurde zonder enige
ruchtbaarheid en tot ongenoegen van de Gereformeerden.
Wegens plaatsgebrek had men namelijk besloten de oudere weesjongens,
de zogenoemde werkjongens, bijeen te brengen in een gebouw samen
met de schooljongens.
Dit samen wonen bleef zo door bijna drie eeuwen heen, met dien
verstande, dat met een nadrukkelijke samenvoeging van de leefwijze
van werk- en schooljongens rond 1680, steeds meer werkjongens
bij pleeggezinnen of familie buiten het weeshuis geplaatst werden.
De leefwijze van de jongens die dagelijks buiten het weeshuis
in contact kwamen met de werkelijkheid van hun bestaan, had teveel
negatieve invloed op de discipline van de andere jongens.
Het weeshuis is aan de Lauriergracht gebouwd, op de plek waar
het pakhuis Venetië en de verffabrieken
De Blauwselmolen en De Indigo's Ton stonden.
Deze panden waren eigendom van schepen De Vroede.
Op deze plek
werden in 1685 door de Gereformeerde Kerkenraad de Paapse ongeveer
130 weesjongens opnieuw 'ontdekt'. Die konden moeilijk weggestuurd
worden als blijkt dat een lid van het stadsbestuur zelf de panden beschikbaar
stelde.
Op de plek van de drie panden aan de gracht kon het weeshuis zich
rond een binnenplaats uitbreiden, zonder dat er aan de buitenkant,
behalve een saaie muur, iets van te zien was.
Verdoolde
schapen
Na de bouw van de kapel op een verdieping bovenop die muur, waren
er drie deuren nodig. De huiskapel mag eerst niet door de wezen gebruikt
worden omdat er een kerkscheuring gaande is. Het weeshuis komt
in handen van een Jansenistische
priester. De weeskinderen
werden als 'verdoolde schapen'
van de ene kerk naar de andere gestuurd.
Dat wilde men voorkomen.
'De weeskinderen herwaarts en derwaarts
ter kerke moetende gaan, aan haarzelven en haar eigen bestiering
overgelaaten moeten worden en geene behoorlijke moreele educatie
kunnen genieten'
Daarom laten de regenten op de zolder, boven
de ingang, een kapel bouwen die alleen voor het weeshuis zal zijn.
Ze stellen een rekest aan het stadsbestuur op om zelf een pastoor
aan te mogen stellen. Dat werd Joannes Andreas Offermans,
een vertrouweling van Gravin
Moens.
Het zijn onrustige jaren 1788. Het was
de tijd van de inval van de Pruisische troepen en het herstel
van Stadhouder Willem V in zijn functies. Buiten de muren
van het weeshuis zijn er de tegenstellingen tussen de Patriotten
en de Oranjegezinden.
meer over het Jongensweeshuis
[1686]
De
Mozes en Aäronkerk

De Mozes en Aäronkerk toen het Waterlooplein
nog niet gedempt was
De Mozes en Aäronkerk, op het Waterlooplein, officieel de R.K. kerk Sint Anthonius van Padua,
is ontstaan uit een schuilkerk. Deze werd bediend door paters
Franciscanen en was gevestigd in een huis aan de Jodenbreestraat.
In 1649 werd gekerkt in het huis "Moyses", ter
hoogte van de huidige kerk. Kort daarna werd ook het aangrenzende
huis "Aäron" aan de Houtgracht erbij getrokken.
In 1686 werd een grote kerk gebouwd die in 1759 verfraaid werd,
zowel van binnen als van buiten.
Het huidige gebouw verrees tussen 1837 en 1841 in de stijl van
het neoclassicisme. Het barokke hoofdaltaar uit circa 1700
is afkomstig uit de oude schuilkerk en bevat een schilderstuk
van Jacob de Wit.
[1696]
Schoristen
/ Aanhangers van Jean de Labadie
De aanhangers van Jacobus Verschoor, de zogenoemde
Schoristen, kwamen bijeen in een huisgemeente aan de Rozengracht.
Verschoor was een voorstander van het beoefenen van wetenschap en
Hebreeuws leren inplaats alleen in de Bijbel te lezen. Dat was de
reden dat hij beschuldigd werd van Socinianismus en Spinozismus.
Men vond hem wel een voorbeeldig mens, maar beschuldigde hem wel
van het strooien en kweken van zaden van seperatisme.
Labadisten
Aanhangers van Jean de Labadie werden gesignaleerd.
Dat was
een voormalige jezuiet die zich beklaagde over de heersende lauwheid,
vooral bij de middenstand, de kern des volks. Vandaar dat hij zich
in zijn preken op een eenvoudige wijze op het gevoel van zijn toehoorders
richtte. Hij eiste wel dat door regelmatige huisoefening de verslapte
kerktucht met strengheid gehandhaafd zou worden. Er kwam natuurlijk
scheuring van en hij werd uiteindelijk uit Zeeland verdreven en
kwam in 1669 met vrienden in Amsterdam aan.
De staatsman van
Beuningen was met hem ingenomen en snel had hij een grote woning
met een ruime zaal, die hij nieuwe kerk noemde, een afzonderlijke
gemeente van labadisten. Er werd bij de Amsterdamse regering geklaagd
en Labadie vertrok naar Duitsland. Labadie zal altijd wel een zonderling
verschijnsel in de geschiedenis van de hervormde kerk en de broedertwisten
zijn.
[1723]
Oud bisschoppelijken, de Jansenisten
Wrijvingen tussen de opvattingen van seculieren en regulieren zijn
geen uitzondering.
Veel priesters uit vooraanstaande families zijn
aanhanger van Cornelius Jansenius.
In Amsterdam kiezen ze
op eigen houtje Cornelis Steenoven als aartsbisschop van
Utrecht.
Het Jansenisme
is een spirituele beweging die haar achterdocht jegens de wereld
nog al eens wordt ingewreven. De absolute monarchie had afgedaan
en moest plaats maken voor een meer democratische staatsvorm. In
het spoor van Augustinus wilden de jansenisten ruimte maken voor
een mystieke geloofsbeleving die het christelijk geloof met het
leven verbindt. Zo zochten de jansenisten naar een oprechte beleving
van de sacramenten en dat leidde vaak tot een zeer strakke vroomheid.
Dat was ook zo wat betreft de persoonlijke verantwoordelijkheid
op het morele vlak. Van de kerk mag de gelovige voldoende aanbod
verwachten om zich te kunnen oriënteren op de culturele en
maatschappelijke orde van alledag. De kerk moet een stimulerende
rol te spelen om mensen in staat te stellen een persoonlijke en
gelovige houding ten aanzien van een en ander te ontwikkelen.
[1756]
Aardbeving

Simon Fokke / Oude Lutherse Kerk 18 februari 1756
Op 18 februari werd in de Oude Lutherse kerk tijdens de dienst een
lichte aardschok gevoeld.
De kroonluchters slingerden aan het plafond, iedereen vluchtte weg.
Was dat de straffende hand van God?
Op die dag was die schudding
in heel Nederland te voelen. Torens zwaaiden heen en weer en de
klokken begonnen uit zichzelf te luiden.
[1764]
Russisch
Orthodoxe Kerk

Inwijding
Russisch-orthodoxe kerk
Al in
de achtiende eeuw krijgt de Grieks Orthodoxe Gemeenschap van de
overheid toestemming om een eigen liturgie te mogen vieren. De eerste
kerkdienst vindt plaats op de zolder van een pakhuis.
De gelovigen
zijn voornamelijk Griekse en Russische zeelui. In 1764 is er een
eigen kerkgebouw gewijd aan de heilige Katarina aan de Oudezijds
Voorburgwal.
De schenkingen komen van de Russische prinses Anna
Paulowna. Als die sterft moet de kerk in 1867 de deuren sluiten.
De
Amsterdamse Russisch-orthodoxe parochie is in 1974
opgericht door Russische, Servische en Nederlandse Orthodoxe christenen,
onder anderen door Alewijn Voogd (vader Alexis) en zijn vrouw
Tatiana. De Servische monnik Janko is de voorganger.
Vanaf
het begin had de parochie een multicultureel
karakter en werd de eredienst in twee talen, het Kerkslavisch
en Nederlands, gehouden.
Vandaag de dag heeft de parochie enkele
honderden leden met ruim twintig nationaliteiten.
Achtereenvolgens heeft de parochie ruimtes gebruikt aan de Prins
Hendrikkade bij de Nikolaaskerk, de Utrechtsedwarsstraat in de
kapel van De Duif.
In 1995 brachten de parochieleden de middelen bijeen om het gebouw
Emmanuel in de Kerkstraat te kopen.
[2006]
Tichelkerk

Gebouwd als kloosterkerk van de Minderbroeders
Kapucijnen aan de Lijnbaansgracht.
Ten gevolge van het teruglopende aantal broeders moest het klooster
in 2004 de deuren sluiten. De wens van de kloosterorde om de kerk
voor de christelijke eredienst te behouden werd vervuld toen met
de Russisch-orthodoxe parochie een overeenkomst kon worden gesloten.
Kerk van de Russisch-orthodoxe parochie
De Tichelkerk is nu de nieuwe
kerk van de Russisch-orthodoxe parochie Heilige Nikolaas van
Myra
De de Russisch-orthodoxe bisschop van Nederland en
België heeft de nieuwe kerk gewijd.
Aartsbisschop Simon
[Ishoenin] voltrok de kerkwijding precies elf jaar na de wijding
van de vorige kerk van de parochie. Aan de plechtigheid namen
tien priesters, drie diakenen en enkele honderden leden en belangstellenden
deel. Onder hen waren ook vertegenwoordigers van o.a. het Bisdom
Haarlem, de Minderbroeders Kapucijnen, de Grote Nikolaaskerk,
de Koptische Kerk, de Oudkatholieke Kerk, de Raad van Kerken in
Amsterdam en de Katholieke Vereniging voor Oecumene. Bij de receptie
was ook de bisschop van Haarlem, mgr Punt, aanwezig.
In de Orthodoxe Kerk omvat de kerkwijding het oprichten van een
altaar, het zegenen van de kerkmuren met
myron [chrismaolie], het plaatsen van relieken in het altaar
en het wijden van de altaarkleden. Aangezien het altaar uit de
vorige kerk was mee verhuisd, beperkte de viering in de Tichelkerk
zich tot het wijden van de altaarkleden en de muren en het plaatsen
van nieuwe relieken. Ook de vroegere altaarsteen van de Tichelkerk
bevindt zich onder het altaar van de kerk.
[1795]
Scheiding kerk en staat
Hoewel de Bataafse omwenteling van 1795 in Nederland geleid heeft
tot een scheiding van kerk en staat, werd niet duidelijk hoe die
verhouding feitelijk is. Zal de staat zich op geen enkele wijze
met de kerk heeft te bemoeien?
Voordien was er sprake van een bevoorrechte kerk, namelijk
de Gereformeerde- later genoemd de Hervormde Kerk. Die mogen met
klokgelui oproepen tot gebed.
De kerk werd uit publieke middelen
bekostigd, de instandhouding ervan werd door de overheid gezien
als openbaar belang.
Met de omwenteling van 1795 werd het beginsel van gelijkheid van
de verschillende godsdienstige gezindten aanvaard. De kerkelijke
goederen en fondsen werden nationaal verklaard. Het was de bedoeling
dat na een overgangsperiode van drie jaar de opbrengst zou worden
bestemd voor armenzorg en opvoeding.
[1796]
De
Duif
De
Duifkerk is een monumentaal kerkgebouw aan de Prinsengracht nummer
756 in Amsterdam.
Het gebouw werd als Rooms-katholieke St. Willibrorduskerk gebouwd.
Op deze plaats stond vroeger de suikerfabriek Het Fortuyn.
Toen deze afbrandde, werd de nieuwe Duifkerk gebouwd ter vervanging
van het eeuwenoude schuilkerkje Het Vrededuifje aan de
Kerkstraat.
De geschiedenis van haar parochie neemt haar aanvang in 1671.
In dat jaar bouwde meestertimmerman Gijsbert Pietersz.
een schuilkerk tegen de achtergevels van wat panden die hij bezat
in de Kerkstraat.
Door de Alteratie in 1578, was Amsterdam veranderd
in een protestantse stad. De katholieken mochten hun geloof niet
meer openlijk uitoefenen.
Pietersz. had zijn plan zorgvuldig uitgedacht. Hij bezat ook de
panden aan de Keizersgracht, waarvan de achtertuinen uitkwamen
op de huisjes aan de Kerkstraat. Hierdoor werd de schuilkerk voor
buitenstaanders aan het oog onttrokken. Een pandje in de Kerkstraat
met een vredesduif als gevelsteen verleende toegang tot de kerk
die gauw bekendheid kreeg als het Vrede-duifje. In 1795 werd met
de intocht van de Franse troepen in Nederland de godsdienstvrijheid
hersteld.
Al in 1796 bouwden de Duifparochianen een kerk aan de Prinsengracht.
Het werd de eerste katholieke kerk aan de openbare weg sinds de
Alteratie. Ze werd gewijd aan de Heilige Willibrordus, maar bleef
de naam Duifkerk houden.
[1815-1865]
Reveil, Doleantie, Afscheiding en Reformatie

Willem Bilderdijk
(1756-1831)
Letterlijk
betekent Reveil ontwaken
Het was een tijd van een ronduit krenterige
diaconie, een zogenaamd 'soepcomité' van rijke mensen.
De welgestelde dames hebben niet veel omhanden
en gaan zich binnen het Reveil praktisch bezig houden met bestrijding
van alcoholisme, het stichten van tehuizen voor verwaarloosde
kinderen en ongehuwde moeders en vooral met hun eigen positie
als vrouw.
De zondigheid wordt door een minder somber mensbeeld
vervangen.
Die geest van verlichting stuit vanzelfsprekend op
verzet in de Gereformeerde kerk en dat leidt later tot de 'dolende
kerk', de Doleantie onder leiding van van Abraham Kuyper.
Bilderdijk
De geestelijke vader van de Reveilbeweging is Willem Bilderdijk,
maar het werd pas echt een succes toen de zondagavondbijeenkomsten bij Isaac da Costa op de Rozengracht plaats vonden. Die bijeenkomsten
waren het begin van de Afscheiding van 1834.
Het was geen kerkelijke beweging en Reveil kwam nogal aristocratisch
over. Een 'Vergadering van Christelijke Vrienden'.
Bilderdijk was een zonderling en een genie. Hij leed aan allerlei
suizingen en pieptonen in zijn hoofd. Had veel hoofdpijn en moest
door een beenvliesontsteking in zijn jeugd tien jaar thuis zitten.
Zo leerde hij zichzelf lezen en schrijven en ontwikkelde zich
later tot een groot schrijver en jurist.
Hij was Orangist in een tijd waarin het in hoge kringen niet gebruikelijk was om
prinsgezind te zijn. Hij verdedigde Kaat Mossel, een prinsgezinde
visverkoopster die openlijk voor haar oranje gevoelens uitkwam.
Biilderdijk werd verbannen toen de Fransen kwamen. Toen hij in
1806 weer terug mocht komen kwam hij bij koning Lodewijk Napoleon in
een goed blaadje te staan en probeerde hij hem Nederlands te leren.
Die had het vaak over zichzelf als 'Ik, uw konijn', vandaar.
Da Costa
De andere voorvechter, Isaac da Costa (1798-1860) was
een bekeerde jood uit een welgestelde bankiersfamilie. Als dichter
en historicus richtte hij het tijdschrift Nederlandsche Stemmen op.
Men had het niet zo op met zijn maatschappijkritiek.
De politie noteerde de namen van de bezoekers van zijn bijeenkomsten.
Iedereen mocht alles schrijven over de kerk, behalve over schuld,
zonde en oproep tot bekering. Da Costa werd in christelijke kringen
gemeden alsof hij een melaatse was.
De
Clerq
Dan was daar Willem
de Clercq (1795-1844) Ook een schrijver
en dichter.
Hij was een afstammeling van een Gentse emigrantenfamilie.
Vanaf zijn vijftiende werkte hij in de graanhandel. In 1824 werd
hij secretaris van de pas gestichte Nederlandse
Handelmaatschappij en zelfs directeur van die maatschappij.
Hij was doopsgezind maar werd in 1831 lid van de Waals-Hervormde
gemeente.
De Clercq was medewerker van het Tijdschrift
Nederlandsche Stemmen.
Zijn invloed in de Reveilbeweging is groot geweest, vooral
door zijn bezielende persoonlijkheid.
Aanvankelijk was hij een aanhanger van een 18de-eeuws gekleurde
zedelijke braafheidreligie,
maar na zijn kennismaking met Da Costa, die leidde tot een vriendschap
voor het leven, werd hij een vurig belijder van de nieuwe ondogmatische
gevoelsreligie, die kenmerkend is voor het Reveil.
Groen van Prinsterer
De politicus Groen van Prinsterer was ook een volgeling
van Bilderdijk.
Hij kwam uit een Waals-Hervormd gezin. Hij studeerde
in Leiden samen met Thorbecke en werd secretaris van het
kabinet van de koning in Brussel. Daar leerde hij de Reveil predikant J. H. Merle dAubigny kennen.
Ondanks hun waardering er voor zijn Da Costa en Groen van Prinsterer
nooit met de Afscheiding meegegaan.
Ze vonden dat de Hervormde
kerk wel ziek was, maar dat je die binnen het instituut zelf moest
hervormen.
De
Afscheiding begon weliswaar in Ulrum, Friesland, maar de rechtlijnigheid
was wel aantrekkelijk voor de Amsterdamse conventikelgangers. (Een conventikel is een bijeenkomst om geestelijke zaken uit te
wisselen.)
Scholtianen
De ambten werden ingesteld en men vroeg
Ds. Hendrik Pieter Scholte
in 1835 naar Amsterdam te komen om een afgescheiden gemeente te
institutioneren.
De eerste Afgescheide Gemeente was aan de Bloemgracht.
Scholte werd gevraagd omdat hij in de Jordaan geboren was en bijeenkomsten
van Da Costa aan de Rozengracht bezocht.
De Clercq en Da Costa
waren niet blij met de afscheiding, maar toen de vervolgingen
op grond van een oud Napoleontisch wetsartikel begonnen,
werden ze milder.
De
Amsterdamse deurwaarder J.A. Wormser, vocht halverwege
de 19e eeuw tegen lakse, liberale en buigzame dominees, maar ook
tegen strakke rechtzinnigen.
Hij ging eerst niet mee in de afscheiding. Maar in 1836
ging de groep rond Wormser over tot de afgescheidenen. Scholtianen
werden ze genoemd.
Als je als arbeider bij de afgescheidenen ging
verloor je daarmee soms je baan en winkeliers raakten klanten
kwijt. Wormser had er geen last van.
Het
was een vreemde kerk waar Wormser samenkomsten hield. Het was
een Vereniging van Gelovigen, in het begin zonder naam, zonder
gebouw, zonder kerkenraad, niet bedacht maar gewoon ontstaan door
het opvolgen van Gods Woord.
Wormser was ouderling en leidde diensten en studieavonden. Hij
was echt een man van het
Reveil, goed thuis in de Schrift en de belijdenisgeschriften,
een christelijke bouwer zowel kerkelijk als sociaal.
De diensten
werden goed bezocht. De grote meerderheid van de afgescheidenen
in Amsterdam was mystiek-bevindelijk voor de bijbelkennis van
Wormser.
Het
blad De Reformatie werd opgericht.
De Wormsers
De
afgescheiden gemeente was
in 1836, ongeveer 350 zielen groot. Volgens de Hervormde kerkenraad
waren het maar 70 personen, want die gaven graag een ongunstig
beeld over de afgescheidenen.
Een jaar eerder was al ten huize van makelaar Obbes, aan
de Bloemstraat 129, een afgescheiden gemeente opgericht door dominee Scholte. Zij verwierven een
pakhuis de Bloemgracht om als kerk in te richten. Er werd een
groot gat in het plafond gemaakt waardoor een ruime galerij ontstond
en het preken kon beginnen.
In dit zelfde huis was dominee van Velzen geboren. Het
was eigendom van de steenrijke weduwe van Zeelt die het aan de
afgescheiden gemeente schonk. Vrouwe Johanna Judith Zeelt (1780-1864)
woonde op de buitenplaats Postwijck in Baambrugge en gaf
tijdens haar leven veel financiële steun aan de in 1834 ontstane
Afscheiding. Ook aan het Christelijk Gereformeerd Seminarium.
Alle afgescheiden predikanten preekten in de kerk op de Bloemgracht.
Soms duurde een dienst wel drie uur lang. Scholte, die voor de
vuist weg preekte, had zelfs een keer bijna
600 kerkgangers onder zijn
gehoor.
Aan
het stadhuis moest gemeld worden als er kerkdiensten met 346 ingeschreven
personen gehouden zouden worden. Dan werd er werd toestemming
verleend. Dat gebeurde meerdere keren.
Godsdienstige
onverdraagzaamheid
De vrijheid in hun kerk duurde niet lang. Als men er na verloop
van tijd van afzag om de diensten steeds aan te vragen, werden
de bijeenkomsten prompt verboden als er meer dan 20 personen in
het huis bijeen waren. De politie kwam vaak langs en kerkgangers
moesten, van tevoren opgehaalde, toegangsbewijzen tonen. Soms
werden de diensten wreed verstoord doordat er stenen werden gegooid.
Er raakten dikwijls kerkgangers gewond, zonder dat de politie
er iets aan deed. De kerkgangers moesten zich vaak een weg banen
door een woedende menigte wegens hun afvalligheid.
Er werd verteld
dat een keer een afgescheiden meisje zelfs ontkleed was. Ook zouden
meisjes door ingekwartierde soldaten onteerd zijn, ze werden zwanger
en kregen een 'soldatenkind'.
Een G op de deurpost
Het bleek dat afgescheiden voorgangers géén
sacramenten mochten bedienen.
Dit moest dus in het geheim bij iemand thuis gebeuren. Als dat
bekend werd volgden boetes, tot wel fl.2000,- toe. Na elke boete
werd er een speciale rondgang gemaakt langs de gelovigen en iedereen
tastte dan maar weer diep in de beurs.
Er werd beweerd dat op de deurposten van de huizen van alle afgescheidenen
een grote G van Gereformeerd aangebracht
was, zodat ouderlingen die 's avonds op huisbezoek gingen langs
de onverlichte grachten de weg konden vinden.
Vroeger was dat ook gebruik in de Hervormde kerk. Zie de L van
lidmaat op de deurposten van het Rapenhofje aan de Palmgracht.
Licht
in de Jordaan
Onkerkelijk,
zo noemde Wormser activiteiten die individueel
ontsproten waren en niet uitgingen van de kerk.
Hij doelde op
het overigens goede werk dat ds. Jan de Liefde deed in
de Amsterdamse achterbuurten.
Het licht kwam in de Jordaan. Samen met een ouderling staat hij
daar, op een van de vele bruggetjes in de Jordaan: de Reveilprediker
Jan de Liefde. Rondom geschreeuw
van de straathandelaren en een doordringende vislucht. Verwaarloosde
kinderen rennen rond. Een beeld van grauwheid en verval.
"Hoe zouden we Christus kunnen brengen in deze duisternis?".
Dominee laat er geen gras over groeien. Hij stapt op een vrouw
af die haar viskisten aan het schoonmaken is en vraagt of hij
in haar huis bijbellezingen mag gaan houden. De volgende avond
zitten in de woning van vrouw
Schouten vijf arbeidersvrouwen en een blinde orgeldraaier
te luisteren naar zijn 'preek'. Zo begonnen
in 1859 de Bijbellezingen waaruit de De Vereeniging tot Heil
des Volks ontstond.
Verbreiden van de Waarheid
Er was ook een groep, opgericht door Theodorus Matthijs Looman,
die genaamd was Vereeniging tot Verbreiding der Waarheid.
Die bestond uit hervormden die toch niet
geheel wilden breken met de kerk. Ze vatten taken op die de kerkenraad
liet liggen, zoals evangelisatie onder armen, een bibliotheek
voor het gewone volk, brei- en naaischolen voor arme meisjes en
een zondagsschool.
Even was er sprake dat er samensmelting zou komen tussen deze
groep en Wormser. Maar verrassend genoeg vond Wormser deze groep
te weinig kerkelijk. Wormser had een ideaal beeld over de taak
van de kerk. Hij wilde het christelijke sociale werk vanuit de
kerk als haar diaconale en evangelisatie opdracht geleid zien.
Wormser dacht in de lijn van één grote Vaderlandse
kerk.
[1886]
Doleantie
De Doleantie
onder leiding van Abraham Kuyper leidde opnieuw tot splitsing
in de hervormde geloofsrichting.
De aanhangers van de Doleantie
noemde zich een 'dolende' kerk.
Het was het gevolg van de toenemende verschillen in de 19e eeuw
tussen orthodoxen en modernisten.
De deelnemers aan de Doleantie scheiden zich af en verenigen zich
in een nieuw kerkelijk verband, de Nederduitse Gereformeerde Kerken.
In 1892 verenigt deze gemeenschap zich met het grootste deel van
de uit de Afscheiding van 1834 voortgekomen Christelijk Gereformeerde
Kerk tot de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Zij zagen zich
als de voortzetting van de kerk die door koning Willem I de naam Nederlandse Hervormde Kerk had gekregen, maar met de term
'dolerend' (Latijn voor 'klagend'), omdat naar hun mening de kerkelijke
organisatie een nieuwe reformatie van de kerk in de weg stond,
en omdat hen het recht werd ontzegd op de kerkelijke goederen.
Uit protest werd de Nieuwe Kerk van Amsterdam bezet.
De Doleantie was één van de twee grote afscheidingen
van de Nederlandse Hervormde Kerk in de 19e eeuw.
De andere was
de Afscheiding van 1834. De Hervormde Kerk verloor in één
klap 10% van haar leden. Door de Afscheiding was dat maar 1%.
Er wordt wel gezegd dat de Doleantie een vervolg was op het Reveil
uit de jaren dertig van de 19e eeuw.
De
Amsterdamse Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse
was uit de Reveil beweging voortgekomen. Men probeerde
krotten af te breken en daar nieuwbouw op te plegen.
[1817]
De verdwenen Sint Catharinakerk
De kerk was bekend onde de naam "Maria
Hemelvaart" bijgenaamd "Geloof, Hoop en Liefde"
ofwel de "Sint-Catharinakerk" op het Singel bij de Heiligeweg.
De Sint-Catharinakerk was de derde kerk met deze naam. De eerste
was de huidige Nieuwe kerk, die in 1408 werd gesticht en toegewijd
werd aan de H. Maagd Maria en vanaf 1570 ook aan de Maagd
van Alexandrie, Sinte Catharina.
In 1578 kwam deze kerk
in handen van de hervormden, net zoals de zovele andere katholieke
kerken en kloosters.In 1645 ontstond
een huiskerkje de Lely tussen de Boommarkt bij het Spui
en de N.Z. Achterburgwal.
Daar had pastoor Jacob Oly in de laatste jaren van zijn
pastoraat de katholieken tezamen gebracht in een huis achter het
Begijnhof, dat om zijn gevelsteen De Lely werd genoemd.
De kerk
werd veel te klein en raakte in het begin der 19e eeuw zwaar in
verval en men wilde op een andere plek een veel grotere en mooiere
kerk te bouwen.
De in 1811
aangestelde pastoor Gerardus Antonius van der Lugt vond
een geschikte plek op het Singel bij het Koningsplein. Op deze
plaats stond de voormalige Voetboogdoelen, die voor vele doeleinden
was gebruikt, onder meer als vergaderplaats voor de West-Indische
Compagnie en als kazerne.
De Amsterdamse overheid maakt bezwaar tegen de plannen van de
pastoor, maar door de bemiddeling van Koning Willem I en
vele onderhandelingen lukt het de pastoor het gebouw te kopen
voor fl.10.000,- in 5 jaarlijkse termijnen, onder beding dat er
na afbraak van het gebouw binnen 3 jaar een kerk moest staan.
Op 23
juni 1817 werd de eerste spade in de grond gestoken en op op 9
februari 1820 met een plechtige dienst door de aartspriester
J.J. Cramer ingewijd. Vijf
dagen later werden er al 80 kinderen tot de Heilige Communie aangenomen.Het oude kerkje
aan de Boommarkt werd in 1821 geveild en bracht nog fl.5230,-
op.
De parochie St. Catharina werd in 1933 opgeheven en een jaar later
werd de inboedel geveild. Een aantal stukken gaan naar de Begijnhofkapel.
Het orgel uit 1826 gaat naar de Heilig Hartkerk in Hilversum.
Tussen 1933
en 1950 was er in Amsterdam geen St. Catharinakerk.
Er waren plannen voor de bouw ergens in een buitenwijk, maar door
de crisistijd en de 2e wereldoorlog werd pas op 14 juni 1950 de
eerste steen gelegd op de hoek van de Burgemeester Eliasstraat en de
Burgemeester Vening Meineszlaan.
De kerk is in 1993 aan de Syrisch Orthodoxen verkocht en
heet nu St. Sharbil.
Dat was het einde van een Sint Catharinakerk, die vanaf 1408 verbonden
was met de stad.
[1825]
Apostolische
gemeente

Apostolische
Zendingskerk op de Bloemgracht
Op de Bloemgracht 96-100 staat het gebouw van de Apostolische
Zendings Kerk, stam Juda.
De kerk kwam op de plaats van Pakhuis Aken. De kerkgangers
noemden het graag een preekschuur om te benadrukken dat men voor
de eredienst niet meer nodig had dan een ruimte, een kansel en
een doopfont.
Als Christelijk Gereformeerde Schipperskerk was
het voor preekdiensten gericht op de vele beurtschippers die Amsterdam
aandeden.
De Hersteld Apostolischen verwijzen naar de eerste Kerk
die door de Apostelen is gesticht nadat de Heilige Geest was uitgestort.
Tot de zogenoemde 'doleantie' in 1892 was de kerk Nederduits
Gereformeerd. dr. Abraham Kuyper preekte er regelmatig.
In 1926 werd het gebouw verbouwd voor de huidige kerkgemeente.
De bouwstijl wordt tot de zogenoemde Willem II gotiek gerekend.
[1847]
Vereeniging tot verbreiding der waarheid

De orthodox protestantse levenswijze
Dat was een belangrijk
punt voor de bewaarschool van de Vereeniging ter Verbreiding van
de Waarheid in de Elandstraat. Oprichter ervan is de Godsdienstonderwijzer
T.M. Looman, bijgenaamd 'dominee scheefnekje'. Die wilde
graag dat de kinderen de zuivere waarheid uit den Bijbel leerden
kennen.
In tegenstelling tot de bewaarscholen die door de stichting
tot Heil des Volks voor de arme kinderen in de Jordaan opgericht
werden, was deze bedoeld voor de gegoede burgers.
In vergelijking
met de Matressenschooltjes hadden de bewaarscholen betere lokalen
met goede hygiëne en meestal ook goed opgeleide leidsters.
Toch zaten de kinderen met velen in een klas samengeperst.
Het gebouw
had ook zalen voor naai- en breilessen. Op zolder werd schrijf- lees
en tekenonderwijs gegeven. Er was een goede bibliotheek en een grote
zaal met een orgel en glas in lood ramen.
[1849]
Inrichting voor Havelooze Kinderen
De Eben
Haëzerschool in de Bloemstraat was bedoeld voor haveloze
kinderen die in grote armoede leefden en nooit enig onderwijs
hadden ontvangen.
Haveloos is een benaming voor bevolking zonder
bezit, maar ook voor armoedig en slordig geklede mensen.
De kinderen kregen op school vaak nieuwe kleding. Het gebeurde
nogal eens dat het kind de volgende dag weer in z'n oude kloffie
kwam omdat de nieuwe kleding naar de pandjesbaas was gebracht.
Regelmatig werd er een kind uit de klas gehaald vanwege luizen.
De jongens kwamen dan kaalgeschoren terug. Een meisje kreeg een
verband om haar hoofd waar het een of ander goedje gesmeerd was
om de luizen te doden. Zo'n verband noemde men 'pedikelkap' of luizenkap.
Een bekend schrijver, dichter en verzetsman, H.M. van Randwijk is onderwijzer op de school geweest. De ellende van de
crisis greep Van Randwijk aan. Hierover schreef hij in 1936 het
boek Burgers in Nood. Door dit boek had hij moeite een
betrekking als onderwijzer te vinden. Voor de 'rooie' van Randwijk
was geen plaats op christelijke scholen. Met hulp van Ds. J.J.
Buskes kreeg hij in 1937 werk op de Eben Haëzerschool.
lees meer over
deze school
[1848]
Vincentiusvereniging
De Bijzondere Raad van Amsterdam van de Vereeniging van den H. Vincentius
van Paulo legde zich toe op de liefdewerken.
Er waren St.Vincentiusscholen, eerst waren die uitsluitend bestemd
voor behoeftige kinderen, later kwamen er op aandrang van goede
katholieke burgers ook Vincentius 'burgerscholen'.
Gaarkeuken
Het liefdewerk De Spijskokerij was vooral gericht op 'de
bezochte gezinnen' en andere armen, die in de winter gratis tweemaal
per week een warme maaltijd kunnen krijgen. Door drie spijskokerijen
wordt voorzien in de behoefte aan warme, voedzame spijs, die door
middel van bonnen, aan de behoeftigen wordt verstrekt. Deze bonnen
werden aan de gegoede burgerij beschikbaar gesteld, die ze dan
kunnen uitdelen aan die het nodig hebben. Iedere portie gekookte
spijs is één liter.
Andere vormen
van liefdewerk zijn het verzorgen van verlaten en verwaarloosde
kinderen, die al dan niet met de tuchtrechter in aanraking zijn
geweest en het verstrekken van kindervoeding.
Het huisbezoek der armen zelf behoorde tot de taak van de deelnemende
conferenties, die door de Bijzondere Raad, zo nodig, financieel
gesteund werden.
Er is ook gezorgd voor het inrichten van stichtelijke
bibliotheken.
Armenschool
Theo
Thijssen schreef in zijn dagboek van 13 augustus 1921:
k
Loop door de Nieuwe Leliestraat in Amsterdam. Een oude Jordaanstraat.
Dichtbij het eind is een schoolpoort die ik me uit mijn jongenstijd
nog herinner. St. Vincentius Armen-School stond
er indertijd boven die poort, in stenen letters. En de kinderen
die ik door die poort zag gaan, waren voor mij toppunten van schooierachtigheid.
Ik raak aan t nadenken: wat n brutale wreedheid toch,
wat n ongeneerdheid , om het zo in stenen letters te zetten:
Armen-school. Om hele geslachten kinderen dát aan te doen,
ze onder die letters elke dag te laten doorgaan
Daar is de poort; daar zijn weer de stenen letters
Maar wat
zie ik? Het woordje Armen is weggehakt.
De open plek is er nog en daarop staat nog de moet
en heel flauw is zo nog te zien wat er vroeger zo brutaal stond.
Een klein beetje schijnt de wereld toch wel vooruit te gaan, denk
ik onder t verder lopen:
men gaat zich schamen voor sommige ongerechtigheden tegenover
het kind.
[1851]
Het Aloysiusgesticht
Het Aloysiusgesticht
in de Elandsstraat
en de binnenplaats ervan.
Het
gebouw van het Aloysiusgesticht bestaat niet meer.
Er is een modern Regionaal
Opleidings Centrum (ROC) voor koks voor
in de plaats gekomen.
Eind 1846 is in de Elandsstraat een inrichting voor arme en verwaarloosde kinderen
gesticht.
Het gebouw was een voormalige suikerfabriek, zoals er zo veel in
deze buurt stonden.
Het was geschonken door regent Van Cranenburgh aan de Heerenvereeniging van Weldadigheid.
Helaas ontbrak het geld voor inrichting en voor de verzorging van
de kinderen was nauwelijks geld.
Op een onduidelijke manier werd één van de Broeders
van Maastricht van het jongensweeshuis erbij betrokken. Totdat pastoor
Hesseveld directeur werd speelden de broeders er de baas en bepaalden
het 'geregeld conventsleven'. Omdat Hesseveld veel wereldse contacten
had kwam daar weinig van terecht.
[1845-1900]
De Broeders van
Maastricht
De regenten vragen een jonge congregatie van Broeders te Maastricht
een aantal broeders ter beschikking te stellen voor de dagelijkse
zorg van de weesjongens. De gedachte is dat geestelijken niet
betaald hoeven te worden, hoewel ze wel fl.100,- per jaar toegeschoven
kregen. Maar ze mogen beslist geen onderwijs geven, vonden de
regenten.
De congregatie stuurde twee broeders en vijf novicen om deze taak
op zich te nemen. Die vormden een apart en geheimzinnig groepje
binnen het jongensweeshuis. De broeders zorgden ervoor dat de
devotie ook buiten de plichtmatige mis in de kapel merkbaar was.
Ze waren ingetogen, maar deelden af en toe wel een doffe klap
uit. Overigens was er wel degelijk sprake van religieuze beïnvloeding
want 19 weesjongens traden in bij de congregatie.
Wie is de baas
De broeders noemden het weeshuis bij hun intrede op 10 april 1845 het H. Hieronymus Emilianisgesticht.
Ze wilden kennelijk
de macht overnemen.
De broederoverste had een lijst van eisen die aan de directie
voorgelegd werd. De directeur mocht niet getrouwd zijn en er geen
dienstmaagd op na houden. Zonder toestemming van de broederoverste
mocht het bestuur zich niet met de kinderen bemoeien, hen geen
straffen opleggen of vrijheden toestaan. Het familiebezoek moest
beperkt worden en het beheer van de keuken zou een zaak van de
broeders zijn.
Hoewel
de broeders, meestal van eenvoudige komaf, het niet zo goed met
de hoge heren regenten konden vinden ontstond op den duur toch
een vorm van tevredenheid over hun inzet.
Aframmelingen en publiekelijke lijfstraffen werden afgeschaft
maar het cachot en het blok bleven.
Er waren jongens die de broeders
niet vertrouwden en sommigen waren zo opstandig dat ze
de broeders met een schaar aanvielen. Jongens die zich niet aan
de tucht van de broeders wilden onderwerpen werden 'wegens
uitbreidend kwaad en onzedelijk gedrag' naar Veenhuizen, en
later naar Frederiksoord, uitgezet. Dat gebeurde tussen 1845 en
1880 zo'n 51 keer!
[1852]
Klooster
de Voorzienigheid

Moeder Theresia, geboren als Marietje Stroot
/
Het kloostercomplex de Voorzienigheid aan
de Lauriergracht
De
congregatie 'De arme zusters van de Voorzienigheid'
en het klooster zijn gesticht door pastoor
P.Hesseveld en Moeder Theresia als een tehuis voor
verwaarloosde meisjes beneden 12 jaar.
Het klooster is in 1856 gebouwd op de plaats waar eerst de uitspanning
'De Fransche Tuin' was. Deze uitspanning was van de in
1697 gevluchte Hugenoot Benjamin Couturier.
Het omvatte
een complex tussen de Elandstraat, de Konijnenstraat en de Lauriergracht.
Dat werd later Het Jordaans Vaticaan genoemd.
Behalve een klooster voor de zusters was er een Normaalschool
[1897] voor kwekelingen in het Lager Onderwijs, een Weeshuis voor
kleuters, de Mariaschool [1863] en de St. Jozefschool voor meisjes uit de burgerstand aan verbonden.
Hosties
De zusters hielden zich sinds 1858 bezig
met een hostiebakkerij. Dat ging in het begin allemaal met de
hand.
Van het malen van het meel, het bakken op een kolenvuur,
het uitsteken van de vormen. Later werd het een gemechaniseerde
industrie die per week 600.000 hosties voor 300 kerken bakte.
Tijdens de oorlog werd het hostieafval verwerkt in het voedsel
van de wezen in het Jongensweeshuis.
Eer
en deugd
De Arme zusters van het Goddelijk Kind nemen in 1900 de
zorg voor de weesjongens van de Broeders van Maastricht over. De
broeders vertrekken in burgerkleding met de noorderzon
terug naar Maastricht. De zusters zijn
in het geheel niet voor het werk met weesjongens opgeleid.
De hardvochtige en onpersoonlijke benadering van de jongens paste
wel in het katholieke patroon maar was verre van 'Goddelijk'.
De zusters hebben een streng regime. Het troosten van jongens
was er niet bij. De zakken van de jongens worden dichtgenaaid.
Ze moeten met hun zwembroek aan onder de douche. De zusters hebben
zelf geen idee hoe ze seksualiteit moesten benaderen. Denken aan
onkuisheid was voor hen al onkuis op zichzelf. Daar tegenover
proberen de zusters met een Sinterklaasfeest, uitstapjes en zelfs
een vakantie in een vakantiekolonie in Dieren een beter opvoedingsklimaat
te scheppen. Ze richten in het weeshuis zelfs een 'Vereniging
voor Eer en Deugd' op.
Het katholieke fundament brokkelt af
Het aantal weesjongens bleef na het begin van de 20e eeuw zodanig
slinken, dat het karakter van het huis moest gaan veranderen.
Het aantal der voogdijkinderen werd voortdurend groter en wanneer
men na 1957 eraan gaat denken de oudbouw aan de Lauriergracht
te verlaten, is de naam Jongensweeshuis zo goed als verdwenen.
De officiële naam is dan Kindertehuis Amstelstad.
In
de buitenwereld is men ervan overtuigd dat het geloof een persoonlijke
aangelegenheid was, maar daar was men het binnen Amstelstad niet
mee eens. De meeste kinderen wisten niets van godsdienst af maar
volgens de papieren waren ze katholiek gedoopt dus werden ze onderworpen
aan de strenge rituelen van de Rooms Katholieke Kerk.
Toen de nonnen in 1960 vertrokken kwam daar min of meer een einde
aan. Men was nog wel katholiek maar legde dit er niet te dik bovenop.
meer over het klooster
en het Jongensweeshuis
[1870]
Posthoornkerk
Parochie van
Onze Lieve Vrouw Onbevlekte Ontvangenis
De Posthoorn
was oorspronkelijk een Rooms Katholieke schuilkerk, gevestigd
in het achterhuis van Prinsengracht 7. Er zijn bronnen die aangeven
dat de Augusteinen al in 1620 in een pand, Het Friese Wapen,
ergens tussen de Eenhoornssluis en de Brouwersstraat een kerk
hadden.
Mogelijk was dat pater Johannes van den Brande, uit het
convent van de Augustijner monniken in 't Land van Luyck' aan
de wieg van de Posthoorn gestaan heeft. Hij woonde bij een 'snijder
op de Prinsegraft omtrent de Westerkerk'.
In Rome was bekend
dat Johannes Brantius sinds 1623 in Amsterdam werkzaam was. Hij
had ruimte in zijn huis voor kerkdiensten met zo'n driehonderd
mensen. Hij had het als oude man moeilijk wegens de
vervolging en door de heersende pest.
Over de zielzorg van pater van den Brande is niet veel bekend.
De groeiende toeloop naar deze augustijnen statie
is af te lezen aan de groei van het aantal porties levensmiddelen
voor de armenbedeling en het aantal doopsels.
Ook de tijdelijke sluiting van de nabijgelegen kapel de Zaaier was van invloed op de toeloop van gelovigen.
De parochianen werden wel gewaarschuwd voor de invloed van de
jansenistisch gezinde herders.
De burgemeesters beschermden in die tijd de jansenisten ten koste
van de roomsen, ze hadden niets op met die augustijnen van De
Posthoorn.
Rond 1687
verhuisde de kerk naar de Prinsengracht. Dat was de voormalige
behuizing van de postkoets naar Haarlem. Hiervan is nog steeds
een Posthoorn in de gevel te zien boven de oorspronkelijke toegang
tot het schuilkerkje, het poortje van de Posthoorngang aan de
Brouwersgracht tussen de nummers 81 en 89.
Uiteindelijk kon men als Rooms Katholiek openlijk kerken en werd
in 1861 aan de Haarlemmer Houttuinen de Posthoornkerk als opvolger
van het schuilkerkje in gebruik genomen.
Op een lijst van Paepsche vergaderplaatsen in Amsterdam,
opgesteld door predikanten en ouderlingen van de Gereformeerde
kerk, was op de Heeregraft bij het Westindische huis een grote
vergadering gehouden en is op instrumenten gespeeld waar veel
volk op af komt.
Pastoor Arnoldus
Steinbach zag hoe de nabijgelegen schuilkerk de Zaaier door
een imposant kerkgebouw werd vervangen. Hij deed er alles aan
om ook een nieuwe Posthoorn te bouwen.
Op 10 september 1863 kon de kerk, de eerste schepping van architect
Cuypers in Amsterdam, door de bisschop van Haarlem, mgr.
G.P. Wilmer, worden geconsacreerd. Zij bleef onder haar roepnaam
de Posthoorn bekend, maar haar titel was: 'Onze Lieve Vrouw
van Onbevlekte Ontvangenis'
Het werd de grootste kerk van het bisdom Haarlem wat betreft het
zielenaantal. Het kerkbestuur
vond dat men voor een zo grote parochiegemeenschap als de Posthoorn,
met enkele duizenden kinderen, over eigen onderwijsinrichtingen
moest kunnen beschikken. De zusters Franciscanessen van
Roosendaal waren bereid de leiding over de meisjesscholen op zich
te nemen. Sinds de Posthoorn eenmaal tot parochiekerk was verheven
en haar levensvatbaarheid terugkreeg, hebben ook de parochianen
zich niet onbetuigd gelaten. Ze maakten er een prachtige kerk van
met een stijlvolle aankleding en een keur van kostbare paramenten..
Na het
herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 kon de
katholieke gemeenschap van de Haarlemmerbuurt met een zelfgebouwde
kerk weer tevoorschijn komen.
De roomse emancipatie kwam verder nog op gang door het stichten
van een grote scholengemeenschap onder leiding van vrouwelijke
en mannelijke religieuzen. Er ontwikkelde zich, in de dichtbevolkte buurt, een volledig parochieleven,
compleet met kloostertjes. Omdat de
bevolking van Amsterdam zich verder uitbreidde, was tot tweemaal
toe de stichting van een nieuwe parochie gedeeltelijk binnen de
grenzen van de parochie noodzakelijk, de Magdalenakerk in 1889 en
de Tichelkerk in 1951.
Na de Tweede Wereldoorlog ging de ontvolking van de binnenstad
een steeds grotere rol spelen.
Het kerkbezoek loopt terug en het
in stand houden verschillende parochies in de binnenstad is een
onzekere zaak. Het onderhoud van het kerkgebouw werd intussen
verwaarloosd.
Op 20 april 1971 werd de parochie De Posthoorn door de bisschop
van Haarlem officieel opgeheven en de zogenoemde 'City kerk' neemt de zaak over. Wat doen met al die verwaarloosde en bouwvallige
kerkgebouwen?
De bouwheren
van de Posthoornkerk, de pastoors IJzermans en Jansen,
zouden het onmogelijk hebben kunnen geloven dat de hoogeerwaarde
deken van Amsterdam later, in 1976, zou adviseren de Posthoornkerk
te verbouwen tot een mohammedaans bedehuis, een moskee, en dat
enkele jaren later toestemming gegeven wordt tot sloop van de
tot monument geworden kerk.
Het door de ontkerkelijking in onbruik geraakte bedehuis dreigde
gesloopt te worden, maar in 1986 werd dit dankzij een plan van
Stichting de Posthoornkerk voorkomen. De kleurrijke kerk werd
in 1988-1989 gerestaureerd en wordt verhuurd als kantoorruimte
én als plek voor lezingen, recepties en diners. De kerk
is ook zeer geschikt voor theater of culturele presentaties en
voor het geven van concerten.
Een protestbijeenkomst of een hoorzitting
over de afbraak van de Haarlemmer Houttuinen vond vanzelfsprekend
daar plaats.
[1879]
De Vrije Gemeente

Oorsprokelijk was het een modern-theologische geloofsgemeenschap, dat in
1877 ontstond toen de broers Hugenholtz uit de Nederlandse
Hervormde Kerk traden en een eigen gemeente begonnen.
De oprichting van De Vrije Gemeente week af van de trend in die
jaren dat vrijzinnige predikanten en gemeenteleden zich aansloten
bij de Remonstranten of de Doopsgezinden.
Doordat de gebroeders
Hugenholtz grote nadruk legden op de vrijheid van de geloofsbeleving
wilden zij zich niet aan kerkelijke dogma's binden.
De Vrije
Gemeente beschouwt zich tegenwoordig als een universeel religieus-humanistische
vereniging. Zij heeft grote belangstelling voor spiritualiteit en
mystiek, en zoekt hierbij haar inspiratie uitdrukkelijk ook buiten
de christelijke traditie.
De kerk aan de Weteringschans is tegenwoordig het cultureel centrum en poppodium
Paradiso, waar vele beroemde muzikanten hun carrière
begonnen.
[1855]
Licht in de Jordaan
Ds. Jan de Liefde, oprichter van Tot Heil des Volks, had het volk lief.
Hij zag de bittere armoe, dronkenschap en hier
en daar kinderen die slechts op handen en voeten konden lopen.
Zo was dat in de Jordaan. Hier huisden de armen en verminkten en
kreupelen en blinden uit Lukas 14. De kerk en het christelijk geloof,
hadden hun invloed op de bevolking verloren.
Socialisme en anarchisme vonden breed weerklank bij de arbeiders.
Daar moest iets aan gedaan worden vond de dominee.
Eerst bijbellezingen
Dominee stapt op een goede dag naar op een vrouw af die op straat
haar viskisten aan het schoonmaken is en vraagt haar of hij in haar
huis bijbellezingen mag gaan houden. Ze heeft er geen bezwaar tegen.
De volgende avond zitten in de woning van vrouw Schouten vijf arbeidersvrouwen en een blinde orgeldraaier onder zijn gehoor.
De eerste activiteit is het stichten van een bewaarschool aan de
Willemsstraat in het hart van de Jordaan.
De school is bedoeld voor
haveloze kinderen die in grote armoede leefden en nooit enig onderwijs
hadden ontvangen. Zij kregen les, maar ook kleren, eten en een bad.
Er kwamen zondagsscholen, kinderkerken, naai- en breischolen, jongerenclubs.
Iedere vereniging had een eigen 'territorium' en de karakters waren
zeer verschillend.
Hoewel de gebiedsafbakening al gauw in betekenis afnam, bleef de
onderlinge samenwerking minimaal.
[1862]
Het
Koning Willemshuis

Koning
Willemshuis, Egelantiersstraat / Handenarbeidlessen
Deugdzaamheid
Armoede werd
in de negentiende eeuw gezien als een opvoedingsprobleem.
Als
het volk deugden als arbeidzaam, zuinigheid, netheid en huiselijkheid
zou worden bijgebracht, zouden de misstanden vanzelf verdwijnen.
Kinderen werden in het Koning Willemshuis bezig gehouden met handvaardigheid.
De jongens tekenden, de meisjes handwerkten.
Het huis werd in 1864 geopend op initiatief van de hervormde predikant, ds.
C.S. Adama van Scheltema, die een der
eersten was die de 'geestelijke sanering van de Jordaan' in daden
omzette.
Hij hield, in een achterkamer aan de Tuinstraat, bijbellezingen
voor de arme bevolking. Hij wist veel Jordaners zover te krijgen
dat zij hun avonden doorbrachten in het Willemshuis in plaats
van in de kroeg. Ook organiseerde hij volwassenenonderwijs om
het analfabetisme te bestrijden.
Bovendien zorgde hij er voor
dat de Jordaan eindelijk werd aangesloten op het waterleidingnet.
Adama van Scheltema wordt wel 'liederenkoning' genoemd. Behalve
de liederen die hij in het Nederlands vertaalde, was hij een van
de domineedichters. Maar het Koning Willemshuis bleef toch de
plaats waar alle draden samen kwamen.
Wat betreft de rijken, streed Adama van Scheltema er onophoudelijk
voor hun ogen én beurzen te openen voor de noden van de
armen.
De eerste steen voor het gebouw werd gelegd
door mr. J. Messchert van Vollenhoven, burgemeester van
Amsterdam, namens Z.M. Koning Willem III. Dit gebeurde
op de gedenkdag van Nederlands verlossing van de Fransen,
17 november 1863. Vandaar de naam Koning Willemshuis, naar de
drie vorsten van Oranje die het land de afgelopen halve eeuw in
vrijheid hadden geregeerd.
Geheelonthouders
Een groot probleem was de verhouding tussen het bestuur der vereniging
Koning Willemshuis en het Christelijk Geheelonthouders Verbond,
gevestigd in het Koning Willemshuis. Het Verbond beschouwde zich
als de ware erfgenaam van de geestelijke nalatenschap van Adama
van Scheltema.
De Eerste Wereldoorlog deed de vereniging
geen goed. De activiteiten leden onder mobilisatie, brandstoffenschaarste
en half licht. De
vereniging werd aan de rand van de afgrond gebracht omdat die
zich niet, zoals Ons Huis, op Volksontwikkeling gericht heeft
in plaats al te veel op de allerlaagste klasse, de zwervers en
daklozen.
Kleuterschool
Een van de weinige takken die het steeds goed gedaan had was de
kleuterschool.
Het gebouw Egelantierstraat 145 was eind jaren '20 zeer verouderd.
In 1930 werd de nieuwe school opgeleverd, op nrs.147-149.Maar
in 1937 kwam een nieuw dieptepunt en moest de exploitatie in handen
van de vereniging Eben Haëzer gegeven worden.
De vereniging zit financieel in 1956 totaal aan de grond, opheffing
wordt overwogen.
Het jeugdwerk moest worden opgegeven. Verkrotte woonhuizen in
het bezit der vereniging werden verkocht, evenals de oudste twee
verenigingsgebouwen, de voormalige Prinses Wilhelmina Volksbewaarschool,
Egelantiersstraat 145 en het hoofdgebouw, Egelantiersstraat 141-143.Wat
bleef was een goedlopende bejaardensociëteit in de Egelantiersstraat
147-149.
In 1972 werd het vakantiehuis op Terschelling verkocht.
Meer over dominee Adama van Scheltema en het Koning Willemshuis
[1894]
Evangelisatiepost
Simon de Looier
Simon
de Looier / Looiersgracht 70-72
Vanaf
1894 was het gebouw van Simon de Looier de kerk van de Oud-Gereformeerde
Gemeente, die zich in 1922 aansloot bij de Christelijke Gereformeerde
Kerk van Amsterdam. Dit genootschap bezat ook het kerkgebouw Eben
Haëzer aan de Lauriergracht 132, dat in 1893 is gebouwd
in de zogenoemde 'Willem II gotiek'. De kerk werd 'De Buffel'
genoemd.
Die bouwstijl is in veel kerkgebouwen, die in het begin 'preekschuren'
genoemd werden, terug te vinden.
De kerk aan de Looiersgracht was oorspronkelijk als pakhuis voor
marmeren Belgische schoorsteenmantels gebouwd. Er zou ook een fabriek
van brandspuiten in komen.
In ieder geval liet de kerkenraad de gevel in 1894 verbouwen in de stijl
zoals die er nu uit ziet, en werd het gebouw als kerk ingwijd.
Als gevolg van splitsingen en strubbelingen in de geloofsgemeenschap werd het gebouw
in 1925 aan de firma Zürcher verkocht die op nr. 68
een Cartonnage en Reclamekaarten fabriek had.
Toen de Gereformeerde Gemeente een nieuw gebouw zocht, kwam er een
Amsterdamse volksvrouw vertellen 'jullie kenne het kerkie terug
krijgen'.
En zo kwamen ze door terugkoop van Zürcher in 1933 weer
in
het bezit van het gebouw.
In 1972 wordt er brand gesticht. De kerk blijft gespaard, maar het
archief brandt volledig uit. De brandstichter probeert ook drukkerij
Cloeck & Moedigh aan de Lijnbaansgracht aan te steken.
Er is nu sinds 1994 een Bijbelcentrum en evangelisatiepost Simon
de Looier van de Gereformeerde Gemeenten gevestigd.
Sinds 1999 worden er ook weer kerkdiensten gehouden. Na een verbouwing
in 2012 is het behalve mee te doen aan bijbelcursussen en kinderclubs
ook mogelijk deel te nemen aan 'open maaltijden' op donderdagavond.
[1840]
De
Vereniging tot Weldadigheid van den Allerheiligsten Verlosser
Koning Willem
II zorgde er voor dat een nieuwe tijd voor katholiek Nederland kon
aanbreken.
Maar zijn eerste maatregelen riepen veel antikatholieke reacties
op. De katholieke emancipatiestrijd leverde 'De Vereniging tot Weldadigheid
van den Allerheiligsten Verlosser' op.
Een jonge arts J.W.Cramer en zijn vriend J.A.Alberdingk
Thijm maakten een plan voor een nieuwe katholieke maatschappij.
In ongeveer dezelfde tijd ontwierp ook de jezuïet Arnoldus
Frentrop een plan voor een vereniging, die zich zogenaamd aan
liefdadigheid zou wijden, maar in werkelijkheid bestemd was om aan
de emancipatie van het katholiek volksdeel te werken.
Cramer en
Frentrop troffen elkaar in de biechtstoel en besloten samen te gaan
werken. Zij polsten vervolgens enkele bekende katholieken, en op
19 november 1841 was de eerste bijeenkomst met de eerste financiën,
fl.325,- in kas. Er kwam een uitgebreide directie, vanzelfsprekend
met pater Frentrop voorop.
Liefdadigheid?
Tien dames moesten de zorg voor een paar arme gezinnen op zich te
nemen. Het moest duidelijk om liefdadigheid gaan. Onder toeziend
oog van pater Frentrop zouden zij aan die armen, zo mogelijk, werk
verschaffen, aalmoezen uitreiken en in geval van ziekte geneeskundige
hulp verlenen.
Op 5 september 1843 keuren de heren- bestuurders
een reglement voor de dames-bestuurderessen goed met de opmerkelijke
bepaling: 'Tot bestuurderessen zullen slechts die dames worden
gekozen, die, tot den deftigen stand behoorende, óf gehuwd,
óf weduwen zijn, óf tenminste haar veertigste levensjaar
bereikt hebben'.
De economische omstandigheden waren dieptreurig en het pauperisme
nam onheilspellende vormen aan.
Aan doelen voor liefdadigheid geen
gebrek. In nog geen tien jaar tijd werd het aantal bedeelden meer
dan verdubbeld.
Omdat het een beetje vreemd was alles aan dames over te laten begon
Frentrop een Heerenvereeniging ten behoeve van een katholieke
associatie, dat wil zeggen dat katholieken gelijkgesteld werden
met niet-katholieken. Maar de andere heren wilden het bij liefdadigheid
houden.
Zo ontstond in 1846 het St. Aloysiusgesticht. Een toevluchtsoord
voor arme jongens. Verder kwam er een volksbibliotheek.
De heren kregen het ook met de dames aan de stok, de geestelijken
wilden een duidelijke vinger in de pap hebben.
Leerscholen
De eerste 'school', de bewaarschool op de Anjeliersgracht (Westerstraat)
voor katholieke arme kinderen, kwam in 1845. Er was geprobeerd
aan te sluiten bij de bestaande bewaarschool op de Elandsgracht
maar dat lukte niet. Twee jaar later was er al een tweede bewaarschool
in de Looiersstraat.
De 'Vereeniging van jongejuffrouwen voor
de bewaar-scholen' moest voor de kwaliteit zorgen. Het onderwijzend
personeel moest natuurlijk uit religieuzen bestaan. De congregatie
van de Zusters van Liefde te Tilburg was de eerste. Nergens
was sprake van 'kloosterlingen' of 'zusters' want de regering
van Willem I erkende geen kloosters en verbood novicen aan te
nemen.
Zoals ook de regenten van het St. Bernardus-gesticht gedaan hadden,
verbond de Vereniging een leerschool aan haar bewaarscholen. In
1847 kwam de eerste zuster-onderwijzeres in Amsterdam aan. Met
haar komst was gelijk ook de opening van de eerste leerschool
een feit.
Bij het stichten van leerscholen bleek dat het moeilijk was toestemming
van de overheid te krijgen.
De schoolwet van 1806 had dit aan de willekeur der autoriteiten
overgelaten.
Er waren al jongensscholen van de Vincentiusvereniging,
dus de Vereniging begon voornamelijk meisjesscholen. Pas in 1851
kwam er een jongensschool.
Met de nieuwe schoolwet van 1857 konden bijzondere scholen gesticht
worden maar die waren een 'een kweekplaats van een modern,
ondogmatisch en vrijzinnig christendom'. Voor katholieke kinderen
dus ten enen male ongeschikt.
[1887]
Een Rooms-katholieke kerk in de Binnenstad
De kerk, officieel de H. Nicolaas binnen de Veste, is gebouwd
tssen 1884-1887
De Sint-Nicolaaskerk is de tweede kerk van die naam in Amsterdam.
De eerste, de huidige Oude Kerk, is tijdens de Alteratie in 1578
door de gereformeerden van de rooms-katholieken afgepakt.
De pastoors trokken rond in de stad en de katholieken moesten
hun diensten in het geheim de zolders van rijkere huizen houden.
In het begin van de 17e eeuw was er behoefte aan wat vastere bedeplaatsen
en zo ontstonden langzaam aan de schuilkerken.
Een van die schuilkerken
was het hoekhuis aan de Oude Zijds Voorburgwal en Heintje Hoeksteeg.
Tot 1611 was dit huis in het bezit van de protestantse Roetert
Ernst, schepen van Amsterdam. Beneden woonde een soort herbergier,
de katholiek Hartman met zijn huishoudster.
Pastoor Sixtius en zijn kapelaan Jacob Vlieger vierden
in het huis van Hartman van tijd tot tijd de Eucharistie en dienden
er de sacramenten toe.
Er werd pas iets verbouwd toen er een wat
groter verdraagzaamheid ten opzichte van de katholieken ontstond
in de stad. Maar die verdraagzaamheid kostte altijd geld. Pastoor
Sixtius woonde in het Begijnhof omdat hij daar meer vrijheid had.
Alle priesters werden pastoor van de Statie 't Hert genoemd,
omdat dit schuilkerkje St.Nicolaas tot patroon had en als zodanig
beschouwd werd opvolgster te zijn van de middeleeuwse parochiekerk.
De gehele Oude Zijde behoorde nog altijd tot de St.Nicolaas, hoewel
er vele zolderkerkjes waren, elke met een eigen priester als pastoor.
Pas in 1675 komt er een pastoor wonen bij het kerkje in de Heintje
Hoeksteeg. Dat was Willem Schoen, de eerste die zich echt
als pastoor van de statie beschouwt en niet meer als de 'pastoor
van de Oude Zijde', zoals zijn voorgangers.
Het oude zolderkerkje voldeed al lang niet meer aan de eisen en
men ging op zoek naar mogelijkheden voor nieuwbouw. Na het herstel
van de Nederlandse Hiërarchie in 1853 kwamen de bisschoppen
al vrij snel met een officiële parochie indeling, ieder met
een eigen kerkbestuur. Zo voegden zij de vroegere staties van
de H. Nicolaas en van de H. Anna samen tot één parochie.
Einde 1863 kocht het kerkbestuur een perceel aan de Slijpsteenen.
Het pand werd verbouwd en voorlopig verhuurd. Elf jaar late, in
1874, werd een tweede perceel en een derde in de Oude Teertuinen
gekocht.
Pas in 1881 had men de beschikking over voldoende grond
om een kerk van formaat te kunnen bouwen. Architect Bleijs
maakte de tekeningen en de bouw werd aanbesteed voor fl. 284.000.-
In de avond van 30 maart 1887 werd het H.Sacrament van het oude
schuilkerkje overgebracht naar de nieuwe St.Nicolaaskerk. Het
oude gebouw ging over aan de vereniging De Amstelkring,
die het inrichtte tot museum onder de bekende naam: 'Onze Lieve
Heer op Solder'.
Restauraties
Tussen 1966 en 1973 werden bij de restauratie de ramen in de koepel
zijn dichtgemetseld en de glazen binnenkoepel verwijderd. Dit
was nodig om verder verval en mogelijke instorting te voorkomen.
Een grootscheepse restauratie vond plaats in de jaren 1997-2001.
Het het exterieur en het interieur werd grondig onder handen genomen.
De koepel werd weer geheel hersteld waardoor het daglicht weer
terugkwam in de kerk. Ook de wandschilderingen, die in deze kerk
volledig bewaard zijn gebleven zijn geheel gerestaureerd.
Basiliek
Tijdens het 125 jarig bestaan wordt de St.Nicolaaskerk door de
Paus verheven tot basilica minor, ofwel basiliek.
De feitelijke verheffing is op 8 december 2012.
Om de titel van basiliek te ontvangen moet een kerk een bijzonder
bouwwerk zijn en druk worden bezocht, bijvoorbeeld omwille van
een bepaalde verering of devotie. In het geval van de Nicolaas
motiveert de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst in
Rome haar besluit met twee bijzondere argumenten: de verering
van de H.Nicolaas, stadspatroon van Amsterdam, die befaamde bisschop
van Myra, en de devotie rond het Mirakel van Amsterdam, waarin
de Nicolaas een belangrijke rol speelt, en die vanaf de Middeleeuwen
haar plaats heeft gehad in de stad.
De nieuwe status is ook een erkenning van de vele generaties die
zich in de afgelopen zeven eeuwen hebben ingezet voor het katholieke
geloof in Amsterdam.
Dat deden ze in vaak moeilijke tijden en
onder beroerde omstandigheden na de Reformatie, toen de katholieke
geloofspraktijk niet zichtbaar mocht zijn. Maar ook aan de ontkerkelijking
van de vorige eeuw, die in Amsterdam leek te leiden tot sluiting
van diverse kerken in de binnenstad.
[1887]
Leger des Heils
Komt
allen herwaarts, die vermoeid en beladen zijt.
Op de
pui van volkszaal Emmanuël in de Gerard Doustraat,
hing boven de ingang behalve deze tekst ook het schild van het
Leger des Heils met het strijdbare motto Bloed en Vuur. Om zeven uur die avond van de 8ste mei 1887 ging de deur open.
Het liep vol. De allereerste bijeenkomst van het Leger in Nederland
kon beginnen maar de bewoners van de Pijp en dronken jongens verstoren
de evangelisatie van kapitein John.K.Tyler, die als matroos
op de lijn Hoek van Holland-Harwich vaart.
Er wordt een ander lokaal gevonden op de hoek van de Lijnbaansgracht
en de Looiersgracht. Er kunnen 450 mensen in, maar de verstoringen
van het Leger houden pas in 1890 op, voornamelijk door de hulp
Soup, Soap and Salvation die ze geven aan getroffenen van
een zeer koude winter.
Het Leger des Heils heeft nu nog een kinderhospice op de Lindengracht.
[1893]
Chr. Gereformeerde kerk Eben Haëzer

Lauriergracht
132 / Foto: A v Dijk 1957/ Rechts de kerk als appartementengebouw
De Buffel
De kerk is
in de zogenoemde Willem II-gotiek gebouwd.
Kenmerkend voor deze
neogotische stijl is dat de constructie neoclassicistisch was
en dat het neogotische vooral naar voren kwam in het decoratief
gebruik van uit de gotiek overgenomen vormen als spitsbogen en
pinakels. Deze kerken hadden soms imitatiegewelven van stro en
stucwerk, stukadoorsgotiek genoemd.
Het kerkgebouw op de Lauriergracht werd 'De Buffel' genoemd.
De Chr. Gereformeerde gemeente had twee 'preekplaatsen' In 1985
werd de Eben Haëzerkerk op de Lauriergracht gesloten. Sindsdien
is er slechts één preekplaats over. De
kerk had een Flaes-orgel [1874] dat oorspronkelijk voor de Engelse
kerk op het Begijnhof gebouwd was.
In een nieuwe kast is het in
deze kerk geplaatst. Tegenwoordig staat het orgel in Meppel.
Dominee HP Scholte woonde in het voormalige pakhuis de
Hoop op nr. 118. Hij was Amsterdammer van geboorte en keerde terug
om een afgescheiden gemeente te stichten. Hij preekte in deze
kerk.
De kerk is tegenwoordig omgebouwd tot luxe appartementen.
[1662]
Schuilkerk De Zaaier
Een kerk bij moeder thuis
Pater Henricus
van Alckemade woont bij zijn moeder op de Keizersgracht bij
de Brouwersgracht.
Hij richt daar huiskerk De Sayer in. Hij zorgde voor alle huiszittende roomse armen van de stad.
Hij deelde in de strenge winters levensmiddelen uit aan de bewoners
van de Jordaan.
De gereformeerde kerkenraad klaagde bij de burgemeesters
om 'de paepse kerck op de Kaijsersgraft bij de Groenlandtse
packhijsen' te laten sluiten.
Het lukte de Jansenistische
priesters de Zaaier te laten sluiten. De vijf paters, die
van 1708-1792 in de Zaaier hebben gewoond gingen in het geheim door
met dopen en huwelijken sluiten.
Een herkenbaar kerkgebouw
De huiskerk werd in 1837 vervangen door een veel ruimer, en als
zodanig herkenbaar, kerkgebouw, ontworpen door architect Joannes
van Straaten in zogenaamde romeinse stijl. Door de giften
en schenkingen van Wilhelmus Henricus Gompertz en diens
echtgenote kon dit grote werk tot stand worden gebracht.
De
Zaaier, de kerk van de H.Ignatius, werd tot parochiekerk
verheven en de Krijtberg werd hulpkerk.
[1899]
RK Kerk van de H.Ignatius, De Zaaier

De
katholieken kopen een Socialistisch bolwerk
Het plan werd opgevat het verenigingsgebouw
Constantia, Rozengracht 152, van de Vrije Socialistische Arbeidersbeweging,
dat wegens hypotheekschuld op 20 maart 1899 in veiling zou komen,
aan te kopen.
Een
kerk in de Jordaan
Pater J.C. Alberdingk Thijm, zoon van de schrijver,
voerde samen met pater L.Steger, dit plan uit.
Constantia
werd geveild. Kerkmeester J.A.A. Grijpink, kaashandelaar,
kocht het op eigen naam voor f.30.100,- en verkocht het voor diezelfde
som door aan het kerkbestuur van 'de Zaaier'. Zo kon, nog juist
vóór het einde van de 19e eeuw de eerste katholieke
kerk in 'de Jordaan' worden gesticht.
Men begon meteen een aantal
panden in de Akoleienstraat en de Bloemstraat aan te kopen om
een mooie grote kerk te kunnen neerzetten. Ze staken zich wel
in de schulden want de kerk op de Keizersgracht moest nog verkocht
worden.
Zullen
we de Noorderkerk ook inpikken?
De geestelijkheid van de pastorie van 'de Zaaier' wilde over steunpunten
in het volkrijke en zorg-eisende Jordaangebied beschikken. In
de hele Jordaan was nog nooit een statie gevestigd geweest.
In 'de Franse tijd' probeerde men de Noorderkerk te pakken te
krijgen.
Het lukte niet om de protestanten tot afstand van hun vele ruime
kerkgebouwen te bewegen.

Tijdelijke behuizing van de St. Joseph Kapel
Bloemgracht
119
Groothandel in piano en orgelonderdelen, Brouwer & Zn., is er nu gevestigd.
De nieuwe St Jozefkapel kwam op de Rozengracht
en die werd vervolgens weer vervangen door kerk De Zaaier.
[1921]
Roothaanhuis
Van 1921 tot 1929, werd de nieuwe Zaaierkerk met pastorie aan
de Rozengracht en een groot parochiegebouw, het clubhuis 'Joannes
Roothaan', aan de overzijde, met kracht aangepakt.
Voor het parochiegebouw liet men eerste
het oog vallen op het verenigingsgebouw 'de Harmonie', Rozengracht
207-213. Daarna gingen de gedachten uit naar de oostelijke hoek
van de 2e Rozendwarsstraat en de Rozengracht.
Door aankoop, tenslotte
van deze panden kreeg men de beschikking over een terrein, recht
tegenover de te bouwen kerk en pastorie, dat zich van de Rozengracht
tot de daarachter gelegen Rozenstraat uitstrekte.
De
nieuwe kerk en pastorie kwamen vóór Kerstmis 1928
gereed en het Roothaanhuis kon in het voorjaar van 1929 in gebruik
worden genomen. Zij waren ontworpen door architect W. Valk.
Exodus
Hoewel bij de ingebruikneming van kerk en clubhuis aan de Rozengracht
het werkgebied van 'de Zaaier', met het Jordaangedeelte tussen
Rozengracht en Lauriersgracht was uitgebreid, en het parochieleven,
ook dank zij de activiteiten die vanuit het Roothaanhuis konden
worden ontplooid, aanvankelijk sterk opbloeide, kon de langzame
neergang toch niet worden tegengegaan.
Na de tweede wereldoorlog raakte de Jordaan als woonwijk achter
bij wat de nieuwbouw te bieden had, zodat jonge gezinnen meer
en meer de buurt verlieten zonder dat andere daarvoor in de plaats
kwamen. Zo verloren kerk en clubhuis steeds meer hun functie.
Al rond 1960 probeerde men het Roothaanhuis aan de Erven
Lucas Bols te verkopen, dat lukte niet.
Nadat in 1964 nog op bescheiden wijze het derde eeuwfeest van
'de Zaaier' was gevierd, ging het clubhuis in 1968 over aan de
stichting Wijkwerk
Zuid-Jordaan.
Tegenwoordig is het een dancing en visrestaurant.
Opheffing
van de parochie van de H. Ignatius 'de Zaaier'
In het kader van de reorganisatie van de zielzorg in de binnenstad
werd tenslotte vóór einde 1971 'de Zaaier' gesloten.
Een
tapijthandelaar en een winkel in elektrische gitaren aan de overkant
van de Rozengracht gebruiken het gebouw als opslag plaats.
[1980]
Fatih Cami (moskee)

De kruisen
op het dak zijn vervangen door een halve maan

[L] Mimbar
(preekstoel) [R] interieur Fatih Cami met Mirab, de gebedsnis in
de richting Mekka
Als
een burcht torent de voormalige RK kerk boven het drukke verkeer
van de Rozengracht.
De kruisen op de twee torens zijn vervangen door halve manen.
Van een broedplaats van het Socialisme, via Katholiek Godshuis,
is het nu een Moskee.
De Zaaier is overgenomen door de Tukse Fatih Cami en is een moskee geworden.
Er moet veel gebeuren voor er gebeden kan worden. Het interieur
van de kerk moest wel veranderd worden.
In alle moskeeën
van de wereld is de kompasrichting naar Mekka aangegeven door
de Kiblah, de gebedsnis. Wie het hoofd erheen wendt, kijkt richting Mekka. Met het altaar als richtpunt lag het oorspronkelijke
ruimte juist op het Noord-Westen en daarmee 180° verkeerd.
De richting naar Mekka deed er de blik stuiten op de binnengevel
met entree en de binnenkomende bezoekers. Vandaar een nieuwe muur
in het interieur, met daarin een gebedsnis, een muur die de vroegere
entree aan het gezicht ontrekt en afsluit van binnenuit.
Toch is in
de gevel aan de Rozengracht nog een bescheiden toegang tot het
interieur te vinden. Die brengt de bezoeker niet meteen in de
gebedsruimte. Eerst is er een lange gang naar een plek waar, volgens
het islamitische voorschrift, de kleine wassing gedaan kan worden.
Vervolgens kan de gebedsruimte worden betreden, vanaf een plek
die voorheen niet ver van het altaar was.
Het dak lekte
en het kostte enige miljoenen om alles droog te houden.
Inmiddels is het dak grondig gerestaureerd.
Fatih is de naam van een grote en wijze koning van het Ottomaanse
Rijk. Die wijsheid probeert het bestuur van de Moskee uit te dragen
door een 'open-deur-gedachte'
om bewoners van de Jordaan, ook niet-Moslims, voor
alle mogelijke ontmoetingen uit te nodigen.
Samen met de Westerkerk zijn er gezamenlijke vieringen op bevrijdingsdag.
[1920-1927]
Clarissen Capucinessen
De stichteres was Moeder Veronica Het was in 1919 de eerste Nederlandse communiteit
van Clarissen-Capucinessen, gevestigd op de Egelantiersgracht nr. 117 Amsterdam.
Gedurende 21 jaar was ze abdis. Ze stierf in 1963. Vanwege haar
lengte noemden de zusters haar 'kleine moeder'
[1930]
Auxiliatricen van de zielen in het Vagevuur
De 'helpsters van de zielen' kwamen daarna op de Egelantiersgracht
wonen.
De zalige Eugenia Smet, ook Maria van de Voorzienigheid,
was een Franse ordestichtster.
Ze voelde zich geroepen om daden van liefdadigheid te stellen voor
de zielen uit het vagevuur.
Smet stichtte de gemeenschap van "Auxiliatricen
van de Zielen in het Vagevuur" in Parijs in 1856 en richtte
die in naar het voorbeeld van de jezuïeten. De congregatie
voert thans zijn missiewerk uit in 22 landen, onder meer in België.
Ze werd door paus Pius XII zalig verklaard in 1957. Ze is de beschermheilige
van een ieder die door religieuze orden geweigerd wordt.
[1659]
De
Eilandskerk
Preekschuren
In 1659 besloot de vroedschap houten preekschuren te bouwen op
de Oostelijke en Westelijke Eilanden en het Amstelveld. Niet lang
daarna konden die gewijd worden.
De bedoeling was de houten kerken zo snel als mogelijk te vervangen
door stenen gebouwen.
Dat lukte voor de Eilandskerk in 1739, en voor de Oosterkerk al in
1671.
De Amstelkerk is nooit in steen gebouwd.
In 1879 kwam er een spoorlijn vlak langs de Eilandskerk op het
Bickerseiland. Dat heeft het gebouw geen goed gedaan. De weke
grond bood geen weerstand tegen het gedreun van de treinen en
de kerk zakte langzaam scheef. Om het gewicht te verminderen werd
in 1910 de torenkoepel afgebroken maar dat hielp niet. In 1939
was de toestand zo slecht dat de kerk buiten gebruik gesteld moest
worden.
In 1950 werd de kerk gesloopt. Bij de afbraak in 1950 bleef de
kosterswoning voorlopig staan.
Toen de Eilandskerk in 1939 dicht
ging, werd de Noorderkerk weer opgeknapt en gebruikt.
[1950]
Kleine
Zusters van Charles de Foucauld
Drie Kleine Zusters leven in een kleine gemeenschap op een woonboot
in Lijnbaansgracht tegenover de Tichelkerk. Ze verdienen de kost
met eenvoudig werk en trekken op met mensen die door verslaving
aan de rand van de maatschappij geraakt zijn.
Het begon in de Sahara
Na verschillende omzwervingen vestigt Foucauld zich in Tamanrasset als enige priester binnen een straal van zestig dagreizen door de
woestijn. Hij leeft tussen de Toeareg, sluit vriendschap met hen
en bestudeert hun taal en cultuur. Zijn droom om een nieuwe gemeenschap
te stichten loopt echter op niets uit. Op 1 december 1916 werd Charles
de Foucauld, 58 jaar oud, in de zuidelijke Sahara van Algerije doodgeschoten
door een groep opstandige Toeareg.
Zijn biografie heeft een enorme uitwerking. In vele landen komen
gemeenschappen van Kleine Broeders en Zusters die zijn voorbeeld
volgen en zich vestigen te midden van de armsten en dezelfde leef-
en werkomstandigheden delen. De volgelingen proberen aanwezig te
zijn, ook in uitzichtloze situaties waar niets verandert.
Een
Kleine Zuster schrijft:
"In
onze maatschappij die de nadruk legt op prestatie en efficiency
is het niet gemakkelijk te aanvaarden dat we vaak machteloos zijn,
dat we niets' kunnen doen voor een ander. Hoe meer we op
resultaten gericht zijn, hoe groter de desillusie. Hoe kunnen
we leren - met onze onmacht - naast iemand te blijven staan? Kan
deze houding een bron van leven zijn? Zelf geloof ik, dat juist
deze weg een bevrijdende weg kan zijn, een weg die mij van de
illusie en almacht bevrijdt, een weg die mij en de ander ruimte
en tijd geeft om te groeien: ik kan niet alles en ik hoef niet
alles. Ik mag er zijn zoals ik ben. De ander ook, beperkt, onaf,
in wording ..."
Toch kan deze houding van gelijkwaardigheid en verbondenheid met
de armsten ook wel vragen oproepen. Zou het toch niet goed zijn
de ander te helpen als dat kan? Zoals enkele mensen in Tanzania
zeiden: "Waarom
maken jullie ons belachelijk? Waarom verspillen jullie je tijd?
Jullie zijn er niet om in een huis van modder te wonen. Jullie
zijn er om ons uit de modder te trekken."
[1952]
Claverhuis / Huis van de Buurt

Het Claverhuis is genoemd naar de Spaanse jezuïet Pedro
Claver.(1580-1654)
Het doel was het katholieke Jeugd en gezinswerk uit
te voeren.
De start was in de Elandstraat in het gebouw van de Vereniging
ter verbreiding der waarheid.
In 1962 verhuist men naar de Oude
Looiersstraat om kinderen op school warme maaltijden te geven.
Naarmate de Jordaanse bevolking welvarender wordt veranderen de
activiteiten naar politiek, stadsvernieuwing en naar het steunen
van kleine projecten die de buurt een beter aanzien geven zoals
het planten van bloemen in olievaten.
Het gebouw aan de Elandsgracht Nr.70 was eerst een buurtschool gebouwd in 1994..
In de oorlog werd het gebruikt als distributiekantoor waar je stamkaarten kon afhalen voor voedsel dat 'op de bon 'was. Men moest er ook radiotoestellen inleveren.
Na de oorlog was er een opleiding voor de wijkverpleging in gevestigd.
De Da Costa lagere school was er van 1953-1989
gevolgd door de Middelbare Horecavakschool De Kogge.
De tijden veranderen en voor een buurthuis met de inzet van
veel vrijwilligers is geen plaats meer.
Van de 18 buurthuizen
blijven enkele over. Na de sluiting van De Egelantier in
1987 nog maar twee: het Jan Ligtharthuis in de Noord-Jordaan
en het Claverhuis in de Zuid-Jordaan. Het maatschappelijk
werk wordt overgenomen door de Blankenbergstichting.
In
1992 is van de katholieke signatuur van het Claverhuis verdampt.
Het is een centrum voor alle buurtbewoners geworden, onderdeel van Stichting
Welzijn Binnenstad. Sociaal-cultureel werk, in de vorm van
cursussen, kinderopvang en speeltuinwerk. Nadat ook het Jan Ligtharthuis
wegbezuinigd wordt, blijft het Claverhuis nog als enige buurthuis
in de Jordaan over.
Huis van de buurt
Een aantal Fusies in de welzijnsinstelling vinden plaats. De fantasienamen
als IJsterk, Raster en Centram worden bedacht.
Het Claverhuis
verhuist naar de Elandsgracht, wordt samengevoegd met buurthuis
Straat&Dijk en nadat het Wijkcentrum Jordaan en Gouden Reaal aan elkaar geplakt zijn staat daar in 2011 het Huis van de Buurt.
Het moet een plek voor bijeenkomsten en een plek voor het krijgen van advies zijn.
Een verbouwing van de materiële omgeving vindt plaats, compleet
met een oprit voor rolstoelen.
Blijft over de zorg voor frisse
inhoudelijke activiteiten.
Er huizen een aantal organisaties zoals:Spreekuur van de gemeente; Roads, maatschappelijk werk; Arkin voor geestelijke gezondheid; Team Ed voor ervaringsdeskundigheid; IWoon voor huren en kopen van een huis; CentraM voor problemen; MEE voor meedoen in de samenleving; DOCK voor ondersteuning hulpvragen; KOPPL voor bankzaakjes; Koentact voor Nederlandse les; Buurtzorg voor wijkverpleging; Dynamo voor de samenleving; Partou BSO voor relaxen na je schooltijd en de Daklozenvakbond tegen slapen op straat.
[1960]
Sociaal Religieus Gesprekscentrum

[L] Roel van
Duyn en de voorzitter Ton Haentjes Dekker, [R]Johnny van Doorn, alias Johnny de Zelfkicker
De voorganger, zadelmaker Fons staat meestal als straatpredikant op de
Dappermarkt te evangeliseren. Hij richt een Comité ter
Verdieping van het Volksbewustzijn op.
Onder leiding van de Zen Christelijk anarchist Haentjes Dekker
komen in de Raamstraat 16a de alternatievelingen bijeen. om hun 'preek' te houden.
De Provovoorman
Roel van Duyn, de anti-rook magiër Robert Jasper
Grootveld en De Witte Fietsenmaker Luud Schimmelpenninck voeren daar het woord.
De dichter Johnny van Doorn, alias Johnny de
Zelfkicker is ook van de partij. Het is een voormalig Errenemmer in Mokum. In 1962 ontvluchtte hij het benauwde, kleinburgerlijke milieu van zijn ouders en de middelbare school in Arnhem en vertrekt naar Amsterdam. Hij is bekend van het gedicht de 'Magistraal Stralende Zon' dat hij regelmatig luidkeels uitschreeuwt.
Verschillende
woorden op die bijeenkomsten beginnen met een K klinken op. Kermis, Kerk, Kapitaal,
Kanker en Klaas komt.
>
naar boven
|
|