|
[1870]
Amsterdamse stadstaal
Winkler uit 1874 geeft veel feiten
uit de geschiedenis van de Amsterdamse stadstaal.
Winklers voornaamste informant, Johan ter Gouw stelde een
indeling voor met 19 buurtgebonden dialectgebieden die nam hij
over in zijn Algemeen Nederduitsch en Friesch Idioticon.
Daarmee
deed een merkwaardige dialectindeling zijn intrede in de geschiedenis
van het Amsterdams.
Merkwaardig om verschillende redenen.
Op het ogenblik dat Ter
Gouw zijn mededelingen aan Winkler deed, was de taaltoestand al
verleden tijd.
Niet altijd zijn het taalkundige argumenten die
gehanteerd werden om de buurten te onderscheiden
De Portugese en Duitse Joden brachten hun eigen taal mee en was er in bepaalde
buurten eerder sprake van een opeenhoping van mensen met eenzelfde
taalachtergrond of met een zelfde beroep.
Dat verleidde Ter
Gouw ertoe meteen aan invloed van dat vak en die talige achtergrond
op het actuele taalgebruik te denken.
De beschrijving van de Amsterdamse dialecten lijkt wel een soort
stadswandeling door de binnenstad rond 1870.
Nicoline van der Sijs, onderzoekster bij het Meertens Instituut, is nu nagegaan wat daarvan in andere negentiende-eeuwse bronnen is terug te vinden. Zij komt tot de conclusie dat er in Amsterdam in ieder geval zeven verschillende varianten van het Nederlands gesproken werden.
In het begin van de negentiende eeuw, leefden mensen nog heel erg binnen hun eigen buurt.
Rond 1850 is er bijvoorbeeld een Kattenburger die zegt dat hij nog nooit ‘aan het andere eind’, dus in de Haarlemmerwijk, geweest is. Hij is daar trots op.”

Korte
beschrijving van de 19 Amsterdamse dialecten
1. Het Kattenburgs
Deze tongval werd gesproken op het eiland Kattenburg. Maar het
echte Kattenburgs was toen al uitgestorven samen met de oude Kattenburgse
gewoonten. Dat alles was een gevolg van economische omstandigheden,
zoals de malaise in de scheepvaart, want de Kattenburgers waren
grotendeels scheepstimmerlieden.
Het echte Kattenburgs was een taaltje dat door de Amsterdammers
uit de binnenbuurten, door de die van de Kalverstraat bijvoorbeeld
niet makkelijk werd verstaan.
Winkler die overal Friese invloeden zag, meldt dat het Friese
bestanddeel er rijkelijk in vertegenwoordigd was en zelfs Noors
of Deens kwam er in voor.
Als voorbeeld van typisch Kattenburgs geeft hij het zinnetje -
'moet je ook geschoren worden?',
dat in het Kattenburgs ongeveer klonk als - mójjók
geskórre wórre? en dat dan zeer snel
en zeer scherp uitgesproken.
Volgens Winkler klonk rond de Kalverstraat „het beste en welluidendste amsterdamsch”, „zeer fatsoendelijk gesproken” en „vermengd met de fraaie expressies die de elegante wereld er op na houdt”.
2. Het Rapenburgs van de 'bijltjes'
Dit sprak men van de Scharrebiersluis tot de Kalkmarktsluis. Het
leek wel wat op het Kattenburgs, maar onderscheidde er zich ook
van. Vroeger noemde men de bewoners van Kattenburg en Rapenburg
"Bijltjes". Ze waren echte Oranjeklanten.
Vroeger kon een Kattenburger heel goed horen of hij met een mede -eilander
of een Wittenburger, een Oostenburger of een Kadijker te doen
had. Het maakte zelfs verschil uit of het een Kattenburger van
't Plein en de Gracht of een van het Dijkje was. Het Kadijks was
ook nog in tweeën gescheiden, in een hoog - en laag -Kadijks;
't laatste werd het meest gesproken.
3. Het Kollegat, de Jonker - en Ridderstraats
Deze tongval hoorde thuis in de beide straten en in 't Kollegat.
Sedert de Franschen tijd zijn deze straten tot een smerige en
vervallen achterbuurt geworden, en heeft de bevolking er weinig
oorspronkelijks meer. Maar in de 17e en 18e eeuw waren die beide
straten vol welvaart en vrolijkheid. Huis aan huis waren 't nagenoeg
dans - en speelhuizen, er waren veel zeemanskroegen, waar het lustig
aan toeging en waar de Amsterdamse burgers heengingen om te kijken
en zich te verlustigen aan de [niet altijd even nette] tonelen
die er voorvielen.
In de 17de eeuw huisde een goed deel van de 'luchtige' bevolking
van deze buurt tijdens de zomer op Smerenburg op 't eiland Spitsbergen.
De tongval van de bewoners van de Jonkerstraat en de Ridderstraat
kwam het meest met het Kattenburgs overeen.
4. Het Jodenhoeks
Ooit was de Amsterdamse Jodenhoek bekend en befaamd. het
was het "Jerusalem der ballingschap" en omvatte - de
Jode -Breestraat, de Joden Houttuinen, de Houtgracht, de Sint Antoniesbreestraat,
de eilanden Vlooienburg, Uilenburg, Marken en de Vinkebuurt.
In de Jodenhoek sprak men ten tijde van Winkler drie verschillende
tongvallen -
a] Het Amsterdams -joods, 'het afschuwelijkste dialect der
nederduitsche taal. De joodsche tongslag [accent] en tongval,
rijkelijk met slecht hebreeuwsche en slecht hoogduitsche woorden
en vormen vermengd, is overal bekend en overal dezelfde, maar
klinkt, zoo als Joden zelven mij meermalen verzekerd hebben, nergens
zoo karakteristiek, nergens zoo leelijk als juist hier'.
Vroeger was er ook nog een duidelijk onderscheid op te merken
tussen de Amsterdams -joodsche tongvallen van de Hoogduitse en
van de Portugeese Joden.
Vooral toen de Portugeese Joden nog onderling Portugees en Spaans
bleven spreken, was dit onderscheid groot; ook thans is het nog
niet helemaal uitgestorven.
De hedendaagse Portugese Joden van Amsterdam en niet alleen die
uit de lagere stand, spreken nog lelijker en opvallender joods
dan hun Hoogduitse volksgenooten doen.
b] Het Joods -Hollands, dat de meer
beschaafde en aanzienlijke Joden vandaag de dag spreken is een
modern Hollands dat met een joods accent [onder anderen met talrijke
aspiraties] gesproken wordt; het is vaak ook nog met enkele Hebreeuwse
en Hoogduitse vormen en woorden vermengd.
c] De tongval der Christenen die in de Jodehoek
wonen en die natuurlijk in hun woordenschat en zegswijzen,
zeker als het mensen betreft die niet of nauwelijks lezen kunnen
iets van den joodse manier ven spreken, zoals de aspiraties, hebben
overgenomen. Winkler
noemt als voorbeeld -
'Maak me zoo'n lawaai'm
niet! ik sta je toch te zegge dat 't waar is; -'k weet 't van 'n
knappe jodeman, die 't me zellef op sabbes [of sjabbes]
verteld het'.
5. Het Nieuwmarkts
Het wordt gesproken van de Nieuwmarkt langs Boomsloot tot de Oude
Schans, en aan de andere zijde langs de Kloveniersburgwal en de
Hoogstraat.
Het platste Nieuwmarkts was te horen op de Nieuwmarkt bij de lappenkramen
en op 't Kleereslootje. Lapduyvels
noemden de 17de eeuwse Amsterdammers die kleerekramers, die nu
ook al nagenoeg uitgestorven zijn, hoewel er nog altijd een paar
lappekramen op de Nieuwmarkt staan.
Het fatsoenlijke Nieuwmarkts werd gesproken in de textielwinkels
op de Nieuwmarkt en door de bewoners van de genoemde grachten
en straten.
Voor vijftig jaren kon men deze tongval nog in al zijn oorspronkelijkheid
horen.
Winkler vertelt het verhaal van een de Nieuwmarktse winkelierster
achter de toonbank die haar schaar nodig had om wat af te knippen,
en riep -
Jung's,
jung's! kom 's gau -w -en raik me de schaar!
Toen zei haar klant, een mevrouw uit de Kalverstraat - Jufvrouw -
wel nou, kom an! je het ommers g'n -een jonge -n -achter de toonbank,
De winkelierster had geen zoons, maar twee dochters. Wel
me liefe mins, antwoordde deze tsin
m'n jung's, want out sin se nog niet!
In de Bethaniënstraat, de Bethaniëndwarsstraat en in
de Hoogstraat was vroeger het Neuwmarkts nog met matrozentaal
vermengd, door de invloed van 't Oostindischhuis en van
de talrijke matrozekroegen met welluidende namen als "drie
Oostinjevaarders", "Straat Sunda", "Straat
Sumatra, " Straat Batavia" enz.
6. Het Zeedijks
Men spreekt het op de Zeedijk in het laatste stuk van de Warmoesstraat,
de Scheiershoek, Gelderse kade, de Bantammerstraten en Schippersstraat.
Het is Neuwmarktsch met veel zeemanstaal gemengd.
7. Het Bierkaais
De Bierkaai is een labyrint van steegjes en dwarssteegjes, gelegen
in de vierhoek tussen Warmoesstraat, Oudekerksplein, Voorburgwal
en Pijlsteeg, en daar spreekt men de Bierkaaise tongval.
De Bierkaai heeft nog een zeer oorspronkelijke bevolking; ook
nu nog treft men op de Bierkaai mensen aan, die roemen dat ze
van oudsher Bierkaaiers zijn, en dat hun voorouders nooit ergens
anders gewoond hebben.
Het is een ruw volkje en vechtersbazen zijn er in overvloed. Dat
is vechten tegen de bierkaai
Hun tongval is zeer klankrijk, men moet het horen uit de mond
van de Bierkaaiers zelf.
8. Het Komkommerbuurts
Dat wordt gesproken in de Komkommerbuurt, het Weesperplein,
op het Roeterseiland, Varkenseiland en Weesperveld, ten oosten
van de Amstel achter de Prinsegracht.
Het is verwant, maar toch nog goed te onderscheiden van 't zogenoemde
"Noorsebossies"
9. Het Noordsebos
't Noorsebossie strekt zich uit ten Westen van de Amstel achter
de Prinsengracht tot aan de Spiegelgracht.
Een Noordsebosser zegt -
nau -w -ik
weit wel dat vaaf m'l vaaf vaventwentig is
[nu ik weet wel dat vijf maal vijf vijfentwintig
is].
10. Het Leidschebuurts
Achter de Prinsegracht van de Spiegelgracht tot de Leidschegracht
in gebruik.
De kinderen zingen er als zij schommelen -
Schoppe
schoppe maaie,
de brouit -ti kompt fan Laaie!
Fan Laaie kompt 'e brouit'
11.
Het Jordaans
De Jordaan strekt zich uit tussen Prinsengracht en Lijnbaangracht,
van de Passeerdersgracbt tot de Lindengracht.
De Jordaanse tongval onderscheidt zich heel duidelijk van andere
Amsterdamse dialecten; de Haarlemse I [dat is een 'dikke' l]en
n [de n die de voorafgaande a doet klinken als de a in het Duitse
woord Mann] en de oi - klank in plaats van ui zijn belangrijke
eigenaardigheden; het is platter Hollands en minder met Friese
bestanddelen vermengd dan enig andere Amsterdamse tongval. Oorspronkelijk
is het Jordaans een boerentongval; in het begin der 17de eeuw
was de zogenoemde Jordaan een dicht bevolkte buitenbuurt, waar
tuinders en hoveniers woonden; die buurt is in 1612 binnen de
wallen van Amsterdam getrokken.
12. Fransepads
Dit werd gesproken op de Goudsbloemgracht, in de Goudsbloemstraat
en Palmstraat, zo ook in enige enclaves in de Jordaan, als - op
't Schone en op 't Vuile Weespad, 't Hof van Parijs, en 't Fort
van Sjaco.
Het zogenoemde Franse Pad had vroeger een zeer slechte naam en
de Fransepadse tongval kenmerkte zich door een rijkdom van woorden
en uitdrukkingen uit de dieven - en bedelaarstaal.
Maar nu zijn 't Franse pad , 't Hof van Parijs en 't Fort van
Sjaco weg, alles is er beschaafd en verbeterd en de oude eigenaardige
tongval bestaat ook niet meer.
Het Franse Pad werd Willemsstraat en daar en in de Goudsbloemstraat
en de Palmstraat met omgeving spreken ze nu Haarlemmerdijks.
13. Het Haarlemmerdijks
Van de Haarlemmersluis tot de Haarlemmerpoort en van de Zandhoek
tot de Lindengracht gesproken, onderscheidt zich onder andere
door de sterk rochelende [Haarlemse] uitspraak van de g.
Het meest bijzondere kenmerk van de Haarlemmerdijkse tongval is
de zware uitspraak van de lange a, die sterk naar de oa der Groningers,
Geldersen, enz. overhelt.
Deze uitspraak wint, zonderling genoeg, hoe langer hoe meer veld
in dit gedeelte van Amsterdam. [...]
Hooghaarlemmerdijks
Dat ook vreemdelingen reeds voor lange tijd opmerkten dat de Haarlemmerdijkse
Amsterdammers er een eigen uitspraak op na hielden, bewijst het
feit dat men in Friesland gewoon is te zeggen van iemand die een
gemaakt en onnatuurlijk Hollandsch of boekentaal spreekt - 'die
spreekt Hooghaarlemmerdijks'.
ien
neelde met ien bleeuwen dreed.,
en
zoo ook Street
voor Straat -
van waar
men hen schertzende weleens toeduwt
slee
de heek in de peel en heel neeje.[...]
14.
Het Nieuwendijks
Deze tongval strekt zich uit langs de Nieuwendijk, oostwaarts
over de Haringpakkerij en het Damrak, tot de Warmoesstraat, van
de Dam tot de Oude Kerk, en westwaarts langs de Heren - en Keizersgracht,
van de Leliegracht tot de Brouwersgracht, en behoort dus tot een
der meest verspreide tongvallen van Amsterdam.
Het kenmerkt zich door een Noordhollandse kleur en door de korte
klinkers te rekken.
Men spreekt er van Kaaleferstraat
voor Kalverstraat, van Haarelemmerdei -ik
voor Haarlemmerdijk.
Deze tongval sprak Vondel, daarom kwam hij er toe om in zijn Gijsbrecht
van Aemstel
verzen te maken als de volgende -
En vlughten haestigh langs de Haerelemmer dijck.
Terstond vermeesteren de Haerelemmer poort,
Hij sellef was de voorste om elleck moet te geven.
En 't heerelijck gebouw sagh branden lichter laegen.
15.
Het Kalverstraats
De tongval van 't hartje van Amsterdam en als het beste en welluidendste
Amsterdams aangemerkt.
Het strekt zich uit in de lengte langs de gehele Kalverstraat,
van de Dam tot de Munttoren; voorts westwaarts langs Voor - en
Achterburgwallen en Singel, en ook langs een goed deel van de
Heren - en Keizersgracht, waar 't natuurlijk "zeer fatsoendelijk"
gesproken wordt en vermengd is met de fraaie "expressies"
die de "elegante" wereld er op na houdt.
Bij bejaarde heren echter, die op dit gedeelte van de Heren - en
Keizersgracht zijn geboren en opgevoed, hoort men nog duidelijk
het echte Kalverstraats.
Oostwaarts strekt het Kalverstraats zich uit langs 't Rokin, de
Nes en de Fluwelen Burgwal
16.
het Gebed -zonder -ends
In de
dwarsstraten en stegen tussen Nes en Voorburgwal neemt het Kalverstraats
reeds een Bierkaaische kleur aan.
17.
Viswijventongval
Vroeger was nog een andere tongval te horen en wel op de grote
Vismarkt.
Van die Amsterdamsche viswijventongval geeft Bredero een
proefje in zijn Moortje.
Dat was in 't begin der l7de eeuw en twee eeuwen later was die
taal nog bijna dezelfde.
Nu bestaat zij niet meer; de hele Vismarkt, met al haar schilderachtige
oorspronkelijkheid is verdwenen.
18.
Het Botermarkts
Men sprak het van de Munttoren tot de Blauwbrug [Reguliersbreestraat,
Botermarkt, Amstelstraat, Halvemaansteeg, Reguliersdwarsstraat,
Utrechtsche straat. met alle dwarsstraten en stegen].
Deze tongval is het meest met het Kalverstraats verwant, maar
hij is platter.
Zo zeggen de Kalverstraters boter
en schotel,
maar de Botermarkters botter en schottel.
Daarom zeiden de Kalverstraters als iemand plat sprak -
Hè, da' s nou recht op z'n Bottermarks!
Maar een dialect waarvan men zei dat de "duvel" zelf
't niet verstaan kon
19.
Het Duvelshoeks
De Duivels - of Duvelshoek is een labyrint van stegen en dwarsstegen,
gelegen tussen de Reguliersbreestraat, Reguliersdwarsstraat en
Vijzelstraat.
Het Duvelshoeks was het Botermarkts in zijn platste platheid,
doormengd met tal van woorden uit de dieven - en bedelaarstaal,
uit het Mofs en Koeterwaalsch van de kermisgasten, negociants,
nomades, colporteurs, vagebonds, chevaliers d'industrie, Duitse
kwakzalvers, Luikerwaalse toverlantaarn - en rarekiekvertoners,
Keulsche potten - en kannewijven, Franse goochelaars, rattenvangers
en "verdrijvers van wandgedierten", Savooise lieremannen,
orgeldraaiers en marmottejongens, Italiaanse schoorsteenvegers,
tot verlopen en verwaaide Duitse en Brabantse studenten incluis,
die er alle hun verblijf hielden en er te zamen een Duvelshoeks
jargon brabbelden.
Het is een
indrukwekkende lijst, die Winkler ons hier voorzet.
Maar het is jammer dat we zo weinig voorbeelden krijgen van klanken
of woorden die deze verschillende buurtgebonden dialecten karakteriseren.
Varianten
Nicoline van der Sijs, onderzoekster bij het Meertens Instituut, is nu nagegaan wat daarvan in andere negentiende-eeuwse bronnen is terug te vinden. Zij komt tot de conclusie dat er in Amsterdam in ieder geval zeven verschillende varianten van het Nederlands gesproken werden.
De twee duidelijkste zijn, misschien niet heel verrassend: het volkse dialect van de Jordaan, en het etnisch gekleurde (joodse) dialect van de Jodenhoek (tegenwoordig zouden we dat een etnolect noemen).
Vlaamse invloeden
De dialectverschillen binnen Amsterdam vertellen ook het een en ander over immigratie.
Van der Sijs: „Na de Val van Antwerpen, in 1585, vertrokken veel Antwerpenaren en Vlamingen naar Holland.
Een groot deel van hen kwam terecht in de Jordaan, toen net een nieuwe buurt. In de negentiende eeuw, meer dan twee eeuwen later dus, vind je in de Jordaan nog altijd uitspraakeigenaardigheden die typisch Antwerps of Vlaams zijn.
Zoals het weglaten van de h aan het begin van een woord. In Vlaanderen laten ze die h altijd weg, in de Jordaan deden ze dat toen nog bij sommige woorden: ier in plaats van hier en ep in plaats van heb.”
Binnenlandse immigratie
In de negentiende eeuw veroorzaakte de industrialisatie een nieuwe immigratiegolf: vanuit Utrecht en Oost-Nederland trokken veel mensen naar Amsterdam. Ook dat had uitspraak-gevolgen. Rond 1800 werd ‘straat’ in sommige buurten nog uitgesproken als ‘street’. In andere buurten was het: ‘straot’.
Van der Sijs: „Die ee-klank is typisch Noord-Hollands. Die kom je tegen in allerlei Noord-Hollandse dialecten. Maar in de loop van de negentiende eeuw zie je dat dat in Amsterdam overal ‘ao’ wordt, ‘straot’ dus, waarschijnlijk onder invloed van arbeidsmigranten uit Utrecht en het Oosten, dat moet wel.
Die hadden die klank al in hun eigen dialect.
Sociolect
In sommige Amsterdamse dialecten was dat ook al aanwezig, en toen is dat de algemene Amsterdamse uitspraak geworden.”
Rond 1900 zijn de buurtdialecten vrijwel verdwenen, en is er alleen nog een algemeen Amsterdams sociolect voor de lagere klassen. Typerende uitspraakvoorbeelden daarvan zijn: ‘maon’ (maan), ‘son’ (zon) en ‘bai mai’ (bij mij).

Interieur
Goudsbloemstraat 101
In de stad gaat het er rond 1955 gezellig
aan toe
In de Jordaan is iedereen 'oom' en 'tante' en 'neef en 'nicht'
van elkaar.
Alle vrouwen lopen in 'baaje rokken' en alle mannen
in 'pilobroek en boezeroen'.
Iedereen heeft als kind in een 'stijfselkissie'
gelegen
Men drnkt een 'pikke-tanussie' en krijgt
een snik in de keel bij de aanblik van de Westertoren.
Het geld wordt verdiend als orgeldraaier, garnalenpelster of porder,
zoals de man genoemd wordt die de slaapkoppen in de buurt wakker maakt.
Althans als we de liedjes over dat stadsdeel mogen geloven.
De
stemmen van de Jordaan
In elke mythe zit een kern van waarheid,
maar die waarheid heeft vrijwel niets meer met de jaren vijftig
te maken als het Jordaan-lied een ware rage is en en de rock-'n-roll
nog even op afstand houdt.
Er ontstaat een succesvolle revival van het vooroorlogse Jordaan-lied,
dat toen, opmerkelijk genoeg, groot werd gemaakt door de Rotterdammer
Louis Davids en zijn vriendin Margie
Morris.
In 1955 gaan Louis Noiret [Louis Schwartt] en Henvo
[Henk Voogt], twee oude rotten in het Jordaan-genre op zoek naar
de beste stemmen van de Jordaan.
De finaleavond in Krasnapolsky levert een overduidelijke winnaar
op.
De zingende kelner, Jan van Musscher, bijgenaamd Johnny
Jordaan, krijgt iedereen plat met het lied
'De parel van de
Jordaan'.
Helena Kok -Polder, in de buurt bekend als Tante Leen, krijgt
de tweede prijs -
Maar
als ik de Westertoren zie
Dan ben ik een heel ander mens
En hoor ik het galmen van jouw melodie
Dan leef ik geheel naar m'n wens
O Wester. jij brengt m'in vuur en vlam
Wanneer ik jouw klokken hoor slaan
Want jij bent de glorie van oud Amsterdam
En de parel van onze Jordaan
Het duo bezingt
een buurt die eigenlijk niet meer bestaat, en misschien zelfs
wel nooit heeft bestaan -
Ik
woon op een woning, men noemt het een krot
Maar ik zie geen enkel bewijs
Al staat aan de deur Onbewoonbaar verklaard
Voor mij blijft 't toch een paleis
Het huis is gebouwd in de zestiende eeuw
Het staat van de ouderdom scheef
Ik ben er geboren, ik ben er getrouwd
Ik woon er zolang als ik leef
Op die afgekeurde woning
In 't hartje van de Jordaan
Daarop sleet ik m'n jeugd
Had ik leed, had ik vreugd
In de strijd om een eerlijk bestaan
Maar toch voel ik mij een koning
Ook al vloeide er dikwijls een traan
Op die afgekeurde woning
In 't hart van de ouwe Jordaan.
Amsterdamse woordenschat
De schrijver Is.Querido wilde een socialistisch kunstenaar zijn.
Hij ging midden tussen het proletariaat in de Jordaan wonen om daar zijn indrukken op te doen voor zijn boeken.
Hij verzamelde veel Jordaanse woorden in het Bargoens dat afkomstig is van het Jiddisch.
Meyer Sluyser gebruikte in zijn boeken ook veel woorden die aan het Hebreeuws ontleend zijn.
Zoals:
Sliegeraarster - verraadster
Linkmiegel - slimmerik
Meine deine - streken
Niesses - vrouwen
Knurft - pak slaag
Schroei - honger
Bazar - politiebureau
Bajes - gevangenis
Juut - pas op er komt politie aan
Knopsmeris - politieagent in uniform
Jeile - narigheid
Jen - leugen
Bonje - ruzie
Klapper - plek van dieven
Kneibel - sterke vent
Maffie - kwartje
Nijf - mes
Sjikker - dronken
Aankeilen - aanspreken
Sperrewer - paraplu
Gasjewijnen - verdwenen
Hasjewijnen - dood
Het mooiste woord van Amsterdam
Een boeket van woorden die zeker in de Jordaan gebruikt zijn.
Aangezet door Het Parool en uitgeverij Nieuw Amsterdam verzamelde Paul Arnoldussen de mooiste woorden van de Amsterdammers.
De collectie wordt natuurlijk aangevoerd door de woorden die in het lied van Johnny Jordaan voorkomen -
Een pikketanussie gaat er altijd in
Een pikketanussie maakt je blij van zin
Want het liefste word ik teut
Van zo'n Nederlandse Neut.
Kroegwoorden
Het is duidelijk dat de meeste woorden van een Amsterdammer in de kroeg geboren zijn.
Pikketanussie of Pikketanissie - een een Jordaanse borrel
Keiltje of Keilewater - ook een borrel. Keli - Hebreeuws voor het vat.
Hassebassie of huppelolie - jenever
Neut - ook een glaasje alcohol
Neut gewarmd - dronken
Jajem - hebreeuws voor wijn maar het kan ook water zijn
Afzakkertje - de laatste slok voor het weggaan.
Dronkemansgebed - speurtocht in je zakken naar kleingeld voor een Keiltje
Uilezeik - verschaald bier
Kachel - dat ben je als je niet meer op je benen kunt staan.
Lappen - moet je als je meebetaalt aan het drankgelag.
Bakkie pleur - een kopje koffie
Elleboge roeren - dobbelen
Flikt met de peise - dobbelen met kaarten
Heet swartje - een kleintje koffie
Janker - de harmonika
Sjikker - dronken
Sjemiel -
pechvogel
Sjlofen - roes uitslapen
Verstjeren - bederven
Woorden die bij een grap horen
Gebbetje - de grap die gemaakt wordt
Geintje - de verontschuldiging als de grap te hard aankomt - "Het is maar een geintje".
Geinponum - de lolbroek zelf.
Ponum of Porum - hebreeuws voor gezicht, de plek waar je een klap kunt krijgen
Drijfsijssies - alle vogels die in de grachten van de Jordaan zwemmen.
Boldootkar - het voertuig waarmee de poepemmers opgehaald werden
Ammehoela - 'Ja, ik ben me daar gek'
Ammenooitniet - 'Daar begin ik niet aan'
De woorden van het geldverkeer
Poen - dat heb je of niet
Gallemieze - dan ben je blut
Dalles - leven in armoede
Merode - als je daar in zit heb je weinig te verteren
Habbekrats - bijna niets
Jatmous - het eerste geld dat een straathandelaar op een dag binnen krijgt.
Jat - de hand de 'Jad' die het geld uitgeeft.
Jatten - afhandig maken, stelen dus.
Mansen - het ophalen van geld door de orgeldraaier in het speciale mansbakkie.
Ramsj - onverkoopbare spullen, vooral boeken die op het Waterlooplein weer verkocht worden.
Ramsj - angst van een schrijver dat zijn boek daarin verwijnt.
Tinnef - waardeloze inhoud
Koef noen - kost niets
Geen cente makke - geen geld op zak
Mazzel en broge - geluk en zegen
Mazzeltof - veel geluk
Mesjogge - waanzinnig
Mesjokkegaas - waanzin
Misphoge - familie
Klatsjen - knoeien
Spie - een cent
Duppie - een dubbeltje
Heitje - een kwartje
Knaak - twee gulden vijftig
Joetje - tien gulden
Geeltje - vijfentwintig gulden
Meier - honderd gulden
Rooie rug - een briefje van duizend gulden.
Maar dat was allemaal in de tijd voor de Euro.
Jiddische woorden
Woorden met een Hebreeuwse herkomst, doorspekken de woordenschat van Amsterdammers.
In de boeken van Meyer Sluyser komen veel van die woorden voor.
Achenebbisj - wat een zielige vertoning.
Kapsones - iets boven je stand doen
Mesjogge - je bent gek, of je bent gek op.....
Kinnesinne - afgunst
Kassiewijlen - hartstikke dood
Konkelefoezen - achterbakse gesprekken voeren
Heibel - kun je krijgen als je teveel aan het konkelefoezen bent
Gotspe - komt van chutzpah - brutaliteit, dat is het toppunt
Schlemiel - een onnozele hals
Ratsmodee - dan zit je in moeilijkheden
Majem - is water en regen
In de Merode zitten - armoede lijden
Asjewijne - verdwenen
Kosher - geschikt, ritueel toegelaten
Jofel - plezierig
Narrisj - zot
Nasjes - snoepen
Nebbisj -
ach wat een stumperd
Otelebotel - ondersteboven, overleden
Peigeren - doodgaan
Zoodje tinnef - rotzooi
Johnny Jordaan zingt -
"Want zit je in de zorgen of in de ratsmodee
Dan helpt de een de ander
Zo zijn de Jordanezen, ze leven mee"
Louloene - doe maar alsof je niets gedaan hebt
Naatje - dat is maar niks
Er stond vroeger een gedenkteken 'De Eendracht' op de Dam, de Jordaners vonden het Naatje van de Dam
Versjteren - de boel in de war gooien
Goochem - slim kereltje
Mazzel - geluk hebben
Misjpoge - de hele familie om je heen
Sjoege - je geeft geen sjoege als je net doet alsof je van niets weet
Miesgasser - een vervelende goozer
Zwijntjesjager - een goozer die fietsen jat
Penoze - de onderwereld
Turftrekker - een zakkenroller
Braceletjes - handboeien
Drijver op je pruik - een klap op je hoofd
Inspringer - een inbraak
Nobel volk - dievenvolk
Uitknijse - uitkijken
Rus - een rechercheur
De draainatte kop krijgen - brigadier worden
Vinkendresseur - een zakkenroller
Gannef - in de onderwereld een dief zonder stijl
Aggenebbish - een beetje armoedig
Afnokken - als je er vandoor gaat
Bavioane - hard werken
Ponem - Porem - gezicht
Geinponum - grapjas
Chazzerponum - lelijkerd
Chutzpahponum - brutaal type
Pijes - haarlokken
Rebbe - rabijn
Sappelen - zwoegen
Schmeichelen - vleien
Sjabbes - sabbath
Dalles - armoe
Geef mij maar Amsterdam
Mokum - Amsterdam voor de Amsterdammers
Asjeweine - verdwenen
Attenoje - krijg nou wat
Temeier - dienstbare dames van de achterkant van de stad
Juffer in 't groen - ook een prostituée
Toges - een menselijke achtergevel
Luisterlappe - je oren
Patteklier - een particulier
Flempies - kleine kinderen
Pieremegoggels -
de bootjes die half verdronken in de grachten hangen
Sappelen - ploeteren om het hoofd boven water te houden
Ja, ik ben Blinde Maupie - ik geloof er niets van
Dingetje bij de thee - een heel klein vrouwtje
Dikke tampeloeris - ik denk er niet over!
Fiselefasie - dat is je gezicht
Gallish worden - kwaad of onpasselijk worden
Geheimschrijver - is een stiekemerd
Geklatsj - geknoei
Haar op de dijk! - kijk daar komen de vrouwtjes
Mannekuil - het bed
Kanen - lekker zitten eten
Kassie wijle - dan ben je dood
Kouwe fietse - je koude benen
Kinnesinne - afgunst
Luizebos - is een rotzak
Appies - aardappelen
Dek zonder panne - de blote hemel
Luchtklappertje - een bovenwoning
Frontje - je gezicht
Gleuf - koter is een hoed
Jofel - plezierig
Tik met bengel - een horloge aan een ketting
Gondel - een damestas
Ladder oplope - doe je als je kwaad wordt
Knaagelinge - ratten en muizen
Mauwerik - de kat
Kargadoor - de man die voor een paar centen een koopman helpt zijn kar over de brug te duwen.
Goosen - Gozer - man
Gottbehuete - God beware
Kaddisj - gebed
Kalle - bruid
Kinnesinne - afgunst
Wat
is nu precies Amsterdams?
Uit bovenstaande mag duidelijk geworden zijn dat het Amsterdamse
plat een taal is die in de loop van de eeuwen aan veranderingen
onderhevig is geweest.
Het grote breukpunt valt ergens tussen
de 18de en de 19de eeuw, als een eigen sociaal gebonden Amsterdams
zich gaat ontwikkelen uit een regionaal Noord -Hollands dialect.
Aan het begin van de 19de eeuw kondigden zich de grote veranderingen
al aan en sleutelwoorden zijn monoftongering
en diftongering.
De oude tweeklanken ei, ij en ui werden geleidelijk aan eenklanken
en de lange klinkers ee en oo kregen het karakter van een tweeklank.
De echte Noord -Hollandse verschijnselen zoals sk voor sch en het
gebruik van een voorvoegsel e - bij voltooide deelwoorden verdwenen.
Buurtgebonden
dialecten zijn er niet meer
Als er voor een bepaalde klank meer uitspraakvarianten zijn, komen
die naast elkaar voor.
Duidelijk is ook dat die stadstaal zeer sterk onder de invloed
komt van het standaard Nederlands.
Wat betreft de houding ten opzichte van het Amsterdams, zullen
we zien dat de waardering nauw samenhangt met de positie van de
gesproken standaardtaal.
Wat
is Amsterdams?
Het is een taal die vooral in klank, maar ook wel wat de woordenschat
en bepaalde grammaticale verschijnselen betreft, afwijkt van de
Nederlandse standaardtaal en die gesproken wordt door mannen en
vrouwen die tot de lagere sociale klasse behoren en die in Amsterdam
geboren en getogen zijn.
Het is een taal die merkwaardigerwijs door de sprekers ervan minder
gewaardeerd lijkt te worden dan door de niet -sprekers en die in
de loop der jaren steeds meer aan prestige heeft gewonnen en typisch
Amsterdamse artiesten grote faam bezorgde, zangers, toneelspelers,
cabaretiers en schrijvers.
In Amsterdam wordt standaard Nederlands gesproken, met alle mogelijke
accenten en verder heel veel andere talen, daarnaast is er het
plat Amsterdams.
In de loop van de eeuwen hebben allerlei talen invloed gehad op
die ene variëteit, maar het hoofdbestanddeel bleef Nederlands.
naar
boven
|
|