Ambachten

Binnen
de deftige grachtengordel mochten geen ambachten uitgeoefend worden.
De
Jordaan is door de daarheen verdreven bedrijven een ongezonde
omgeving geworden.
Langs de straten liepen diepe goten, open riolen.
Na het afschaffen van de gilden werd er gewoon op straat geslacht.
Uitwerpselen, slachtafval en vervuild water van alle mogelijke
ambachten, alles bleef bij droogte liggen en stroomde als het
regende naar de grachten.
Het koelwater van de stoommachines van
de suikerfabrieken warmde het grachtenwater op en de rotte eierenstank
die daar uit opsteeg tastte zelfs het schilderwerk van de huizen
aan.
Daar kwamen dan nog de vette rookwolken bij die de schoorstenen
van de talrijke industrieën uitbraakten.
Brandgevaarlijk
In dit dichtgebouwde stadsdeel is brandgevaar niet denkbeeldig.
Het bouwen van houten huizen was weliswaar verboden, maar over
de talrijke houten werkplaatsen en opslagplaatsen werd niets gezegd.
Ook als de fabriekjes niet in brand stonden kwamen zware stinkende
rookwolken uit de schoorstenen.
De kopergieterijen, de 'geelgieters'
en de smederijen waren wat dat betreft berucht. Die kwamen, behalve
met omwonenden, ook met de andere ambachtslieden in conflict.

De Legaturenmakers
Die weefden een soort stof die op brokaat of goudlaken lijkt.
De fijne zijde stoffen met gouddraad en linnen werden voor rijke
wandbekleding en stoffen voor pronkkleding gebruikt. Later werd
dit weefsel gebruikt voor goedkopere bedbehangsels en stoelovertrekken.
Het was duidelijk dat ze de smerige roetdeeltjes uit de fabrieksschoorstenen
niet konden verdragen.
Blau-
en Couleurverwers
Aan de Bloemgracht was tot voor kort nog een verfmengerij in bedrijf,
dit tot grote bezorgdheid van omwonenden. Rond de Raamstraat en
Bloemstraat zaten de wevers en ververs, die hun geverfde wollen
lappen op een raamwerk spanden en buiten de stadsmuur te drogen
legden.
Eén poort in de stadsmuur was voor de ververs beschikbaar,
waar de Raampoort nu nog zijn naam aan dankt.
De leerlooiers vestigden zich rond de Elands- en Looiersgracht
De pottenbakkers rond de Anjeliersgracht (nu Westerstraat) en
Tichelstraat.
De suikerwerkers komen later er bij.
Behalve de suikerfabrieken waren er de textielweverijen, de schoen-
en hoedenmakers, de zeep- en verffabriekjes.
[1597]
De suikerproductie
in de Jordaan
Suikerraffinaderij aan
de Lauriergracht
Welke de oudste suikerbakkerij van Amsterdam was, is onbekend.
We weten alleen dat in 1597 het stadsbestuur vaststelde dat de “raffineurs van suycker” samen in geval van brand recht hadden op achttien brandemmers: aangezien zes per bedrijf de norm was, moeten er toen drie suikerbedrijven zijn geweest, en zo veel waren er nog steeds volgens een lijst uit 1605.
Steeds meer fabrieken
In 1672 schreef men:"
In
deze stad zijn veel suykerbakkerijen, wel meer als 50. 't Zijn
grote huysen daar al te met wel voor 2 tonne goudts aan suyker
in één suykerbakkerij is, hier zijn ketels of groote
diepe pannen daar de suyker ingedaan en met wit water, dat op
kalk heeft ghestaan, gekookt worden en zijn tijdt genoden hebbende,
doet men de suyker in potten, die duyzenden in werkhuyzen zijn;
ja een suykerbakker heeft wel voor vijfigh od tsestigh duysend
guldens alleen aan ptten van doen, zoo groote als kleyne: in deze
potten staat het van onder tot boven op alle solders zoo vol,
dat er maar een deurgank is om een mens door te laten gaan, en
dese huysen zijn gemeenlijk vijf en zes verdiepingen hoogh"
De
grote suikerfabrieken staan zoals aan de voormalige Schans. Dat is nu de
Marnixstraat.
De grootste is de Suikerraffinaderij De Bruyn & Zn.,
die later Amstel-suikerraffinaderij heette.
De kleinere staan hier en daar in de Jordaan.
[Fokkens 1672 in: De suikerhandel van Amsterdam
1908]
Suikerverwerkende
fabrieken
Vele kleine
snoep- en dropfabriekjes vestigen zich in de Jordaan.
Dat waren de firma's Klene en Petrovitch.
Johnny Kraaikamp en Willy Alberti hebben er gewerkt.

Suikerverwerkende industrie aan de Looiersgracht

Brand bij de suikerraffinaderij Beuker en
Hulshof
Brand bij Beuker en Hulshof
De suikerfabricage ging wel eens
mis, zoals hier aan de Lauriergracht 86 op de hoek van de Tweede
Laurierdwarsstraat, bij de brand in de Suikerraffinaderij Beuker
en Hulshof.
De stoombrandspuiten, een nieuwe uitvinding van Van Der Heijden,
braakten minstens evenveel rook uit als de brand zelf maar het vuur werd eigenlijk geblust door het neervallende puin.
De fabriek werd niet herbouwd en 400 arbeiders zijn werkloos
geworden. (7 januari 1880)
Pakhuis
De Pelikaan
In 't wester deel
der stad, dichtbij de grijze wallen.
In het platte Amsterdams wel eens genoemd Jordaan.
Verrijst er een fabriek, de grootste van hen allen,
Waar voor de gevel prijkt een steenen Pelikaan
[lofdicht op Hendrik Harmsen Klijn, suikerraffinadeur
door G.J.Boissevain]
Suikerraffinaderij de Berg Etna
Oorspronkelijk is De Pelikaan een deel van
een Suikerraffinaderij 'De Berg Etna', tot 1881 gesitueerd
op het achterterrein van Lauriergracht nr.107. Dat is nu een siertuin.
De Pelikaan is aan de kant van de Lauriergracht één
perceel breed. Er was een toegang naar het woonhuis op nr.111.
In het achterdeel was de raffinaderij met suikerbrood- en kandijstoven
en een hoge fabrieksschoorsteen. Op de bovenverdiepingen werd
suikerriet verwerkt. Via de Kaatsballengang kon je naar de Elandsstraat.
'De drie Suykerbroden'
De suikerfabriek
aan de Lauriergracht nr.125, was van van suikerbakker
J. Reisig. Die schreef een uitgebreid boek over
de voorwaarden voor een suikerfabriek. Het water moest makkelijk
uit de gracht gehaald kunnen worden. Rondom de fabriek moest voldoende
frisse lucht naar binnen kunnen komen voor de afkoeling van de
potten met suiker. Hoge schoorstenen waren nodig om geen roet
in het product te laten neerslaan. Via de gracht moesten de suikerbroden
gemakkelijk verzonden kunnen worden.

Van Suikerfabriek via
Melkfabriek tot poppodium De Melkweg
Suikerraffinaderij 'De Granaatappel' 1916
Van suikerfabriek tot poptempelop de Lijnbaansgracht. De twee delen
van de fabriek waren verbonden met een loopbrug over het water
van de gracht.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog lukte het niet om voldoende grondstoffen
aan te voeren en moest de fabriek sluiten.
Na de suiker kwam de melkfabriek 'OVV De Eendracht'. Die
sloot in 1969 omdat het toch wel een onhandige plek voor een fabriek was,
zo vlak achter de schouwburg.
De Melkweg 1983
De plek waar het rammelen van de melkflessen klonk, is nu overgenomen
door de drumstellen van de internationale popscene. Een ruimte
vol grensverleggende multi media en 'crossing borders'
> lees
meer over suikerraffinaderijen
[1575]
Likeurstokerijen
hebben veel suiker nodig
De familie Bols
Die begonnnen in dat jaar een distilleerderij 'Het
Lootsje', Het was de oudste distilleerderij in de wereld.
Al snel was het lootsje te klein en Lucas Bols zag kan er in de
Gouden Eeuw een prachtige onderneming van te maken.
Dat kwam vooral
omdat de VOC, waarvan Lucas aandeelhouder was de meest interessante
kruiden voor alle mogelijke likeuren importeerde.
In 1664 begon Bols met jenever, een borrel die sindsdien overal
gedronken werd.
In 1816 toen de laatste mannelijke Bols stierf, liet die een erfenis
van 250 handgeschreven geheime recepten na voor de Erven Lucas
Bols.
De onderneming werd aan de familie Moltzer verkocht die Bols wereldwijd
bekend maakte.
De productie kon niet meer op de Rozengracht blijven en verhuisde
in 1969 naar Nieuw Vennep.
Zoals dat meestal gaat kwam Lucas Bols in buitenlandse handen
en werd door Rémy Cointreau overgenomen, inclusief een
rij merken zoals Bokma, Hartevelt, Coebergh, Pisang Ambon, Hoppe
and Henkes.
In 2006 kwam Bols weer in Nederlandse handen en keerde
het merk in Amsterdam terug.

De Lucas Bols fabriek voor en na de demping
van de Rozengracht 1889

Kruikenruikers
Een
opmerkelijk ambacht in deze industrie was dat van de 'kruikenruiker'.
De geleegde jeneverkruiken werden soms gebruikt om petroleum en
dergelijke te bewaren.
Het was de taak van de kruikenruikers om vast te stellen of er
weer drank in kon. Men beweerde dat ze zelfs konden ruiken of
er een dode vlieg in de kruik gezeten had. Ze moesten ongeveer
2000 kruiken per dag beoordelen.
Waar
de meisjes werkten
De meisjes die niet in een 'dienstje' bij
een mevrouw werkten waren de koffiepiksters bij de koffieverlezerij
van Jonker in de Haarlemmer Houttuinen.
De Waspitten
waren de meisjes die op de Kaarsenfabriek aan de Boerenwetering
werkten.
Dan waren er nog meiden die op de Zakkiesplakkerij
aan de Looiersgracht werkten.
Voor de Jordaanse jongens waren het allemaal 'lekkere mokkels'

De koffiepiksters
[1755-1923]
Kuiperij Kiesouw Bloemgracht
187

De kuipers
Tonnen
waren nodig voor het bewaren en vervoeren van bier, wijn en drinkwater
ten behoeve van de scheepvaart.
Maar ook de visserij moest de gevangen vis tussen lagen zout opslaan
tot men weer een haven aandeed. Daarom zijn er in de buurt van
scheepswerven in de zestiende en zeventiende eeuw altijd kuiperijen
te vinden.
De nieuwe kuipen werden in de gracht gegooid om daar
de duigen goed bij elkaar te voegen.
Smederij Anjelierstraat

Koopman
in granen en meel
Als er een schuit met zakken meel in de
Prinsengracht lag werd een grote ploeg sjouwers gehuurd om de
lading naar het pakhuis van Osieck,
Elandstraat 2-4 te dragen. Daar klommen de sjouwers een wankele
ladder op. De fabriek van Carels Broodfabriek was op de
Lauriergracht gevestigd en betrok waarschijnlijk het meel uit
de Elandsstraat.
Rechts van de Elandstraat het volksbierhuis en logement Pameijer.
Links de koloniale en grutterswarenhandel Loos

Lading
meel Prinsengracht, hoek Elandsstraat
[1600]
In
de Jordaan woonden de drukkers

Omstreeks 1612 werd de stad uitgebreid: ten westen van de Herengracht werd een nieuwe stadswijk, de Jordaan, aangelegd in een oud poldergebied. In 1610 verhuisde de drukkerij van Broer Jansz naar 't Margrietenpat, buijten de Janroonpoort'.
Er bestond een Margrietenpad, een veld dat vóór de stadsuitbreiding eigendom was geweest van het Margarethenklooster dat lag tussen de tegenwoordige Elandsstraat en Lauriergracht.
Nu staan daar een school en het gebouw van de Vereniging ter Verbreiding der Waarheid.
De drukpers in Amsterdam was een zeer belangrijke bedrijfstak waar veel geld in omging.
Net als de stad groeide het aantal drukkers in de zeventiende eeuw explosief, van twintig in 1600 naar 107 in 1675, tegen 256 in de hele Republiek in dat jaar.
Boeken vormden een van de belangrijkste neringen in Amsterdam en omdat die vele drukkers werk wilden, was iedereen die iets te drukken had welkom.
De
drukkers werkten in één van de 38 Amsterdamse drukkerijen.
In de Franse tijd moest iedere proefdruk eerst aan de autoriteiten
voorgelegd worden om te kijken of er niets instond dat de regenten
onwelgevallig was.
Als de drukkers daar tegen protesteren gaan veel drukkerij failliet
en raken de drukkers hun werk kwijt.
Senefelder machinale snelpers
met handinleg [ca.1900] / Houten drukpers in gebruik bij Blaeu
[1637]
Cartografische
drukkerij

Joan
Blaeu, zoon van de beroemde cartograaf Willem Janszoon
Blaeu (1571-1638).
Deze laatste was net zo'n alleskunner als Mercator.
Aan het eind van de 16de eeuw vestigde hij zich in Amsterdam als
graveur en drukker. Hij bracht belangrijke verbeteringen aan in
de drukpers, waardoor deze sneller werkte. Hij maakte aard- en
zeeglobes en mathematische instrumenten en verrichtte landmetingen.
Het meest bekend werd hij door de atlassen en kaartboeken die
hij uitgaf.
In 1637 opende hij een grote drukkerij aan de Bloemgracht in Amsterdam,
die wereldberoemd werd.
In 1672, een jaar voor de dood van Joan Blaeu, ging de drukkerij
in vlammen op, waardoor een groot deel van de voorraad verloren
ging. In 1696 werd het bedrijf opgeheven.
[1851]
Lettergieterijen

Bloemgracht
134
Ten
tijde van de beroemde drukkerij van Blaeu was de lettergieterij
van Dirk Voskes op de Bloemgracht gevestigd.
Jean Baptiste de Passe & Menne begonnen er ook letters te
gieten. Na het overlijden van De Passe raakt de lettergieterij
in verval en wordt gekocht door Nicolaas Tetterode. In 1851 nam
hij de lettergieterij Van Broese & Co in Breda over. In 1857
voegde hij de lettergieterij uit Rotterdam en die in Breda samen
en vestigdde zich in Amsterdam op de Bloemgracht.
Tetterode werd een NV onder de naam Lettergieterij Amsterdam vh
N Tetterode en vertrok eind 1902 van de Bloemgracht. Het was er
te krap, aankoop van buurpanden was te duur. Er werd een geheel
nieuw bedrijfspand gebouwd tussen de nieuw aangelegde Bilderdijkstraat
en de Da Costakade. Een uitgebreide typografische bibliotheek,
waarvan de inrichting door de architekt KPC de Bazel werd ontworpen,
maakte deel uit van het complex.
Straathandel
Binnen de stadsuitbreiding van 1612 ontstonden een aantal nieuwe
marktpleinen.
Nieuwmarkt, Herenmarkt, Noordermarkt en Westermarkt.
Deze markten konden de druk op de Dam als marktplein verlichten

Links:
Groentehandel op de Lindengracht / rechts: vishandel op de Elandsgracht

Links: De Voddeman komt langs / rechts: Handel in vogelkooitjes in de Westerstraat

[1612]
de
Nieuwe Haarlemmerpoort wordt gebouwd

De oude Haarlemmerpoort
Die
stond aan de Herenmarkt, daar werd vanaf
1612 een varkensmarkt gehouden.
De markt werd ook bekend door
het Soeploodsoproer.
Aan de kant
van de Haarlemmerstraat werd in 1617 een vleeshal gebouwd met
er boven een wachthuis voor soldaten.
Zeven jaar later kwam de
West-Indische Compagnie in het gebouw.
Vanaf 1622
werd er op de Herenmarkt een biermarkt gehouden.


De nieuwe Haarlemmerpoort aan het Wagenplein
Die werd ongeveer op de plek van
de huidige (vijfde) Haarlemmerpoort gebouwd,
Er lag binnen de omwalling een
groot plein het zogenoemde Wagenplein.
Dat werd gebruikt om de wagens en rijtuigen te stallen.
Vanaf dit plein vertrokken ook de diligences naar o.a. Haarlem.
Groenmarkt aan de Prinsengracht
bij de Lauriergracht
De groenmarkt was in drie stukken opgedeeld.
Nr.1 op de Prinsengracht,
nr.2 op het Oude Kerksplein, nr.3 op de Nieuwe Herengracht.
Aan de Prinsengracht tussen de Looiersgracht en de Elandsgracht
werden kool, wortels en rapen aangevoerd.
Van
de Elandsgracht tot de Lauriergracht is de zogenoemde Meermarkt.
De plekken waar de schuiten afmeren worden aan de wal met merkstenen aangegeven en daar
moet marktgeld voor afgedragen worden.
Ze corresponderen met de lengte van de schepen die de
producten naar de stad brengen.
Aan de oostzijde van de Prinsengracht tussen de Reestraat en de
Berenstraat komen eveneens de groenteschuiten te liggen.
Tussen de Berenstraat en de Runstraat is in het seizoen een speciale
aspergemarkt.
Van de Reebrug tot de Rozenstraat komen de schepen met groente
uit Leiden en Leiderdorp en andere vaartuigen die Stoppel- en
staartrapen aanvoeren.
Van de Rozenstraat tot de Rozengracht tot komen de schepen uit
de Veenen en Langeraar te liggen.
De aardappel en knollenschepen en ook die voor bonen en augurkjes
zijn geplaatst van de Rozengracht tot de brug bij de Prinsenstraat
en zo nodig verder naar het noorden. Als er tussen 1 oktober en
1 juli drukke markt is ook zuidwaarts.
Schrijfvrouwen zorgen ervoor dat er voor iedere schuit vier stuivers betaald
wordt.
De marktmeester stuurt grote schepen naar de Brouwersgracht
of de Binnen Amstel.
Ieder product een eigen handel

Juffrouw Keizer, grutterswaren De Mercuur in
de eerste Looiersdwarsstraat / Snoepwinkel in de Tuinstraat
De
visvrouwen hadden panharing en 'Bokkes'
De schol
en aal werd meteen van de vissersboot verkocht. Jongens gingen
'bothobbelen', wijdbeens het bootje heen en weer hobbelen om de
vis vers en levendig te houden. Niemand wilde een 'dooievissiesvreter'
zijn.
De grutter
verkocht bonen, erwten, meel en rijst, koffie en thee en daarmee
uit.
De melkboer had
uitsluitend melk
De komenijsbaas
voor boter en vleeswaren, maar geen wijnen en bier en bijvoorbeeld lucifers
zoals nu.
De ossenslager of vleeschhouwer
hieuw alleen kalfs- en ossenvlees en soms rolpens.
De spekslager Rink
uit de Nieuwe Leliestraat was er voor varkensvlees en worst.
De paardenslager Stinck
verkocht 'hortsik', paardenbiefstuk.
Hij was het ook die in zijn stallen een speciaal toestel had om
paarden mee uit de gracht te takelen.
Brooddepot van de broodfabriek
Ceres.
Bij ieder brood zat een kaartje en honderd
kaartjes gaven recht op een paaschbrood.
Roggebrood van
Hermans
op de Bloemgracht.
Krentenbrood werd op zaterdag gekocht bij
Simons in de Leliestraat
De broodfabriek van
Carels
op de Lauriergracht bracht het brood door de hele stad.
De glaswerkventer verkocht
'lampeglaze' voor de vele petroleumlampen en 'bierglaze'.
Wel handig want er was veel ruzie waarbij met glaswerk gesmeten
werd.

Hoedjeshandel 'Linda' 2e Anjelierdwarsstraat

Klompenhandel op de
Elandsgracht

Vleeschhouwer 1e Leliedwarsstraat
[1823]
Ezelinnenmelkerij

Ezelinnenmelk te koop
in de Passeerdersdwarsstraat
In het begin van de 18e eeuw waren er speciale melkezelinnenbedrijven
waar heren een glaasje ezelinnenmelk gingen drinken en waar deftige
dames een ezelin kwamen uitzoeken, die naar hun huis geleid moest
worden om voor de deur te worden gemolken.
In Amsterdam beëindigde de laatste melkezelinnenhouder zijn
nering in het jaar 1904.
Deze firma, de Gebroeders Roding,
had bestaan sinds 1823. Volgens de advertenties kon men daar ook
'Melkgevende en Rij-Ezelinnen' huren. Behalve Roding waren er
in de 19e eeuw nog enkele andere bedrijven met melkezelinnen in
Amsterdam gevestigd.
De
markten
De groenteschepen aan
de Groenmarktkade bij de De Clerqstraat
[1930]
de Appeltjesmarkt
Bij de Groenmarkt,
zoals de naam oorspronkelijk was, leverden de tuinders hun waren
voor Amsterdam af. In 1934 kwamen de Centrale Markthallen.
Veel cafés op de Elandsgracht zorgden voor de dorstige
schippers.
De Appeltjesmarkt, kreeg zijn naam omdat er na de markt talloze
rotte appels in de gracht dreven.
De markt speelde tijdens het Aardappeloproer een rol. Er werd
geplunderd en de politie voerde een charge uit.
>
lees meer over de geschiedenis van de Groenmarkt

Biomarkt: lamsvlees
naast lamsvachten
De
Biologische Boerenmarkt
Een kleinschalige markt aan de voet
van de Noorderkerk. Het spreekt vanzelf dat je er terecht kunt
voor alle EKO artikelen. De biologische groentestallen en de biologische
broodbakkers zijn ruim aanwezig. Kaas, vooral verse schapen- en
geitenkaasjes, is op verschillende plekken te koop.
Dat het niet helemaal vegetarisch hoeft blijkt uit de aanwezigheid
van twee slagers, waarvan Lombok gespecialiseerd is in lamsvlees.
Hij verkoopt ook de schapenvachten.
Sinds kort is er een stal
met verse vis.
Bijzondere stallen: de pannenkoekenbakster, en de paddenstoelenstal.
Natuurlijk zijn er veel plantjes in potjes voor in de tuin te
vinden. Maar er is meer. Hoeden en petten en dameskorsetten, spulletjes
en speelgoedjes.
Als een herinnering aan de vogelmarkt staat er
af en toe nog een stal met duiven en wat fluitertjes.
De markt trekt bijzondere straatmuzikanten aan zoals harpisten,
fluitisten en meisjes met viooltjes. Soms hele koren en muziekgezelschappen.
Midden op de markt schommelen en glijden de kinderen op hun speelpleintje.
Rondom zijn de terrassen voor koffie en warme appeltaart.
Regelmatig zijn er op zaterdag de befaamde Noorderkerkconcerten.
De markt is er op zaterdag van 9:00 tot 17:00 uur.

[1616]
De Noordermarkt

Autobus lijn 14 (1908)
Het plein werd bij de aanleg als Prinsenmarkt
genoemd naar de markt die er oorspronkelijk langs de Prinsengracht
gehouden werd. Toen de Noorderkerk gebouwd was kreeg het plein
in de volksmond de naam Noordermarkt
Tot 1655 werd het plein grotendeels ingenomen door de bij de kerk
behorende begraafplaats. Op de Noordermarkt lag vanaf 1620, tussen
drie muren een kerkhof. Ruim 40 jaar later zou deze verhuizen
naar een van de bolwerken.
Tussen de kerkhofmuur en de Prinsengracht werd de Prinsenmarkt
gehouden. De markt werd bij keur
van 1627 verheven tot de rang van lappen - of voddenmarkt. Druk
was het hier vooral ´s maandags als de vrouwen gingen "lapjes
keeren", d.w.z. op de kraampjes katoenen coupons uitzochten.
Een heel aparte markt was de duivenmarkt
Langs
de waterkant werd allerlei aardewerk als potten, schotels etc.
verkocht.
Ook de aardappelmarkt werd hier gehouden, daar dit de plaats
was waar de aardappelen door de boeren per schuit werden aangevoerd
en uit de schuiten in de pakhuizen werden gedragen.
Lindengracht
De
Lindengrachtmarkt
Een meer uitgebreide markt voor groenten, fruit, vis, kleding
en van alles en nog wat.
Niks biologisch, gewoon zoals alles al jarenlang in de Jordaan
te koop was, hoewel de gegrilde kippen en de versgebrande nootjes
indertijd nog niet op de markt waren, net zo min als vliegtuigkoffers
en snelkookpannen.
De markt begint bij de Brouwersgracht waar het
beeld van Theo
Thijssen staat.
De marktkooplieden gebruiken dit beeld soms om hun dekzeilen aan
vast te maken. In ieder geval is het een tamelijke nauwe doorgang
daar bij de viskramen.
De markt loopt door tot de Lijnbaansgracht en wordt ook op zaterdag
van 9:00 - 17:00 uur gehouden.

Westerstraat
De
Westerstraatmarkt
Het is een wekelijkse markt met ruim 150 kramen die op maandag
gehouden wordt
In de volksmond wordt deze markt vaak Westermarkt genoemd.
De specialiteit van deze markt is de verkoop van en lapjes en
wordt daarom ook wel lapjesmarkt
genoemd.
De naam van de markt moet niet verward worden met het plein bij
de Westerkerk met dezelfde naam, waar echter geen markt meer gehouden
wordt.
De markt wordt gehouden op maandag van 9:00 - 13:00 uur.
In het verlengde van de Westerstraat markt is er ook een rommelmarkt
op de Noordermarkt.
[1614]
Westermarkt is geen markt
De Vroedschap een tussen de Keizers- en
Prinsengracht gelegen erf tot plein in te richten dat aanvankelijk
Keizersmarkt genaamd was.
In 1620 werd hier de Westerkerk
gebouwd, de naam veranderde toen van Keizersmarkt in Westermarkt.
Een jaar daarvoor was er voor de schutterij een stenen wachthuis
gebouwd, de Westerhal, waarin op de begane grond een vleeshal
werd ondergebracht.
Aan de zij -en achtergevels van het wachthuis
waren luifels aangebracht, waaronder op vrijdag de vlas- en garenmarkt werd gehouden. Verder weren er oude en nieuwe kleren verkocht.
Tramlijn
20 was de Noordermarktlijn.
Over de Westerstraat heeft vroeger een tram gereden. Het was de
enige die de Jordaan aandeed en had een eindpunt op de Noordermarkt.
Het andere eindpunt was op het Cornelis Troostplein.
Deze lijn 20 werd in de crisistijd opgeheven. Later reed lijn
20 nog wel door Amsterdam als een ringlijn voor toeristen, maar
het was voortdurend onduidelijk welke route er gevolgd werd.

[1614]
Nieuwmarkt
De Nieuwmarkt is ontstaan door demping
en overwelving van de Kloveniersburgwal tot aan de Barnsteeg.
Het poortgebouw werd in 1617 ingericht tot waag, de St. Antoniswaag.
De markt noemde men de St. Antonismarkt.
Een nieuw waaggebouw was hard nodig omdat de Waag op de Dam overbelast
was.
In de Nieuwe Waag werden alle koopmansgoederen gewogen
die bij gewicht verkocht werden.
Omdat er veel scheepswerven op de Lastage waren werden veel ankers
en geschut gewogen.
Om de ankers te keuren was buiten op het plein een eiken mast
opgericht waaraan de ankers werden opgetrokken. Vervolgens werden
de ankers met een klap neergelaten op een zwaar stuk ijzer dat
aan een blok in de grond was bevestigd.
Op maandag werd op de Nieuwmarkt meel,
gezouten vis, bokking, Friese kopboter, kaas en eieren verkocht.
Van de Barrevoetssteeg tot de Koestraat mochten de hoveniers
met kruiden staan. Daarnaast waren er verscheidene linnen -en
kantkramen, oude klerenverkopers, een hoender -en duivenmarkt.
Aan de noordkant van het plein stonden degene die zoute vis en
kaas per pond mochten verkopen, op de Dam mochten alleen hele
kazen verkocht worden.
De markt werd druk bezocht door zeelieden en door boeren uit Noord-Holland
die er boter, kaas en eieren verkochten. Bij de Barnsteeg
stonden de Noordwijker tuinlieden met hun vruchten en ook met
hun geneeskrachtige Noordwijkse
kruiden.
Speciale
straatberoepen en ambulante handel

Kiki de Kargadoor
Hoge bruggen waren een inkomstenbron voor de kar-ga-door.
Mannen die de zware handkarren met een touw en haak over de brug
trokken.
Hun gereedschap was een lang touw met een haak er aan. Meestal hadden
de bruggentrekkers nog een lap leer over hun schouder tegen het
schuren van het ouw.
Overigens was de kargadoor op zijn beurt weer een inkomstenbron
voor de kastelein vanslijterij
de Grote Slok op de hoek.
Eén van de bruggen over de Prinsengracht was het werkterrein
van Kiki de Kargadoor.
Hij verliet zijn vaste stek als hij zes of zeven cent bij elkaar
had.
Kiki verdween, zijn brug niet uit het oog verliezend, om zijn centen
om te zetten in drank.
Het was een klein mannetje met kromme beentjes, dat prachtig kon
vloeken.
Kinderen beschouwden hem om zijn taalgebruik altijd als een goede
leermeester.
Kiki is in 1865 geboren en had een onderkomen in de Boomstraat.
Hij is in het Gemeentelijk Verzorgingshuis aan de Roeterstraat in
1940 overleden.

Huldiging
van Dirk de Waterduiker op de Elandsgracht
Dirk de Waterduiker was kargadoor
De
bruggentrekkers waren ook mensenredders. Zo kreeg Dirk Rietveld
[1858-1940] een bronzen medaille
omdat hij vierenzeventig mensen uit de gracht
gered had. Dat gebeurde, compleet met erebogen en zangkoren draaiordels in buurthuis Ons Genoegen in de Elandsstraat, Het feest was gelijkertijd zijn gouden bruiloft en het duurde wel drie dagen.
Omdat hij altijd bij de
Koekjesbrug bij de Appeltjesmarkt werkte hoorde hij vaak: 'D'r is er weer één
in de plomp gevallen!'
Dirk hoefde zich dan nooit lang te bedenken en dook achter de drenkeling
aan.
Door dit heldhaftig optreden was Dirk al gedurende zijn leven een
legende geworden.
Het verhaal doet de ronde, dat toen hij allang niet meer werkte
en er iemand in de majem was gevallen, dat hij, terwijl hij zich al ontkleedde in een auto naar
de plaats des onheils spoedde.
Hij redde niet alleen mensen maar ook handelswaar zoals een partijtje kazen die van de kar gerold waren. Hij kreeg een kwartje per kaas
Dat het ook geen lieverdje was bleek dat de politie wist dat hij veel dronk en een vuilnisbak en zes bloemkolen had gejat. Hij zat twee weken in de bak omdat hij een diender mishandeld had. Van het Carnegie Heldenfonds kreeg hij elke week vijf gulden, maar wegens zijn strafblad nooit een lintje van de koning.
Op zijn 82e verjaardag in 1940 overleed hij.

De porder op pad / Er waren omstreeks 1900 ook porsters / Uithangbord
op de Looiersgracht (1825)
Een speciaal beroep was dat van de porder.
Die kon besteld worden bij de water en vuurhandel om 's morgens
mensen te manen naar hun werk te gaan.Hij klopte net zolang op
de deur tot men reageerde.
De
scharensliep komt langs
Handel en ambachten op straat
In
vele gevallen had de scharensliep een zelfgebouwde aandrijving
voor de slijpsteen.
Waarom hij scharensliep genoemd werd is niet duidelijk want hij
sleep ook messen.

De haringkar op de Lindengracht

Garnalenpelster in de
Palmstraat

Uienpellen en sorteren

De ijskar op de Elandsgracht

De draaiorgelman met 'De Pipo'

De
hondenmeppers met de kar
verlaten
het voormalig Luthers Weeshuis op de Lauriergracht
Vroom
& Dreesmann

Een van de eerste vestigingen
van Vroom & Dreesmann
op de
hoek van de Tweede Laurierdwarsstraat en de Rozenstraat.
Aan het einde van de 19e eeuw waren er twee succesvolle zakenlieden
in Amsterdam actief: Willem Vroom en Anton Dreesmann.
Beiden hadden manufacturenzaken. Ze besloten samen te gaan werken.
De heren opende hun eerste winkel in de Weesperstraat en daarna
over de hele stad en zo ook in de Jordaan.
Dreesmann gebruikte in zijn winkel een voor die tijd ongebruikelijke
strategie: lage en vaste prijzen tegen contante betaling. In die
tijd was het namelijk gebruikelijk dat men altijd korting kreeg.
V&D groeide en de beide heren woonden al snel met hun families
in panden aan de Amsterdamse grachten.
In 2016 stort de hele handel in en gaat V&D failliet
Fietsenfabriek
RIH

Joop
en
Willem Bustraan
Het waren de wielrenners die in 1915 vonden dat de fietsen, waarmee ze
hun sport bedreven, wel beter konden.
Omdat ze bankwerkers en pijpfitters waren begonnen ze op zolder
hun eigen fietsen in elkaar te zetten.
De geometrie van het stalen frame hadden ze zo ontwikkeld, dat er
een heel goede 'loop' in de fiets ontstond, strak en wendbaar.
Die kwaliteit was zo goed, dat andere coureurs ook "Bustraan"
fietsen bij hen bestelden.
Toen
in de 1e Boomdwarsstraat een werkplaatsje vrij kwam, besloten de broers "voor hun eigen"
te gaan beginnen en op 21 maart 1921 was de opening van Gebr. Bustraan RIH SPORT Rijwielen.

De Arabische hengst Rih
RIH
betekende niet Rijwiel Industrie Holland, maar was de naam van
de Arabische hengst uit de boeken van Karl May.
In de avonturen, die zich afspeelden in de Oriënt, bereed
de held Kara Ben Nemsi een zwarte hengst: Rih.
Als Kara Ben Nemsi weer eens in het nauw werd gedreven en snel
moest vluchten, boog hij zich voorover, legde zijn hand tussen
de oren van de hengst en fluisterde hem het toverwoordje Rih toe.
De zwarte hengst vloog er dan vandoor, sneller dan de wind en
onoverwinnelijk.
In
de crisistijd was het hard werken en weinig verdienen
Toch werd de vraag naar RIH fietsen steeds groter én de
werkplaats te klein.
De broers verhuisden naar de Westerstraat
150, waar nog steeds RIH racefietsen gemaakt worden.
Een argeloze fietser die op een ander merk een lekke band krijgt
wordt de winkel uitgestuurd.
[1924]
De eerste wielerkampioen van
Nederland
In de crisisjaren van 1930 ging de wielersport
door. Arie van Vliet won op de Olympische spelen van 1936
zowel goud op de 1000 meter als zilver op de sprint. Sprinter
Jan Derksen reed drie wereldtitels bij elkaar op RIH fietsen.
Na de oorlog, in 1946 pakte de Haarlemmer Gé Peters
de wereldtitel bij de profs. De "blonde reus" Gerrit
Schulte versloeg de Italiaan Fausto Coppi op het onderdeel
achtervolging profs.
Tussen 1989 en 1996 werden 10 Wereldtitels op RIH fietsen behaald,
waarvan de eerste Wereldtitel van Leontien van Moorsel
op de dames achtervolging in 1990 en vanaf 1991 de 5 titels van
Ingrid Haringa op de sprint en op de puntenkoers.
In
de loop der jaren werd de huidige eigenaar Wim van der Kaaij
in de Bustraan familie opgenomen. Hij nam in december 1972 de
zaak van de Bustraans over.
Tot grote spijt van de fietsfanaten werd de merknaam opgekocht
door de Cové fietsenfabriek uit Venlo.
Toch worden op de Westerstraat nog steeds frames voor racefietsen
en randonneurs met de hand gebouwd.
RIH is daarmee één van de laatste eigenbouwers in
Nederland.
naar
boven
|