
[1971-1992]
De stille wereld van mensen met een
verstandelijke beperking in de Jordaan
Een onaanzienlijke deur in een hoge blinde muur van baksteen
aan de Lauriergracht geeft toegang tot een andere tijd en een
andere wereld. De bezoeker stapt de drukke levendige Jordaan
uit en treedt een stille wereld binnen die op het eerste gezicht
sinds eeuwen nauwelijks is veranderd.
Via een halletje kom je op de monumentale binnenplaats waar,
in de schaduw van tien prachtige Platanen, mannen en vrouwen
frutselen aan een handwerkje of wat heen en weer lopen. Een
enkeling staat stil op zijn plekje en schudt schijnbaar doelloos
met het hoofd.
Er bestaat een grote kans dat je wordt aangeklampt door een
bewoner die zijn kamer wil laten zien.
De binnenplaats, met een authentieke bestrating, wordt omzoomd
door krachtige in sober classicistische stijl opgetrokken gebouwen
waarin een zeventigtal verstandelijk gehandicapte bewoners gehuisvest
zijn.
[1971]
Van
weeshuis naar open internaat
Dit strenge en hermetische complex is tussen 1700 en 1740 gebouwd
als rooms-katholiek jongensweeshuis en bijna drie eeuwen hebben
weeskinderen hier hun domicilie gehad.
Na sluiting van het weeshuis heeft de bevlogen arts en gemeenteraadslid Dr Ben Sajet in 1964 het Orthopedagogisch
Centrum opgericht en heeft in het gebouw een zwakzinnigeninrichting
gevestigd.
Iemand kreeg de goede gedachte om in het florarijke jargon van
de Jordaan de inrichting - toen heel idealistisch open internaat
genoemd - de naam De
Platanen te geven.
Op
29 mei 1971 konden de eersten van de 97 bewoners verwelkomd
worden.
De bewoners kwamen onder andere uit particuliere tehuizen, uit
de zwakzinnigenafdeling van de psychiatrische kliniek te Santpoort,
uit het epilepsiecentrum Meer en Bosch en uit thuissituaties.
Later is het aantal bewoners van de Platanen teruggebracht tot
zeventig.
Wonen onder begeleiding
Hoewel het gebouw na de weeshuisperiode een totaal andere populatie
kreeg en ideeën over zeden, gewoonten, individu, maatschappij,
opvoeding, zelfstandigheid, vrijheid en eigen verantwoordelijkheid
in de loop der eeuwen ook hier en daar wat veranderingen hebben
ondergaan, heeft het gebouw na driehonderd jaar nog steeds dezelfde
functie.
Een vast aantal door toeval bijeengebrachte mensen die elders
niet (meer) terecht kan, woont onder begeleiding in groepsverband
en onder een zekere regelgeving in deze beschutte leefomgeving
zonder dat de mogelijkheid bestaat om zonder meer te verhuizen.
[1980]
Van OPC naar Werkgemeenschap Orthopedische Zorg
Het OPC ging failliet en na ingrijpen van de gemeente Amsterdam
werd de SWOZ opgericht. Deze Stichting Werkgemeenschap Orthopedagogische
Zorg saneerde de OPC nalatenschap en nam het beheer van de Platanen
en enkele GVT's, gezinsvervangende tehuizen, over.
Een van de taken die de SWOZ van het OPC overnam was het vervangen
van de Platanen door een nieuw te bouwen inrichting. Het oude
gebouw aan de Lauriergracht voldeed eigenlijk niet aan de eisen
die men aan het eind van de jaren zeventig aan inrichtingen
voor verstandelijk gehandicapten ging stellen.
[1992]
In Amsterdam-Noord is de grote zwakzinnigen
inrichting De Werf
en enkele sociowoningen gereedgekomen en is men
zover dat de bewoners van de Platanen voor het overgrote gedeelte
naar deze nieuwbouw in Noord kunnen verhuizen.
Wat
was de Platanen?
Bij bewoners en medewerkers was de sluiting van de Platanen
een grote ingreep. Sommigen keken uit naar de nieuwe werk- en
woonomgeving, velen zagen de verhuizing als een zwaard van Damocles
boven zich hangen.
Gastvrij heeft de Platanen een schrijver en een fotograaf ontvangen
om de geschiedenis vast te leggen.
Openhartig
hebben bewoners en begeleiders inzicht gegeven in hun werk en
hun leven.
Als dit geleid heeft tot enige vage contouren van wat eens de
Platanen is geweest, mogen wij blij zijn. Waarom zouden wij
pretenderen een helder en scherp totaalbeeld gecreëerd
te hebben? Per slot van rekening is de wereld van de verstandelijk
gehandicapte, net als van ieder ander mens, een schimmig gebied
waar angst en genot, verdriet en plezier, agressie en genegenheid
het beurtelings opnemen tegen verveling en de sleur van alle
dag.
Dol, onwijs,
mal, dwaas, uitzinnig, wezenloos, innocent, simpel, zwakzinnig,
arm van geest,
geestelijk gestoord, verstandelijk gehandicapt, imbeciel.
Deze woorden werden in de loop der tijd en afhankelijk van enige
maatschappelijke correctheid aan de bewoners van inrichtingen
gegeven wanneer het gaat om de medemens te voorzien van een
etiket. De laatste benaming is:
'Mensen met een verstandelijke beperking' en
dat blijft zo tot er weer iets anders bedacht wordt. De Jordanezen
kozen naar behoefte uit bovenstaande begrippen.
Een jonge bewoner van een gezinsvervangend tehuis verklaarde:
'Ik ben niet gek of zwakzinnig of debiel, ik ben gewoon langzaam
Ierend en zo wil ik genoemd worden'. Hetgeen getuigt van wijsheid.
Eén ding is duidelijk na een goed jaar ons licht te hebben
opgestoken in de Platanen.
Verstandelijk gehandicapten zijn individuen met ieder een eigen
karakter en eigen temperament, gevoelsleven en verstandelijk
niveau.
J.W. Regenhardt
Foto's: Peter van der Meer
Hé
fijn dat ik je zie, ik heb je nodig
[1976]
Sidney was 55 jaar toen hij in de Platanen kwam wonen
Na het overlijden van zijn moeder heeft hij enige jaren bij
zijn zuster gewoond Gezondheidsperikelen maakten deze opvang
echter onmogelijk en de zuster is op zoek gegaan naar een tehuis.
Een opname kan soms snel plaatsvinden.
Wat dan meespeelt is de mondigheid van de familieleden. Wachten
ze maar af of gaan zij elke dag aan de bel hangen om de zaak
dramatischer voorstellen dat het misschien in werkelijkheid
is?
Er is een logeerweekend om te kijken of de bewoner binnen de
groep past en als het goed gaat komt de bewoner komt met al
zijn spullen aan en dan begint het nieuwe leven in de groep.
Toen Sidney kwam kende hij al veel Platanenbewoners van de sociale
werkplaats en dat vergemakkelijkte zijn komst. Bovendien is
hij iemand die zich snel aanpast. Binnen een week of vier had
hij zijn eigen plekje gevonden.
Vanwege hartklachten is hij met werken gestopt. Werk houdt de
mensen op de been. Gelukkig stortte Sidney zich na zijn vervroegde
uittreding op het buurtleven in de Jordaan. Hij is graag onder
de mensen en geniet enorm van de buurt, legt veel sociale contacten,
en gaat hier en daar koffiedrinken. Hij spreekt de mensen graag
aan. 'Hé, luister eens, fijn dat ik je zie, ik heb je
nodig', is zijn favoriete openingszin waarmee hij de hem bekende
maar ook minder bekende buurtbewoners weet in te palmen. 'Ik
heb je nodig. luister. Weetje dat ik afgelopen zondag tijdens
de carnavalsoptocht op de voorste wagen heb gezeten. Ik zat
naast Sjakie Swart, nou dag hè. Tot ziens'.
Sidney
vormt het doorgeefluik tussen de buurt en de Platanen
Verhalen over wat er in de inrichting gebeurt brengt hij naar
buiten en omgekeerd vertelt hij thuis over alles wat hij ziet
en hoort in het wereldje dat bestaat uit de straatjes tussen
de Lauriergracht en de Elandsgracht. Hij gaat bij de lokale
tapijtgigant koffie drinken en een praatje maken, informeert
of er nieuwe vloerbedekking of zeil is aangekomen. Hij loopt
het buurtgebouw Ons Genoegen binnen, spreekt bekenden
op straat aan en verzamelt hier en daar nog wat verhalen en
gebeurtenissen uit de buurt, en komt met alle nieuwtjes terug.
Sidney is iemand die veel mensen kent en veel mensen kennen
hem. En dat niet alleen door zijn karakteristieke uiterlijk;
zijn dikke bril, zijn geprononceerde lippen, zijn langzame schuifelende
tred en zijn alpinopet.
Rotgeintjes
Sidney was overstuur geraakt toen hij hoorde van de komende
sluiting van de Platanen. Hij wilde die sluiting voorkomen;
er moesten spandoeken gemaakt worden en iedereen in de buurt
riep hij tot aktie op. De mensen moesten met petities rond en
handtekeningen verzamelen. Sidney ging vreemde vragen stellen
in verband met die sluiting en daar gingen de Jordanezen gretig
op in. Ze spoorden hem aan om brieven naar de burgemeester te
schrijven en met hun typische humor gingen ze hem opjutten waardoor
hij steeds verder doordraafde. Het werd zo erg dat hij tijdelijk
niet meer naar buiten kon.
De
man van de bloemenwinkel nam hem vaak in de maling. Die heeft
het bij hem verbruid met zijn vervelende opmerkingen. Elke keer
als Sidney langs de bloemenzaak loopt roept hij: "Je bent
een ouwehoer". Hij loopt steeds over ons te kletsen en
dat is nergens voor nodig.
Interviews
voor het huisorgaan
Sidney vindt zichzelf een journalist, iemand die vragen moet
stellen en dat doet hij dan ook voortdurend.
Er was zelfs enige tijd een huisorgaan 'Onder Ons' waarin Sidney
met hulp van een medewerkster van het activiteitencentrum verhalen
plaatste.
Schrijven kon hij wel maar vond hij erg moeilijk.
Een
merkwaardige vraag die in alle interviews terugkeerde was: "Bent
u getrouwd en kost dat niet teveel geld?" "Als mensen
te weinig geld krijgen, hoe kunnen ze de boel dan betalen? "Ik
krijg maar 25 gulden in de week, dat is toch schandalig, daar
moeten we eens tegenop komen"
Over
de liefde heeft de 70-jarige Sidney een opmerkelijke opvatting
Belangrijk voor Sidney is het verzorgde uiterlijk van zijn vriendinnetjes.
'Mijn vriendin moet er altijd heel mooi uitzien. Mijn vriendin
heeft een jurk aan, een gebloemde jurk. Fantastisch leuk! Je
moet er netjes, behoorlijk uitzien en behoorlijk goed gekapt
zijn en een goed uiterlijk hebben en mooie schoenen. Lipjes
moeten geschminkt zijn en er ook mooi uitzien.
Mannen moeten er ook mooi uitzien. Mannen moeten mooie broeken
dragen met riemen. Ik heb twee nieuwe broeken en zeven hemden."
Hij heeft enkele vriendinnetjes gehad. Een vriendin of vriend
hebben heeft hier een andere betekenis dan die bij mensen buiten
de inrichting. Het is minder aan de persoon gebonden, lijkt
het. Het vaak vooral belangrijk dat er iemand is, het geeft
niet wie. Iemand om hand in hand te kunnen gaan, die zij zoentjes
kunnen geven en tegen wie zij kunnen aanpraten.
Sidney heeft verkering met Netty. Elke avond om half zes wacht
hij haar op als ze terugkomt van haar werk op de sociale werkplaats
AGO. De letters staan voor Arbeid, Gezondheid en Opvoeding.
Samen
op de bank voor de televisie
Sidney en Netty zijn gek op elkaar maar zij vindt hem eigenlijk
wel een oudje worden. En Sidney zegt vaak; ik heb er eigenlijk
niets aan. Maar ermee kappen wil hij ook niet.
Naar buiten gaan en een stukje wandelen vindt Sidney heerlijk
maar dan wel graag in zijn tempo. Hij ziet slecht, is ontzettend
snel moe. Netty is een stuk jonger en enorm ondernemend en zij
loopt flink door zonder rekening met hem te houden. Hij sjokt
dan een paar meter achter haar aan en komt bekaf terug. Heel
lief kopen ze soms een kleine attentie voor elkaar zonder dat
ze het van elkaar weten en een paar avonden in de week zitten
ze bij elkaar, gezellig op de bank. Sidney volgt het nieuws,
hij kijkt elke avond naar het journaal en brengt de toestand
in de wereld onder de aandacht van de leiding. Met de neus op
het scherm volgde hij het nieuws van uur tot uur op de verschillende
netten maar bij het zien van oorlogsbeelden raakt hij zo overstuur
dat hij het geluid van sirenes gaat nabootsen. Hij dwaalt door
de gangen van de Platanen waar het galmt alsof de sirene op
het dak staan te loeien. Om geluidshinder in te dammen moest
zijn portie journaal worden gerantsoeneerd. Het heeft te maken
met Sidney's eigen oorlogservaringen waar hij overigens nooit
over spreekt maar die voor hem een belasting zijn. Hij heeft
zijn verleden opgeslagen en nooit kunnen verwerken.
Sidney
is een spreker
Regelmatig worden er in de Platanen feesten georganiseerd. Dit
zijn de gelegenheden waarop Sidney zijn kans grijpt om als ceremoniemeester
in het voetlicht te treden. Aan het eind van de avond grijpt
hij de microfoon en begint hij aan een dankwoord. Heel officieel,
in de juiste formuleringen en met geaffecteerd stemgeluid, bedankt
hij iedereen die bijgedragen heeft aan de fijne avond. Hij vraagt
om een ovationeel applaus en iedereen vindt het aanvankelijk
prachtig wanneer hij het woord voert. Zijn speeches zijn kort
en krachtig maar aangemoedigd door het succes gaat hij het gesprokene
tot in den treuren herhalen. Meestal draait het er op uit dat
hij met zachte dwang van het podium moet worden gehaald want
na een aantal herhalingen is men zijn dankwoord zat. Sidney's
hang naar de bühne komt misschien van zijn ouders. Zijn
vader en moeder waren zangers die in alle theaters van Europa
hebben opgetreden.
De
belangrijkste persoon in zijn leven is zijn zuster
Toen hun moeder door verraad in de oorlog samen met onderduikers
werd weggevoerd heeft zij zich op zeer jonge leeftijd moeten
opwerpen als een soort moeder voor Sidney. Ze was 13 jaar en
Sidney 23. Deze rol heeft zij, na de dood van moeder in 1972,
met een niet te stuiten overgave weer ter hand genomen. Zij
is zijn beschermengel en alles maar dan ook alles bespreekt
hij eerst met haar. Hij gaat nu vaak hele dagen naar het activiteitencentrum
van de Platanen waar hij zich uitleeft in figuurzagen, borduren
of het uit papier prikken van voorgetekende dierfiguren. Omdat
hij een hartkwaal heeft zet de bewegingstherapeute hem regelmatig
op de hometrainer in de hoop daarmee zijn lichaam in een redelijke
conditie te houden.
's
Ochtends gaat Sidney onder de douche
Als het geen douche dag is, dan wast hij zich zelf. De kleren
die voor hem worden klaargelegd trekt hij na het douchen zelf
aan. Hij weet wel wat mooi is, maar een keuze maken vindt hij
moeilijk daarom worden zijn kleren worden dagelijks door de
begeleiders uit zijn kast gekozen.
Hij gaat altijd goed gekleed zoals vrijwel alle bewoners van
de Platanen. Vroeger kon je zwakzinnigen al van veraf herkennen
aan hun van het Leger des Heils afkomstige slobberige jassen,
hoogwaterbroeken en fiks uitgevallen schoenen. Zulke stigmatiseringen
worden op de Platanen vermeden. Bewoners kopen, meestal samen
met een begeleider als kledingadviseur, in de modewinkels van
de Kinkerstraat van hun eigen geld hun garderobe. Uiteraard
hebben de bewoners in grote mate de vrijheid om zich te kleden
zoals zij dat zelf willen met als gevolg dat niet iedereen met
het door Peek & Cloppenburg of de Mantelspecialist voorgeschreven
modebeeld door het leven gaat.
Naar
Tirol
Sidney heeft een nieuwe hobby; orgelspelen. Voor zijn verjaardag
kreeg hij een keyboard en zijn zuster helpt hem met de eerste
stappen in de wereld van de actieve muziekbeoefening. Duitse
muziek en met name de Tirolervariant vindt hij prachtig.
Met de groep is hij tien dagen op vakantie naar Tirol geweest.
Voor Sidney het Hoempaparadijs. Zonder een schilling te betalen
wist hij op elk feest binnen te komen. Als hij zoek was dan
kon de leiding hem vlakbij het orkest terugvinden.
Na deze vakantie vraagt hij elke zaterdagavond of er nog Oostenrijkse
muziek op de Duitse televisie komt. Voor hem bestaat er niets
mooiers dan Dirndlmeisjes en Buben in lederhosen een dansje
te zien maken op de meeslepende tonen van een Schlagerorkestje.
De vraag is hoe iemand als Sidney zich
straks gaat redden in Noord.
In de Jordaan heeft hij zijn 'Iopie'. De winkels, de bekenden
op straat, de gekken op straat, het buurthuis, de drumband.
Een web van contacten in een klein aantal straten waar altijd
wel wat gebeurt en veel valt te zien.
Sidney is vergroeid met dit wereldje tussen de Lauriergracht
en de Elandsgracht.
Een
Jordanees kan veel verhalen
Ed
is Jordanees in hart en ziel, geboren in de Laurierstraat.
Na zijn huwelijk begon hij in de Hazenstraat een bloemenwinkel.
In 1980 stapte hij over op snoep en nu verkoopt hij antiek en
curiosa in de Elandstraat. Hij kan met smaak over de buurt vertellen,
speciaal over de bewoners van de Platanen, of de Plantanen zoals
de Jordanezen zeggen.
Mongolen,
daar zijn we mooi klaar mee
In
de tijd dat ik met die bloemen begon kwamen ook die gasten van
de Plantanen hier. God, zeiden de buurtbewoners, we krijgen
een zootje achterlijken.
Vroeger woonden er ook een paar in de buurt en daar kon je wel
mee lachen, wat zou dat worden? Dat is altijd zo hè,
het komt omdat ze vreemd zijn, ze werden een beetje gepest en
zo.
Dus, dacht men, die rottigheid begint opnieuw. Ach vroeger werd
er veel geblèrd en dan werd er afgewacht hoe het liep.
Toen kwamen ze en dat viel best mee.
Tja vroeger werden ze opgeborgen en nu worden ze tussen de mensen
neergezet.
Ik had dus eerst een bloemenzaak en daarna ben ik in 1980 een
snoepwinkel begonnen alles, de gekste dingen; zuurstokken in
allerlei kleuren, kaneelstokken, nougatblokken, grote spekkies.
Al die grote dingen die ze op de kermis ook verkopen. Die uit
de Plantanen kwamen vaak snoep halen, zakken snoep. Sjonge,
die snoepten hun eigen rot. Verschrikkelijk.
Ze zaten te vissen aan de wallenkant en die ene die kocht elke
dag twee van die zakken.
Kijk die Nelis steekt zijn hand op en zegt hee en gedag maar
verder houdt alles op. Maar er zaten erbij die konden over voetballen
praten, over alles eigenlijk. Die ene uit Utrecht, Henk geloof
ik, was voor Ajax en hij vertelde alles over voetbal en ik praatte
maar een beetje mee want ik dacht als ik zeg dat ik geen verstand
van voetballen heb dan weet hij niet meer tegen wie hij het
dan moet vertellen.
Je had ook mijnheer Jansen
Hij kwam eerst 's ochtends een paar koeken eten en dan ging
hij naar zijn werk. Om een uur of half vier, als de kinderen
uit school kwamen, kwam hij ook en dan zei hij 'ik ga straks
eten maar ik wil vast een onderlaag hebben'. Dan stond hij zo
tien of twaalf van die gevulde koeken en mousselientjes weg
te werken. Dan kreunde hij 'ik ben vol hoor, oh zo vol, wat
ken ik eraan doen?'
'Nou,' zei ik, 'je moet een blikkie Cola nemen.
''Helpt dat?'
'Tuurlijk helpt dat.'
'Kijk dan kom ik ook een beetje van die rommel af', dacht ik.
Hij dronk dan drie of vier van die blikkies.
'lk geloof dat ik maar es naar huis ga want oei ik ben zo vol.
Is daar nog wat aan te doen?'
'Dan moet je er een nuts overheen doen, weet je wel.'
'Helpt dat?'
Nou zo ging dat een paar jaar door met dat gesnoei.
Het was 'mijnheer' Jansen want hij liep altijd in een regenjas,
in het begin was hij een beetje een heer. Naderhand zakte dat
ook af en kwam hij in zijn korte broek en een paar grote schoenen
aan. Als het stralend weer was kwam hij met een trui aan en
vroeg hij mij of hij dat aan kon houden. Ik zei nee. 0, dus
ik moet hem uitdoen. Ja natuurlijk het is toch veel te warm.
Ja maar zou ik als ik op straat kom dan niet kou vatten. Ben
je gek het is 25 graden. Dan kwam even later met een korte broek
aan en liep hij bijna in zijn blote kont maar hij had wel altijd
die regenjas bij zich.
Nelis en die Jansen waren wel de figuren die het meest door
de buurt zwierven. Voor de rest is het allemaal best meegevallen.
Ze gingen vissen bij ome Bertus Asscher aan de gracht. Hij had
zijn stekkie bij de brug waar hij na het avondeten de overgebleven
aardappels inkieperde. Ze hadden door dat ome Bertus de meeste
vis er uit haalde. Wat hij kan, kan ik ook, dachten ze. Er zaten
erbij die een vistrommel met goed spul hadden en die wisten
wel wat ze aan het doen waren. Maar er zaten er ook een paar
bij die wat aanklooiden met hun dobber. Die konden de rust niet
opbrengen om te wachten totdat die vis een keer tegen je haak
aanzwom.
Op het laatst hoorden ze er gewoon bij
Ze liepen langs de winkel, riepen hoi, staken hun
hand op en gingen door naar hun werk. Ik had goede klanten aan
ze. Die gozer uit Utrecht mocht na een jaar niet meer snoeien
want dat werd te gek. Elke dag bijna een kilo dat ze aten, zoute
drop, trekdrop, wijngums, al die dingen. Hij zei ik mag niet
meer snoeien want ik doe aan de lijn, ben op dieet. Sommigen
waren nog suikerpatiënt ook. Er kwam later een diëtiste
die vertelde wat ze wel en niet mochten eten. Ja, toen werd
het een stuk minder. Ze waren een beetje bang geworden en hielden
zich aan wat zo'n witte jas had gezegd.
Je had nooit problemen met ze. Als hij me ziet vraagt hij altijd
hoe het met Eddie is. Een ander zou er niet bij stil staan maar
hij vraagt het.
Mijnheer Jansen vertelt veel
Over vroeger, over hoe het thuis was en hoe hij uit
huis is geplaatst. Ze worden vertrouwelijk en gaan dan alles
vertellen.
Het is nou wel weer zonde dat zoiets wegvalt, je bent toch weer
een contact kwijt eigenlijk. En zij ook, want ik geloof niet
zij het prettig vinden om naar Noord te verdwijnen.
Dat soort figuren bracht ook de levendigheid hier in de buurt
en dat valt weg. Al is het maar dat goedendag zeggen. Je had
een praatje en zij gingen ook een praatje maken, dat vonden
zij ook prettig. Ze dachten dat zij ook weer normale mensen
waren omdat ze contact hadden. Ze voelden dat zij erbij hoorden
en dat zijn ze nu kwijt en wij zijn dat eigenlijk ook kwijt.
Last? Welnee, nooit hebben ze last veroorzaakt, nee hoor. Dat
werd vreselijk goed in de hand gehouden. In het begin woonden
er een paar jongens die erg, hoe moetje het zeggen, opstandig
waren. Die werden een beetje gevaarlijk. Aan hun ogen merkte
je dat ze overspannen raakten maar die zijn weer snel weggeplaatst.
Voor de rest...het '
hoorde er gewoon bij. Het was eigenlijk leuk. Vooral 's zomers
als ze gingen vissen in de Lauriergracht. Er zijn nog twee bankjes
voor hen geplaatst.
De buurt wordt steeds leger
De scholen vallen nu ook stuk voor stuk
weg. Kijk maar hoe stil het is in de straten, het lijkt
wel een dorp.
Het clubhuis de Branding voor de jeugd en de ouden van dagen
moest weg. Het is nu een opvangcentrum geworden, weliswaar niet
voor drugsverslaafden maar goed de buurt is dat toch weer iets
kwijt. Weer een contactverlies.
Zeker een keer per jaar was er op de Plantanen een groot feest.
De buurt werd dan ook uitgenodigd. Vooral ouderen kwamen erop
af en konden dan mee-eten. Als er festiviteiten waren, carnaval
of zo, dan werd de buurt uitgenodigd en dan waren er velen van
de partij. Henk van Mokum en andere Jordaanzangers traden er
vaak op. Maar ik ging er niet bij zitten, nee dat vond ik nou
net even te ver gaan.
Als er een feestje is ga ik er toch niet zo gauw naar toe.
Het
Jordaanfestival is nog enkel maar tanken
Vroeger werd er nog gedanst op de Elandsgracht maar dat heb
je ook niet meer, het is zuipen en dat is het. Er komen vrijwel
alleen maar vreemden en niet meer de mensen die hier geboren
zijn dus ik voel me er niet tussen passen en dan duik ik liever
mijn loodsje in om wat te rommelen, wat antiek opknappen en
zo. Voor mij hoeft dat niet meer.
25 of 30 jaar geleden zijn bijna alle Jordaners naar Osdorp
of Geuzenveld gegaan, nou dat vond ik een verschrikking.
Wij woonden driehoog achter en toen kregen wij een huis met
een tuintje in Geuzenveld aangeboden en mijn moeder vond dat
tuintje lekker.
Ik geloof dat het vooral de mannen geweest zijn die het er moeilijk
mee hebben gehad. Mijn vader ook, die was zijn richting kwijt.
Hier kenden ze de hele Jordaan uit hun hoofd. Straatnamen werden
nooit gebruikt, het was altijd 'op het hoekie waar die kromme
woont' of bij tante Bep in de straat' of ze wisten de kroeg,
de apotheker noem maar op. In Osdorp was alles hetzelfde. Hier
op de gracht woonden de Van Koppels en die man van Van Koppel
liep in Osdorp te huilen want of hij nu in het eerste of in
het laatste hofje liep, het was allemaal hetzelfde en die man
wist niet meer waar hij woonde. Dus hij was helemaal van slag
af. Hier in de buurt was hij geboren en liep hij vrij in de
rondte.
Over
het vertrek van de Plantanen wordt in de buurt niet zoveel gesproken
Hier in de buurt spreken we over de bewoners van de Plantanen
niet over die gekken of zo.
Dat was in het begin effe zo vanwege een beetje angst over wat
komt er.
Er zijn nu geen oorspronkelijke buurtbewoners meer die het zonde
vinden dat ze weg gaan. Met wie moet je er eigenlijk over praten?
Mensen die het vanaf het begin hebben meegemaakt zitten er niet
meer. Maar ik denk wel dat ze het zonde hadden gevonden dat
het wegvalt. Voor die oude buurtbewoners was contact maken belangrijk,
al was het maar gedag zeggen. 's Ochtends hingen die oudjes
al uit de ramen en dan was het hallo ome Jan, hallo ome Kees,
tante Bep...dat is weg. En die bewoners van de Plantanen houden
daar ook wel van. Altijd effe een handje opsteken, gedag knikken.
Dat vonden ze prettig, dan was er toch een contact met die oudjes
uit die ramen.
Ik zei tegen Nelis 'je zal het wel zonde vinden datje hier weg
moet'. Hij zegt 'ja natuurlijk want wie moet ik daar gedag zeggen.'
Want kunnen ze daar in Noord rondlopen? Er zijn daar grote bedrijven
maar die zitten aan de overkant van de weg, ik denk niet dat
ze daar komen. Het zal voor die mensen wel een domper worden,
er wonen daar toch veel werkende mensen dus veel contact zal
er niet wezen. Tja wat moet je er aan doen, je kan ze moeilijk
hier vasthouden.
Ze zeggen dat het gebouw niet meer in deze tijd past. Dat vind
ik gewoon gelul. Want het is toch voor die mensen uit de Plantanen
hier veel gezelliger in het centrum. In het begin zeiden ze
dat zij uit Bloemendaal en Santpoort vandaan moeten om onder
de gewone mensen te wennen en nu gaan ze ze weer weghalen! Die
mensen weten op het laatst ook niet meer waar ze aan toe zijn.
Er zijn hier nooit klachten geweest, het is altijd zalig en
leuk gegaan. En dan gaan ze tegen die mensen zeggen dat het
gebouw niet meer van deze tijd is en dan moeten ze naar Noord.
Ja dan kunne ze nieuwbouw uit de grond stampen en daar schijnen
ze weer aan te kunnen verdienen. Want daar gaat het eigenlijk
om.
Er
wonen hier geen kinderen meer
Nu
gaan ze in die Plantanen een crèche en wat al niet voor
kinderen maken maar er zijn helemaal geen kinderen meer. Alleen
maar alleenstaanden of stelletjes zonder kinderen.
Ik heb een foto van vroeger van de derde Looiersdwarsstraat
gezien. daar stonden wel zestig kinderen op en wat woont er
nu?
Je kan hier nog geen twintig kinderen bij elkaar krijgen. En
kinderen gaan trouwens niet meer naar club. Ze gaan naar de
camping. Ik begrijp ook niet waarom ze in dat PIantanen gebouw
nu een club voor kinderen maken want je had kinderclubs en die
moesten allemaal weg. In de Rozenstraat had je Ons Huis waar
nu het COC in zit, in de Elandsstraat had je De Branding in
in de Looierstraat had je ook wat. En woensdagmiddag ging je
in Felix Merites voor een kwartje film kijken. Waar zie je vandaag
de dag nog eigenlijk kinderen?
Je
had hier in de buurt ook nog Ali, dikke Ali
Die vrouw was ook niet goed. Die vrouw had het geestelijk te
kwaad gekregen nadat haar man was weggelopen. Ze heeft der eigen
de klere gewerkt achter een haring kar. Om vijf uur 's ochtends
al de haring schoonmaken en dan ook nog een stel kinderen erbij.
Het is die vrouw in der bol geslagen. Iedereen had medelijden
met haar. Je kon der ook mee lachen maar een ander hoefde maar
iets verkeerds tegen haar te zeggen dan kreeg hij de halve buurt
op zijn dak. Een ander kon haar niet in de maling nemen, wij
wel want dat was niet erg.
Echt, een witte dikgerimpelde huid had ze. En dan had ze geen
onderbroek aan en was het dansen geblazen. Dan stond ze hier
op de hoek en was het warm. Geen gebit in, je kent het wel,
zulke dikke lippen. En dan was het die blote kont, weet je wel.
Dan zeiden wij allemaal: "Ali laat effe je kont zien".
Dan had je die plooien allemaal in die huid. Ze had eigenlijk
allang opgenomen moeten worden. Eten klaarmaken was er niet
meer bij. Ze at bakken vla.
De kachel aansteken kon ze ook niet meer.
Dat
soort dingen
De
bewoners van de Plantanen werden ook wel eens in de maling genomen,
dat vonden ze helemaal niet erg omdat ze dan dachten we horen
er helemaal bij. Dan kan je dat maken. Normale mensen hebben
ook wel eens een geintje onder mekaar.
In die snoepzakken die ze bij me haalden stopte ik wel eens
wat anders.
Die jongen uit Utrecht stond uren te kletsen en zonder het te
merken deed ik grote proppen papier in die zak. Hij ging met
zulke grote zakken weg en pas aan de wallenkant kwam hij erachter.
Dan kwam hij terug en zei hij vuile klerelijer moet je mij dat
flikken? En dan zag je hem eigenlijk genieten omdat hij voelde
dat hij erbij hoorde. Zij zijn net als wij, dacht hij en daar
genoot hij van. Die figuren mis je nu allemaal.
Snoepen
en roken
De sigarenboer Bookeman -eigenlijk heet hij Bookelman maar Bookeman
is gemakkelijker -heeft hier het loodje moeten leggen, mede
omdat de Plantanen wegging want dat waren goede klanten van
hem die de lotto en boekjes kwamen halen.
En
natuurlijk shag en sigaretten. Je hebt die ene met dat baardje
die op klompen liep, dan had ie blauwe klompen dan weer klompen
in een andere kleur, het was net een kabouter. Die kwam bij
Henk ook een pijp bestellen en pijptabak halen. Je had er veel
die behoorlijk rookten, ze konden er wat van hoor. Je had er
ook eentje die zat aan de pils, in een portiekie dronk hij lekker
zijn pilsje.
Bij
ons in de straat had je ome Dorus
Vroeger
had je hier ook accordeonspelers die voor de deur allemaal gekke
liedjes kwamen spelen. Wij, de buurtkinderen vroegen dan: "wat
eten we vanavond, ome Dorus?" Paardepik, koeiestront dat
soort dingen zei hij allemaal. Als hij kip at gooide hij de
kippepootjes van driehoog, weet je wel. Je wist precies wat
hij gegeten had.
Al die gekke figuren zaten er ook tussen. Dat hoorde erbij,
dat was juist het levendige van de Jordaan.
Een vriend van mij z'n vader reed op Italië, maar in het
weekend als hij thuis was, was hij lam. Dan gingen de platen
van Willy Alberti en Johnny Jordaan draaien en dan stond ie
mee te blèren. Vooral 's zondags want dan was iedereen
thuis, je had toen nog geen camping, dan gingen de balkondeuren
open en daar stond ome Jan Vogel te zingen. Ome Jan had een
zware stem en veel operaplaten.
Je had bij ons ook nog Vonk die ging films draaien op de witgeschilderde
blinde muur waarop met grote letters Sijbrands Staalconstructies
stond, nu is er allemaal nieuwbouw. Hij woonde één
hoog, deed het raam open en schoof zijn grote filmprojector
naar buiten en wij met zijn allen films kijken.
Maar dat is er allemaal niet meer.
Vrouwenschoentjes
Die drummer die altijd in het zwart gekleed gaat, hij loopt
ook wel eens in vrouwenkleren, kwam eens in mijn loods. Ik had
een paar damesschoentjes staan, van die laarsjes eigenlijk.
Hij zat er maar naar te kijken, hij zei nooit veel maar toen
vroeg hij wat die schoenen kostte. Ik zeg vijf gulden. Passen
ze mij? Ik zei tuurlijk. Hij trok ze aan en ze pasten. Ja maar
ik heb geen vijf gulden. Ik zei nou neem ze dan zo maar mee.
Nee dat wil ik niet, zei hij, ik kom van de week wel geld brengen.
Ik zei nee, neem ze nou zo maar mee. Nou hij liep zo weg op
die vrouwenschoenen. Het was eigenlijk wel een beetje vreemde
jongen, niet?
Zulke
figuren horen er in het leven gewoon bij
Je hebt die ene met die tanden, een oudere man die wat slepend
liep. O ja Sidney. Zie je dat je ze gauw vergeet omdat je ze
niet meer ziet. Die kon ook altijd zo lekker lachen, dan kwamen
die grote tanden naar voren. Als die begon te lachen moest je
eigenlijk ook lachen. Hij heeft zo'n guitig koppie.
Je had er één in de Bloemstraat zitten, malle
Jantje. En dan nog Wout in de Laurierstraat. Vroeger zeiden
ze Wout kak nog even in je broek dan krijg je een kwartje. Dan
ging hij in zijn broek kakken en kreeg hij een kwartje. Kwam
hij boven, zei zijn moeder; vuile klerelijer heb je weer in
de broek laten schijten voor een kwartje. Dan stond ie te persen,
weet je wel. Wij wisten dat zijn moeder tegen hem te keer ging,
hij was al een volwassen kerel. Dat was de lol. Later zei hij
ik doe het niet want dan krijg ik ruzie met mijn moeder. Nou
voor een gulden dan, zeiden ze en dan begon hij weer zo te persen.
Hij werd helemaal blauw.
Wat
komt er in de Plantanen terug?
Ik
hoop niet dat ze er een opvangcentrum voor verslaafden van maken.
Op de Lauriergracht aan de overkant van de Plantanen zou een
bejaardencentrum voor buurtbewoners komen, in plaats daarvan
kregen we in dat gebouw stichting Lucifer met een afkickcentrum
voor verslaafde kinderen, stichting Zuid Afrika en dat soort
dingen.
Er werd niks voor de buurtbewoners gedaan, daarom zijn ze ook
weggegaan. Degenen die hier nu komen wonen vallen grotendeels
met hun neus in de boter want die komen in de nieuwbouw te zitten.
Oud buurtbewoners hadden hier graag willen zitten want met die
nieuwbouw hadden ze nu ook allemaal een tuintje.
Het is zonde dat al die buurtbewoners vertrokken zijn, zeg maar
gevlucht zijn.
De
gemeente kwam niet aan de bak
Het
is altijd het plan van de gemeente geweest om de Jordaan plat
te gooien. Ze wilden die band van de Jordaners uit elkaar trekken
en dat is ze nu gelukt.
Als er vroeger wat was, waren al die buurtbewoners één
met elkaar. Als er ruzie was kwam de politie er niet tussen.
Als een woning werd ontruimd gingen de buurtbewoners er tussen
staan en vaak kwam de deurwaarder voor een lege woning.
De mensen zijn blij gemaakt met een mooie woning met een tuintje
ergens in een buitenwijk of in Almere.
In de jaren zestig werd iedereen gek gemaakt met een woning
met een tuintje.
Ik heb al die boekjes over de Jordaan. Altijd opstand en verzet
door lastige mensen die elkaar altijd hielpen. Dat kon niet,
dat wouen ze niet meer. De overheid wou grip op de mensen hebben
en dat hadden ze niet en daarom zijn ze gedeporteerd.
De
kleine winkeltjes zijn verdwenen
Toen die lui uit de Plantanen hier met zijn allen kwamen hadden
de kleine winkeltjes er profijt van. Ze kregen zakgeld dan konden
ze zelfstandig wat kopen en dan hoorden ze er ook bij.
De sigarenman is ermee opgehouden omdat ze weggingen. En zo
zullen er meer winkels zijn die dat zullen merken.
De Hazenstraat was altijd een gezellig stukkie straat maar nu
is het niets meer. Geen enkel winkeltje houdt het hier meer
uit omdat al die gezinnen verdwenen zijn. Hoeveel melkzaken
had je hier niet, je werd er mee doodgegooid. En bakkers. Elk
straatje had wel zo'n zaak.
De gemeente wilde die winkeltjes en bedrijven weg hebben en
nu roepen ze dat ze dat weer graag terughebben. Ze hebben het
helemaal doodgemaakt. Vergeleken met andere buurten vind ik
deze buurt nog wel het gezelligst, dat wel. Maar nu valt de
Plantanen weer weg, straks weer iets anders, het wordt te kaal.
Wat loopt er nu nog door de straten heen.
Vroeger had je bij Appie de hoefsmid waar mensen stonden te
kijken naar de paarden en te kletsen. Het ene trok het andere
aan. Je had een praatje, da's allemaal weg. En dan had je nog
Harm, ook een zuiper maar dan net de klokkenluider van de Notre
Dame. Hij kwam bij Leuring waar nu het vrouwencafé zit
en bij Rooie Nelis. Harm is ook verdwenen.
Rooie Nelis had ook vreemde figuren in de kost bij hem boven.
Een Chineesje die voor Nelis en Rooie Sien boodschappen deed,
die is nog over de brug in het water gevallen en verzopen. Allemaal
aparte types.
Dus die Plantanen...die mensen van de Plantanen, ze vielen eigenlijk
niet op. Er waren er eigenlijk genoeg hier in de buurt.

In
café Rooie Nelis
Rooie-
of blonde Sien is eigenaresse van café Rooie Nelis. Dit
typisch Jordaanse café voor rondborstige mannen met snorren
en hoog opgetooide blonde vrouwen, is een van de vele cafeetjes
met een eigen gezicht in de buurt van de Platanen waar de bewoners
met Jordaanse gastvrijheid ontvangen werden.
Nu de mensen met een verstandelijke beperking verhuisd zijn,
nemen toeristen op Yellow Bikes hun plaats in.
Rooie
Sien vertelt
Ik vind het jammer dat de Plantanen weg gaat, vooral voor hen...
nou ze waren helemaal eigen. Het is hetzelfde als je een oude
boom verplant, precies hetzelfde, ja toch.
Het zal daar in Noord wel heel erg wennen worden. Zo mooi ken
het daar niet wezen dat ze het hier niet gaan missen.
Hier zegt die en die ze gedag en ze komen het café effe
binnen, komen een pakje sigaretten halen. Normaal verkopen we
nooit sigaretten buiten de deur maar zij hebben altijd een goed
woordje weet je wel. Ik vind het zo zielig om hunnie weg te
sturen dus hunnie mogen sigaretten halen. Anderen niet.
Er zijn er ook wel bij met een karretje en dan komen ze binnen
met hun begeleider. Daarom hebben wij die klapdeur voor hun
karretjes laten maken. Dat doen ze niet enkel in de grote gebouwen,
wij hebben dat ook geprobeerd maar je kan hier natuurlijk weinig
aanpassen daarvoor is het hier te oud.
Café
Rooie Nelis bestaat uit een kleine donkere ruimte met wat tafeltjes
en stoelen en een toog. Achter de bar veel rood neonlicht. Luide
accordeonmuziek accentueert de authentieke Jordaanse gezelligheid.
Aan de muur foto's van klanten van het café waaronder
bekende gezichten. Tante leen, de jordaanzanger Henk van Mokum
die tegenover het café woont en koningin Beatrix die
al twee keer is geweest.
Rooie
Sien praat met vertedering over enkele bewoners van de Platanen
-Plantanen zeggen ze in de Jordaan -die haar café bezoeken.
Een man aan de bar en de barjuffrouw, die Co wordt genoemd,
onderstrepen wat Sien over de vrienden uit de Platanen vertelt.
De vaste kliek van café Rooie Nelis heeft een zwak voor
'Zoet beest Buurman' en 'Nelis met de petjes' en de anderen
uit het grote huis aan de Lauriergracht 103.
Sien neemt met weemoed afscheid.
Nelis
met zijn petjes en zijn beertjes
Wie hier elke dag komt is Nelis Vogelenzang, die heeft hier
zijn lopie. Afijn Nelis krijgt altijd petjes van Gerrit, mijn
man. Laatst kwam Nelis binnen en zei huilerig 'ze hebben mijn
pet gestolen op de tram' 'Nou', zei mijn man, 'dan krijg je
wel een ander'. Heb die weer een ander gehad, tja".
Nelis
stelt zijn uiterst persoonlijke outfit samen uit aankopen op
het Waterlooplein en bij tweedehands kledingwinkels. Zijn uitdossingen
spotten met elk mode- en kleurgevoel worden gecompleteerd door
een petje. Zonder petje is Nelis Nelis niet en dan liefst een
petje waaruit steun aan het oranje-elftal blijkt. Bovendien
houdt hij van decoraties. Zijn opsmuk bestaat uit bij elkaar
gewandelde Avondvierdaagse medailles, buttons tegen de kernbewapening
en voor het milieu.
Nelis die komt hier elke dag effe gedag zeggen. Altijd. 'Hij
was hier vanmorgen nog', weet de man aan de bar. 'Hij ging vandaag
een daggie uit'. 'Ja een daggie uit', vult Co vanachter de bar
aan.
Oh was die er al, zegt Sien. Zie je, hij komt elke dag en meestal
krijgt hij dan van ons een colaatje, en een gulden.
Hij krijgt altijd een gulden, hij kost me zeven gulden in de
week en daarbij krijgt hij van die nog es wat en van die nog
es wat. Ja, ja hij heb niet alleen ons, hij heeft heel veel
winkeltjes. Op de markt ook hoor. Allemaal adresjes waar hij
een gulden krijgt.
Ik zeg wel eens tegen hem: mijn kind
Gerrit zegt altijd: mijn zoon, daar heb je mijn zoon. Oh dat
vindt Nelis zo mooi.
Als ze op vakantie naar Spanje gaan, komme ze gedag zeggen.
Krijgen ze wel eens wat zakgeld. Daarvoor sturen ze ook een
kaartje. Ze zijn niet gek, dat bedoel ik!! Dat zakgeldje laten
ze niet lopen.
Bij Cootje Blokzijl uit de Bloemstraat die op de Albert Cuyp
staat krijgt Nelis ook altijd zakgeld. En er zijn er nog wel
meer waarvan die geld krijgt. Ze weten precies hun eigen plekkies.
Hij koopt er poppen en beren van.
Nelis
is vijftig, laatst zei die dat hij vijftig was geworden.
Nee er zit niks geen kwaad aan hem, helemaal niet. Hij is lief.
Voor
Nelis hebben wij de meeste zwak hoor
Nelis zegt: je zal me niet missen want ik kom vaak. Dan zeg
ik: ja, je laat je zakgeld niet lopen. Dan moet ie lachen.
Altijd wandelen, hè. Hij doet altijd mee aan de Avondvierdaagse,
Ja, altijd. Ja, daar doet ie altijd aan mee. Dan komt hij altijd
effe laten zien dat ie zo'n dingetje heb gehad en dan heb die
bloemetjes in zijn handen. Nu ja, wie hebben ze nou anders om
dat te laten zien.
Die begeleiders daar zalle weinig tijd voor ze hebben. En hij
heb eigenlijk geen begeleider nodig want hij doet alles wat
hij doen wil, hij kan alles alleen doen. Hij is niet invalide,
hij loopt niemand in de weg.
Een lekker kereltje, mijn man is ook gek met hem. Ik denk ook
wel dat hij blijft komen en hij zal ook naar de Cuyp blijven
gaan, naar Cootje Blokzijl want dat laat ie niet schieten. 'Ik
weet wel welke trams ik moet nemen.', zegt hij.
Nelis
Vogelenzang is 21 augustus 2014 op 74-jarige leeftijd na een
kort ziekbed overleden.
> Meer over Nelis
En verder heb je Buurman
Ja, Buurman, zoet beest. Die komt altijd binnen
en zegt dan: ben ik een zoet beest? Ja, ik ben hartstikke zoet!
Hij is hartstikke bang voor honden, oh hij is zo bang voor honden.
Ja Adriaan -ben ik een zoet beest?? -Buurman. Hij komt binnen
en dan kleedt hij zich eigen helemaal tot op zijn overhemd uit.
Ook als het heel koud is doet hij alles uit.
Nee, niet alles natuurlijk, zijn broek en zijn hemd houdt hij
aan, maar zijn jas en zijn das en zijn vest doet hij uit en
dan gaat hij aan de kant zitten. Dan zitten wij natuurlijk te
gieren. 'Zijn trui doet hij ook uit', vult Co de barjuffrouw
enthousiast aan. 'Ik roep dan Buurman doe dat nou niet'.
Hij wil wel zestien ijsklontjes in zijn glaasje prik en in zijn
koffie blijft hij roeren. We hebben wel eens meegemaakt dat
hij tachtig keer roerde. Dan zitten we te gillen natuurlijk.
We hebben wel eens gehad dat hij twee koffie en drie sinas had
gehad, daarna lieten wij hem aankleden en vroegen hem dan: moet
je nog een sinassie Buurman? Ging hij zich weer helemaal uitkleden
voor een sinassie'
De man aan de bar ligt in een deuk terwijl hij die geschiedenis
ophaalt. 'Dan gaat die voor de spiegel staan. Ik doe zijn jas
goed of hunnie helpen hem, we laten hem niet voor schut lopen
natuurlijk. En dan zegt ie zit het goed?
Laatst zegt ie: ben ik gek dat ik al zoveel jaar verliefd ben
op Corry? Ik zeg: hoe lang is dat al geleden? Vijftig jaar,
zegt ie. Ik zeg: heb je het wel eens met haar gedaan? Hij zegt:
ikke niet maar ik ben nog altijd verliefd op haar, ben ik dan
gek?
'Nee hoor je bent alleen gek verliefd!', zei ik.
''Vreet
een leeuw je op, Sientje?'
'Hoe heet die grote ook weer. Die zit ook in dat huis. Die komt
alleen om een pak shag en ze vraagt altijd hoe het met mijn
moeder is. 'Hoe is het met mevrouw Ruwaard van Eck?', zo heet
mijn moeder.
Als ie binnenkomt zegt hij; ben ik een zoet beest. Appie zoet
is, zo noemt hij zich. Hij meent het, het is geen grapje.
Dan zeg ik, ja hoor je bent heel lief. Echt? Vraagt ie dan.
Hij is doodsbang voor honden, al zijn ze zo groot als dit luciferdoossie.
En voor leeuwen. Ja dat je bang is voor leeuwen kan ik me begrijpen.
Hij stuurt als hij met vakantie is een kaart hoor. Ik krijg
altijd een kaart. Van Nelis ook. Nelis komt ook altijd wat brengen
met moederdag en met vaderdag. Een kop en schoteltje of wat
dan ook. Ja, ik denk dat hij dit toch als een tweede huis ziet.
Ja, een plantje heb die ook zo pas gebracht. Dat is toch hartstikke
lief. Kejje nagaan dat ze toch weten. Zoiets. Dat bedoel ik,
ze hebben ergens een hele... en met andere dingen zijn ze stil
blijven staan.
Dus ze zijn niet gek.
Ja wij hebben allemaal bijnaampies
bij ze.
Hij noemt mij nooit bij mijn naam. Zoet beest en Kopie. Of osselap,
zo noemt hij ons. Jawel. Laatst zeg ik tegen hem; U zegt altijd
zoet beest tegen mij, weet u eigenlijk wel hoe ik heet.
Ja natuurlijk, zegt hij: Sientje.
En dan heb je die andere, die doofstomme.
Droeem aww droemmmm. Een bakkie droeemm, vraagt hij altijd.
Er komt altijd eentje die ook niet kan praten met een papiertje
waarop staat wat ie moet hebben. En daar wijst die dan op.
Die grote, die grote die altijd zo scheef staat. Die grote is
ook aardig. Hoeveel keer zegt hij wel niet gedag. Wel twintig
keer zegt ie ons gedag als die weggaat.
Je hebt ook nog zo'n heel magertje, zo'n klein kereltje die
komt altijd shag halen.
Vanaf het begin van de Plantanen komen ze bij mij in het café.
Het hoort er gewoon bij, vind ik. Lopen ze voorbij met een ploegje,
zeggen ze gedag, weet je wel. Dat hoort er toch allemaal bij.
Ik zal ze wel missen.
Altijd even keurig
Ze
zien er allemaal goed uit, goed verzorgd, allemaal nette kleren,
schoon. Dat kan ik goed zien. Ik heb ze nog nooit met vuile
broeken gezien. Altijd gepoetste schoenen. Je ziet hoe goed
verzorgd ze zijn. Niet van: trek ze maar wat aan want ze benne
toch niet goed. Jawel jawel dat mag wel eens gezegd worden,
vind ik.
Ze mogen overal naar toe en aan alles meedoen. Ze worden een
paar keer per jaar meegenomen. Dan gaan ze acht dagen daar naar
toe, en dan acht dagen daar naar toe. Dat vind ik prachtig,
dat was vroeger toch niet met die mensen.
Meestal stopten ze ze weg en dan werden ze hoe langer hoe gekker.
Nu krijgen ze de kans om hun ergens in te ontwikkelen.
Als een normaal iemand wordt opgesloten en met ze eigen bezig
moet zijn dan wordt ie ook gek. Nee ik vind dat wel prachtig
werk wat ze doen. Ik heb wel respect voor ze.
Je ziet wel eens van die heel zielige figuurtjes die er ook
zitten. Die niet kunnen lopen enzo en dan zie je die jonge jongens
en die jonge meiden ermee lopen. Het geduld wat ze hebben, echt
waar hoor.
Ik hoop voor ze dat die meegaan want als ze ook nog allemaal
nieuwe mensen krijgen '