Achtergronden van een oproer
Een
oproer is moeilijk te organiseren, maar als het mooi weer is
en als de autoriteiten blunders maken is een grote rel geboren.

Elke
generatie maakt zijn eigen oproer mee
Op gezette tijden wordt de stad eens flink door elkaar geschud.
Een oproer is altijd een mijlpaal in de geschiedenis.
Het reikt immers verder dan de paar straten waar de confrontatie
daadwerkelijk plaatsvindt.
In een oproer balt de tijdgeest zich
samen.
Een
oproer komt nooit zomaar uit de lucht vallen
Het vormt een afsluiting van een periode van tegenstellingen
die in de weken voorafgaand aan het oproer voor een broeierige
sfeer zorgen .
Een oproer houdt het midden tussen een spontane uitbarsting van
volkswoede en een politieke demonstratie die stem geeft aan een
sluimerende onvrede.
Het oproer is dan een soort bevestiging van maatschappelijke
veranderingen die pas later als zodanig erkend worden.
[1856]
De politie
kijkt de andere kant uit
In het satirische weekblad Asmodée
schreef men over de hangjongeren die op de Noordermarkt vlak voor
het politiebureau liederlijke taal uitsloegen, dobbelden en voorbijgangers
in gevaar brachten met een verboden slagbalspel.
"De politie wandelde van den vroegen
morgen tot de late avond toe, zagen niets, zeiden niets, deden
niets, behalve regen opvangen en zich onmiddellijk en wijselijk
naar een andere rigting te begeven
zoodra zij in hunne omgeving onraad bespeurden"
[1806-1870]
Niet veel politie op straat
In 1806 waren er in heel Amsterdam maar zestig
politieagenten.
In 1844, 128 manschappen, en in 1870 waren het
er 300. Ze werden slecht betaald, kregen geen uniform en zochten
allemaal 'bijverdiensten'.
Joseph
Alberdingk Thijm [1820-1889]
Deze dichter,
die ook betrokken was bij het onderzoek naar de Amsterdamse volkstaal, schreef
over de baldadige jeugd die in koelen bloede vernielingen in de
stad aanbracht en vuil aan de voet van het standbeeld van Rembrandt
neersmeet.
Men sloeg vuile praat uit en hield zich bezig met het sarren van
het openbaar gezag.
Voor
een flink oproer zijn blunderende autoriteiten onmisbaar
Het tekortschietende optreden van de politie
bij onder andere het Palingoproer en het Bouwvakkersoproer
zijn daar een goed voorbeeld van.
Het ingrijpen was vaak zo erbarmelijk dat dit het oproer eerder
aanwakkerde dan de kop indrukte.
Op elk oproer in Amsterdam is dan ook een grondige reorganisatie
van het politieapparaat gevolgd.
Na het Palingoproer kreeg de communicatie tussen de verschillende
politie- en legereenheden de nodige aandacht.
Een speciale politiebrigade
Na het Jordaanoproer werd de Stormbrigade,
de voorloper van de ME, ingesteld.
Het Bouwvakkersoproer heeft zowel burgemeester Gijs van Hall [1904-1977] als hoofdcommissaris Hendrik Jan van der Molen [1911-2005]
de kop gekost.
De traditie van de blunderende overheid wordt voortgezet wanneer
Amsterdam wordt aangewezen als het toneel van de troonswisseling
op 30 april 1980.
De provo's zijn afgelost door de krakers.
Wie eist het oproer op?
Er waren natuurlijk wel pogingen, met name van de communisten,
maar het is geen enkele organisatie ooit gelukt om een oproer
naar haar hand te zetten.
Integendeel, organisaties met belangen bij een oproer, keren zich
af van het geteisem en het gepeupel dat de straat op gaat.
Na elk oproer buitelt iedereen over elkaar heen om maar niet in
het rijtje van zich distantiërende organisaties te ontbreken.
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
[1846-1919] kon het niet laten om zich af te wenden van het volk
dat
'om zo iets onwaardigs als het palingtrekken in opstand komt,
terwijl het anders zo zeldzaam warm te krijgen is voor zijn rechten'.
Het Aardappeloproer kan gezien
worden als een strijd tussen twee politieke partijen, de SDP en
de SDAP.
Maar tevens zag men hoe de politie en militairen in dit
voedseloproer
zowel positief als negatief optraden.
Hoewel de geschiedenis van het bouwvakkersoproer zonder meer met
provo
en het kroningsoproer met de krakers
verbonden is, hebben beide groeperingen zich fors gedistantieerd
van hun oproer.
Het waren de woordvoerders die in de media een wit voetje wilden
halen.
Maar het is niet nodig om bang te zijn publiekelijk in verband
met een oproer gebracht te worden.
Als puntje bij paaltje komt en de gemoederen weer wat bedaard
zijn, slaat de balans van afkeur door naar begrip voor de opstandelingen.
Een
oproer is nooit voor niks.

Mooi
weer oproer
Een opmerkelijke karakteristiek van de oproeren is dat ze niet
plaatsvinden in de gure winter of de druilerige herfst. Bijna
alle bekende oproeren ontstaan op stralend zonnige en warme dagen.
De dag van een oproer moet een dag zijn waarop de oproerkraaiers
het gevoel hebben de wereld aan te kunnen.
De politieke en economische elites zal het goed uitkomen dat de
bereidheid tot revolte in Holland afhankelijk blijkt te zijn van
het weer.
Betrokken buitenstanders
Een oproer mislukt als de buitenstaanders aan de kant blijven
staan.
De slag om de Blauwbrug, de proloog va de
romancyclus De tandeloze tijd van A.F.Th. van der Heijden
[1951], Albert Egberts zwalkt
doelloos rond en vraagt als buitenstaander 'onophoudelijk naar
het motief van de betoging'. Maar steeds minder wordt hem duidelijk
waarvoor of waartegen gedemonstreerd werd, 'en niemand die hem
wijzer kan maken'.
Maar wijzer word je pas door eraan mee te doen.
Als deelnemer aan een oproer loop je tegen de grens aan die de
orde afbakent.
De orde is het domein van wetten en voorschriften, van normen
en waarden, van rangen en standen.
Deze grens wordt tijdens een oproer gesymboliseerd door een linie
van politie of leger.
Met het gooien van een steen wordt geprobeerd een opening te forceren.
Revolutie, Bericht
aan de rattenkoning
Een oproer heeft met een revolutie gemeen dat ze beide op zoek
zijn naar de vrijheid, maar onderscheidt zich daar weer van door
het feit dat het altijd weer terugdeinst voor de chaos.
Een revolutie is een permanente doorbreking van de bestaande orde,
om daarna een nieuwe orde aan te brengen in de chaos.
Het oproer daarentegen neemt genoegen met een tijdelijke opschorting
van de heersende orde.
Aan een oproer komt altijd een einde.
Na hooguit een paar dagen gaat iedereen weer over tot de orde
van de dag.
Een oproer is dan ook in de kern een reformistische, geen revolutionaire,
uiting van de burgers.
Harry Mulisch
[1927] omschrijft in zijn verhandeling over de provotijd, Bericht
aan de rattenkoning,
het bouwvakkersoproer kan ik karakteriseren als 'het bevrijdende
oproer'.
Harry Mulisch is nog aangewezen als de echte dader, alleen maar
omdat hij het boek de Rattenkoning had geschreven waarin
hij, volkomen onterecht, de indruk wekte actief betrokken te zijn
geweest bij Provo,
terwijl hij zich in die tijd voornamelijk prostitueerde
als gigolo in Café Américain,
aan het Leidseplein.
De zogenaamde "Provo van het eerste uur" had
inmiddels een kroonprinses zelf als beste lezeres en is sindsdien
onaantastbaar gebleven.
Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid
De Nederlandse regering liet na het Kroningsoproer
van 1980 een onderzoek uitvoeren waarin
de 'diepere oorzaken' van het oproer aan de oppervlakte moesten
worden gebracht.
Op die manier probeerde men ondanks alles begrip te krijgen voor
het 'onaanvaardbare geweld' van de raddraaiers.
Er springen twee conclusies in het oog.
Het eerste is dat het huisvestingsbeleid van de gemeente Amsterdam
inderdaad te wensen overliet.
Op de tweede plaats wordt herhaald verzet niet uitgesloten.
Men beveelt daarom een 'structurele verbetering van de huidige
democratische besluitvorming' aan die 'meer recht doet aan eigen
initiatief en zelfverwerkelijking'.
Het kan even duren, maar als buitenstaanders denken het begrepen
te hebben, wordt er uiteindelijk altijd wel geluisterd naar de
stem van het oproer.
Maar of ze het juiste antwoord gevonden hebben?

Bij de ingang van de Noorderkerk staat een monument ter herdenking
aan het Jordaanoproer.
Het beeld stelt twee vrouwen en een man voor, verbonden door een
brede band. Hiermee wordt de solidariteit onder de mensen, en
de belangrijke rol die de vrouwen hebben gespeeld, gesymboliseerd.
"Eenheid is de sterkste keten"
Als voorbeeld is de vrouw genomen die op de avond van 4 juli 1934
op de tafel ging staan en zei: "Ik krijg nu zeven gulden
minder".
Het bronzen beeld is gemaakt door Sophie Hupkens.
[1696]
Aansprekersoproer

Het aansprekersoproer
of biddersoproer was een oproer op 31 januari en 1 februari 1696
in Amsterdam.
Tijdens de Negenjarige Oorlog
liep de handel in Amsterdam terug.
Ook de positie van Amsterdam als leidend handelscentrum ging langzaam
achteruit. Hierdoor verminderde de welvaart, en dit werd het hardst
gevoeld door de armere klassen.
Ook de inkomsten van de gemeente verminderden.
De
aansprekers verdienen te veel
De burgemeester van Amsterdam, Jacob
Boreel [1630-1697],
meende dat de begrafenisondernemingen, de aansprekers, in de hoofdstad
te veel geld verdienden. Hij bepaalde daarom, dat de doden alleen
nog door de gemeente begraven mochten worden.
Het tarief lag onder de prijs van de begrafenisondernemers, maar
de stad zou er toch een aardige inkomstenbron aan over houden.
De aansprekers wisten de arme klassen, waarvan er velen door de
teruglopende economie werkloos waren geworden, aan te zetten tot
een oproer, door het gerucht te verspreidden dat de armen voortaan
bij hun dood als oud vuil behandeld zouden worden.
Plundering
Het huis van de burgemeesters Boreel en
Jeronimo de Haze [1651-1725] aan de Herengracht, maar ook
het bezit van mensen die ervan werden verdacht aan het keur te
hebben meegewerkt, werden geplunderd.
Ook het huis van kapitein Spaaroog, het gehate hoofd van
de schutterij, moest het ontgelden.
De gemeente zette de musketiers van de stadsschutterij in om demonstraties
op de Dam neer te slaan.
Hierbij vielen verschillende doden.
Rebellen ophangen
Het stadsbestuur trad hard op tegen de rebellen.
Twee oproerkraaiers "belhamels ofte
roervincken" werden als afschrikwekkend voorbeeld
uit het raam van de Waag gehangen.
De schutterij kreeg opdracht met scherp te schieten. Het oproer
werd op deze manier snel bedwongen.
Maar de rebellen bereikten hun doel: de
belasting op het begraven werd niet doorgevoerd.
[1748]
Pachtersoproer

De
Schutterij schiet tekort
Op 24 juni 1748 werd van de pui van het stadhuis een publicatie
voorgelezen, waarin de Staten de praktijken veroordeelden waarmee
de pachters der belastingen in korte tijd schatrijk werden.
Toen het volk dat hoorde was men hiervan zo opgewonden, dat de
schutterij niet in staat was de massa's in bedwang te houden.
Tientallen huizen van belastinginners werden volledig geplunderd.
Blote
kont
Op 25 juni 1748 begon de onrust op de Botermarkt,
dat is nu het Rembrandtplein.
Relschoppers mishandelden daar enkele belastingambtenaren. Ze
gooiden met vuil.
Een vrouw tilde haar rokken op en toonde haar achterwerk aan de
schutters. Die schoten vervolgens "dat
vrouwmens in haar blote fondament".
Toen de vrouw aan haar verwondingen overleed, brak de hel los.
Meubels
in de gracht
De rebellerende Amsterdammers dromden naar de huizen van de
belastingpachters, meestal rijke kooplieden die aan de
grachten woonden. Huizen werden geplunderd.
Meubelstukken en kostbaarheden belandden in het water.
De razernij van de, veelal dronken, meute duurde 4 dagen.
In die periode plunderden ze ook het huis van belastingontvanger
A.M. van Arssen aan het Singel.
Stedelijke
ambtenaren
In allerijl kwamen de Staten van Holland
bijeen, waarna op voorstel van Koning
Willem lV werd
besloten het pachtsysteem af te schaffen.
De inning van de belastinggelden ging over in handen van stedelijke
ambtenaren, maar dat had een averechts gevolg.
Dood
door ophanging
De schutterij moest de hulp van 300, met bijlen bewapende, scheepstimmerlieden
inroepen om de orde te herstellen.
Twee oproerkraaiers, Mat v.d. Nieuwendijk,
koopvrouw in schol en bokking, die bij alle plunderingen de leiding
had gegeven en twee anderen, waaronder de tuinier Pieter
van Dordt, werden tot de dood door ophanging
veroordeeld.
De terechtstelling had plaats aan de Waag op de Dam, waar de toeschouwers
opeengepakt stonden.
> lees verder
[1835]
Soeploodsoproer
Het
is een belastingoproer, de politie is machteloos
Het was een zaak van eigenaren van panden met een huurwaarde tot
tachtig gulden per jaar.
Die weigerden hun belasting te betalen als ze die niet op de bewoners
konden verhalen.
Er waren ongeveer 5000 weigeraars, rijke notabelen. Het provinciebestuur
was het wel met de notabelen eens en traineerde de belastingmaatregel.
Toen greep de regering in. De huiseigenaren sloten toen een coalitie
met hun huurders.
De politie stond machteloos.
Zelfs burgemeester Frederik van der Poll
[1780-1853], die zich in maart 1835 in de Jordaan waagde
om met de weerspannige huisbazen te praten was pas veilig toen
hij concessies beloofde.
Het
leger werd ingezet
Het was duidelijk dat de autoriteiten de gang van zaken niet in
de hand hadden.
Hulptroepen van infanterie en cavalerie kwamen pas toen het zaakje
al afgelopen was.
Nog lange tijd stuurde Den Haag troepen naar Amsterdam Bij Sloterdijk
lag een veldbatterij.
De regering ergerde zich eraan dat belastingmaatregelen met behulp
van het leger afgedwongen moesten worden.
En Amsterdam was beledigd omdat Den Haag vond dat de stad onbestuurbaar
was.
De aanstichters van het oproer werden gestraft met jaren tuchthuis
en de burgemeester werd ontslagen.
> lees verder
[1886]
Het
Palingoproer

Het
is zomer en de Jordaan staat in lichterlaaie
Met een ongekende repressie wordt een einde gemaakt aan een spontane
volksopstand.
De directe aanleiding nauwelijks in verhouding tot het geweld
dat er op volgt.
Politie-inspecteur
Boas loopt met een paar agenten langs de Lindengracht,
ziet het palingtrekken en geeft het bevel om te stoppen. Een van
de agenten ging naar de kamer van perceel no.119, haalde een mes
uit zijn zak en sneed het touw los, terwijl de andere versterking
ging halen.
Het is een verboden volksvermaak.
Boven het water van de Lindengracht is een touw gespannen waaraan
een nog levende paling vastgeknoopt is. Gegadigden kunnen geld
inleggen en proberen om vanuit een wiebelend bootje het glibberige
beest te pakken te krijgen.
Het is leuk om te zien hoe de deelnemers in het water vallen.
Het moment dat de politieagent het touw doorsnijdt is het sein
voor het uitbreken van een complete anarchie die twee dagen later
eindigt met 26 doden en tientallen zwaargewonden.
Het vertrapte volk
Enkele weken voor het Palingoproer uitbreekt, is Domela
Nieuwenhuis, voorman van de ontluikende Nederlandse
arbeidersbeweging, veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf wegens
majesteitsschennis.
Geen zee gaat hem te hoog wanneer hij opkomt voor 'het mishandelde
en vertrapte volk' .
Gezagsdragers door het volk uitgedaagd
Steeds zijn er zogenoemde quaestiën
die door de bestuurders van de stad niet opgelost worden,
zoals de hoge prijs voor het gas, het duinwater en de tramkaartjes.
Politie krijgt een kogel door de pet
De politie is verantwoordelijk voor rust en orde op straat en
richt zich tegen de socialisten.
De socialisten willen zichzelf uit zelfverdediging bewapenen.
Hier en daar wordt zelfs een revolver in beslag genomen.
Als de socialisten in het Volkspark
brood aan de armen uitdelen, reageert de burgemeester met
voedselbonnen die bij het politiebureau afgehaald konden worden.
Tijdens een toespraak van Domela Nieuwenhuis in
het Volkspark stond
als altijd een politieman met zijn handen op zijn rug toe te kijken.
Men hoorde men een revolverschot. Het bleek dat politiecommissaris
Stork beschoten was en dat de kogel een gat in zijn
hoed had gemaakt.
Het
stadsbestuur raakt in paniek
Het leger wordt tot hulp geroepen. Een complete troepenmacht wordt
de stad binnen gehaald.
Ze worden ondergebracht in de Noorderkerk en in tentenkampen voor
het paleis op de Dam.
Infanteristen en een afdeling bereden Huzaren trekken de Jordaan
binnen.
Ze zullen de Jordanezen wel even mores leren.
Maar de soldaten worden zo hevig met stenen bekogeld dat ze zich
moesten terug trekken.
De arbeiders dachten dat ze gewonnen hadden. En een oorverdovend
gejuich steeg op.
Het
leger schiet raak
Maar de soldaten kwamen terug. Een detachement infanterie rukt
vanuit de Lindenstraat de Eerste Lindendwarsstraat in.
Daar wordt het verzet met een salvo beantwoord.
De kogels vliegen over de Zaterdagse Brug
tegen het wijnhuis De Kat in de Wijngaerd
aan en dringen het pand er naast naar binnen waar twee
mannen dodelijk getroffen worden.
De soldaten schieten op alles wat beweegt.
Een kruitdamp hangt in de nauwe straatjes. Mensen gillen. Kermende
mensen blijven op straat liggen.
Het dodental zou oplopen tot vijfentwintig.
De militairen hadden van hun officieren opdracht gekregen om bij
tegenstand direct met scherp te schieten.
Als je het
verslag van het Handelsblad leest,
is het onmogelijk aan een vooraf bedachte actie te denken.
Toch krijgen de socialisten de schuld. Terwijl tegelijkertijd
worden de fouten van de politieleiding verdoezeld.
De
socialisten krijgen de schuld
"De taal, die de socialistische redenaars voeren, de middelen,
die zij aanprijzen en de utopieën, door hen voorgestaan.
zijn van dien aard, dat men moeilijk enige sympathie voor de leiders
dier partij kan gevoelen"
Maar terwijl men zich uitslooft om de verantwoordelijkheid voor
deze 'tachtig doden en gewonden' op
de schouders der socialisten te schuiven, leidt men de aandacht
van het publiek van de ware oorzaak der rampen af, doet het de
ogen sluiten voor fouten, die begaan zijn, en voor het blijvend
karakter der gevaren, die het volk bedreigen.
Burgemeester
beleeft een moeilijke tijd
Onder Jhr. Cornelis
J.H. den Tex [1824-1882] verkeerde Amsterdam
in een tijdperk van bloei. Die was echter van voorbijgaande aard.
Met het optreden van Mr.
Gijsbert van Tienhoven [1841-1914] als burgemeester
kwam de malaise, en met de malaise de betrekkelijk snelle ontwikkeling
van de socialistische partij.
Van Tienhoven, een zeer ijverig man, heeft gedaan wat hij kon
om der moeilijkheden het hoofd te bieden.
Maar het was een draaikont.
Lang heeft hij toegelaten dat de venters van het socialistische
weekblad Recht voor
Allen allerlei oproerige koppen van artikelen op
straat uitschreeuwden, en dan wordt ineens het verkopen en verspreiden
van alle gedrukte stukken verboden.
Het Amsterdamsche gemeentebestuur, de Amsterdamsche politie, het
Amsterdamsche Handelsblad, regeren met hun macht, hun sabel en
hun pen.
Wat
zijn de indirecte oorzaken van het Palingoproer?
Vanaf 1870 werden drie kwesties belangrijk in de politiek: de
schoolstrijd, de kiesrechtkwestie, en de sociale kwestie, het
vraagstuk van de armoede en slechte werkomstandigheden van de
arbeiders.
Rond die tijd worden de eerste vakbonden opgericht. Lelijke arbeiderswijken
worden uit de grond gestampt.
Progressief liberalen waren voorstanders van de leerplicht, sociale
wetgeving een uitbreiding van het kiesrecht.
De conservatief liberalen moesten daar weinig van hebben.
De
politieke gevolgen voor Amsterdam en de rest van Nederland
Arbeiders hadden het in de tijd van het Palingoproer niet goed
en daar moest iets aan gebeuren.
Vanaf 1866 richtten arbeiders verenigingen op om voor hun belangen
op te komen.
Het zijn de voorlopers van de latere vakbonden.
Ook veel welgestelde burgers maakten zich zorgen. Zij noemden
de problemen van de arbeiders 'de sociale
quaestie'.
Ruwe manieren en een gebrek aan beschaving van 'het volk' hoorden
daar volgens hen ook bij.
Bezorgde burgers stichtten verenigingen om prostitutie, drankgebruik
en kermisbezoek tegen te gaan en om de arbeiders op te voeden.
Zij wilden de sociale kwestie graag helpen oplossen, deels uit
medeleven maar ook uit angst voor een opstand.
De overheid maakte ondertussen verschillende wetten die het leven
van de arbeider stukje bij beetje wat aangenamer maakten.
Zo kwam er een Verbod op kinderarbeid [1874],
een Arbeidswet [1889] tegen uitbuiting, een Leerplichtwet
[1900] en een Woningwet [1901]. Vooral het werk van het kabinet
Pierson [1897-1901] heeft veel betekend voor de sociale zekerheid.
>
lees verder
[1887]
De
Leeuw van Waterloo

"Hop,
hop ,hop, Hang de socialisten op"
Het is 22 februari 1887. Op het Waterlooplein valt een oranjegezinde
menigte het café van de socialist Paulus
Jacobus Penning [1843-1904]
aan.
Politie
steekt geen vinger uit
Zestig agenten konden niet voorkomen dat men het café plunderde.
Het was ook mogelijk dat de agenten eigenlijk geen vinger uitstaken
om dat tegen te houden.
De socialisten klommen gewapend met revolvers op het biljart.
Burgemeester van Tienhoven
vond het wel prachtig dat de jeugdige orangistische
heethoofden de aanhangers der 'zogenaamde' socialistische
beweging te lijf gingen.
> lees verder
[1917]
Aardappeloproer

Pakhuizen
en winkels worden geplunderd
De politie staat machteloos en het leger treedt op.
Vrouwen
staan op de bres
De distributie van voedsel door de overheid was zo belabberd dat
de vrouwen in Amsterdam het initiatief namen om pakhuizen, winkels
en treinwagons open te breken en aardappelschuiten te plunderen.
Het hierop volgende oproer kon pas na een week het zwijgen worden
opgelegd, ten koste van tien doden en tientallen gewonden. Het
is het begin van een roerige periode die eindigt als een jaar
later Pieter
Jelles Troelstra,
de leider van de socialisten, in de Tweede Kamer de revolutie
uitroept.
Maar dat is een pijnlijke vergissing, Troelstra's provocatie eindigt
in een massale blijk van aanhankelijkheid jegens de Oranjes.
Bloedbad
Op 5 juli 1917 bereikte het oproer zijn tragische dieptepunt tijdens
het 'Bloedbad
op het Haarlemmerplein, zoals een krant het
noemde. De militairen openden het vuur op de menigte, die daar
was samengekomen, en er vielen zes doden en bijna honderd gewonden.
Omdat de arbeiders willens en wetens tegen het gezag in opstand
waren gekomen, weigerde de gemeente om de nabestaanden financieel
te steunen. Dit schoot in het verkeerde keelgat bij de arbeiders.
Zij richtten hun woede op de twee SDAP wethouders, Vliegen
[1862-1947] en Wibaut
[1859-1936]. Waarom hadden de twee wethouders
lijdzaam toegezien hoe de arbeiders werden neergemaaid?
Wat
doen de socialistische wethouders?
Hier kwam het grote probleem van de socialisten in de gemeenteraad
weer eens om de hoek kijken. Enerzijds wilden de socialistische
politici natuurlijk opkomen voor de arbeiders, maar anderzijds
konden zij als wettig gezag niet zomaar toestaan dat de arbeiders
het recht in eigen hand namen.
De ultra linkse SDP zag een uitstekende kans om zich tegenover
de SDAP wedhouders te profileren.
De
opstand neergeslagen
Maar de voedseltoestand verslechterde verder. In het laatste oorlogsjaar
1918 daalde het broodrantsoen naar 2 ons en zelfs dat werd niet
altijd gehaald.
De SDAP wethouder Vliegen vatte de sfeer
als volgt samen:
"Het was alsof alle ongeluk zich ophoopte. Groote massa's
die leefden op het randje van den hongersnood, toenemende werkloosheid,
een afschuwelijke [influenza] epidemie die duizenden slachtoffers
eischte, een winter zonder brandstof voor de deur
Een wonder
was het niet dat er een sombere stemming heerschte, een sfeer
van ondergang!".
De wapenstilstand op 11 november 1918 kwam voor Nederland net
op tijd. Een nieuwe winter met honger en kou voor de arbeiders
werd voorkomen, net als een dreigende revolutie.
> lees verder
[1934]
Jordaanoproer

Nadat de
regering Colijn in juli de werkloosheidsuitkering met 10
procent had verminderd braken in de Jordaan grote rellen uit.
Het oproer verspreidde zich over de stad. Ook in andere steden
was het onrustig.
De vlam sloeg in de pan toen werkloze arbeiders voor het eerst
hun verlaagde uitkering kregen uitbetaald.
Steunroof
Verscheidene communistische mantelorganisaties hadden opgeroepen
om gezamenlijk tegen deze 'steunroof' te protesteren.
Na de oorlogsjaren krijgen oproeren vanaf de jaren zestig weer
een prominente plaats in de geschiedenis van Amsterdam.
Oorlogstoestand in de Jordaan
Bewoners proberen bruggen in brand te steken.
Op zaterdag 7 juli komt minister-president
Hendrik Colijn [1869-1944] op bezoek. Hij gelast
een harder optreden van de politie.
Het leger werd ingezet en de persen van de
communistische krant
De Tribune werden
onklaar gemaakt.
Op maandag 9 juli is het oproer voorbij.
Meer dan alleen in de Jordaan
Aan de opstand is al te nadrukkelijk de naam van de Jordaan verbonden;
er braken ook gevechten uit in de Staatsliedenbuurt, de Spaarndammerbuurt,
Wittenburg, Amsterdam-Noord en ook elders in het land, hoewel
daar nergens die omvang kregen als in de Jordaan. Na de opstand
van 1934 werd de schade hersteld; de opgebroken straten gebeurden
met radicale middelen: de straten in de Jordaan werden geasfalteerd,
waardoor het opbreken niet zo eenvoudig zou zijn.
Doden
en gewonden
De politie trad hard op en eenheden van de militaire politie werden
ingezet. Er werd geschoten. Vooral in de Jordaan ging het er hard
aan toe. De beeldfragmenten van het Polygoon
Journaal
laten politiepatrouilles zien. Een pantserwagen
van de militaire politie rijdt de brug over de Lijnbaansgracht
op. Na de 5 dagen onlusten tussen 4 en 9 juli was de stad weer
rustig. Volgens het gemeentelijk jaarverslag waren er zes doden
[waaronder een marechaussee] en 47 gewonden gevallen. Er werden
107 arrestaties verricht.
> lees verder
[1941]
De
Februaristaking

Uit
protest tegen de vervolging van Joden werd op 25 februari 1941
massaal gestaakt.
De plotselinge stakingsgolf overrompelt de Duitsers volledig.
Op 19 februari 1941 pleegde een knokploeg
verzet tegen de Duitse bezetters.
E. Cahn
de eigenaar van ijssalon Koco in
de Van Woustraat, werd gearresteerd en als eerste in Nederland
terechtgesteld.
Vierhonderdvijfentwintig onschuldige joodse mannen werden gedeporteerd
naar een concentratiekamp.
Zij moesten boete doen voor de eigenaren van ijssalon Koco die
zich niet zomaar lieten oppakken door de Nazis.
Op zaterdagmiddag 22 februari 1941 werd in de Jodenbuurt een
razzia gehouden
Overvalwagens reden de jodenbuurt binnen.
De straten rond het Waterlooplein werden door Grüne Polizei
afgezet.
Zoveel mogelijk joden werden gegrepen, sommigen werden van hun
fiets geslagen.
Er werden ongeveer 425 mannen van rond de dertig opgepakt.
Ze werden plat met hun gezicht tegen de grond gedrukt terwijl
de vrouwen huilend uit het raam hingen.
In de Jodenbreestraat, voor het Tip Top theater werden de gevangenen
met de armen omhoog tegen de muur gezet.
De meeste van deze mensen in het concentratiekamp Mauthausen vergast.
Het was de eerste pogrom in Amsterdam. Een openlijke jacht op
de joden door de Duitse bezetter.
Vele geschokte Amsterdammers waren daar getuige van.
Telegrafisch
Spoedcommunicatie betekende in die tijd een telegram.
De politie ontving op die 25 februari 1941 het ene telegram na
het andere. Zo was de omvang van de staking snel duidelijk.
Hard optreden
De Duitsers wisten de staking binnen twee dagen neer te slaan.
Ze traden hard op. Er werd op stakers geschoten en de burgemeester
dreigde met straffen en ontslag. Vier stakers werden terechtgesteld,
22 gevangen genomen, 70 werden ontslagen. Amsterdam kreeg een
boete van 15 miljoen gulden.
> lees verder
[1850]
De bevolking geregistreerd
In het bevolkingsregister wordt van iedere inwoner van Amsterdam
in folianten naam, geboortedatum, adres, plaats in het gezinsverband,
beroep, godsdienst, verhuizingen en overlijdensdatum genoteerd.
Vanaf 1893 tot 1939 werd voor de bevolkingsregistratie gebruik
gemaakt van een kaartsysteem.
De gezinskaarten werden tot 1939 gebruikt. Daarna kwam er een
kaart per persoon. De gezinskaarten werden verfilmd en opgeborgen
op de zolder van het Bevolkingsregister, waar ze bij de aanslag van 1943 op één na allemaal
vernietigd werden.
Alleen de kaart van burgemeester De Vlugt
bleef bewaard. De Vlugt was ook makelaar, aannemer en timmerman
geweest. De laatste twee beroepen zijn doorgestreept.

[1943]
Aanslag bevolkingsregister
Voor de Duitse bezetter waren de gegevens
van de Amsterdammers in het bevolkingsregister een waardevolle
bron van informatie. Om de Duitse administratie te saboteren pleegde
een verzetsploeg onder leiding van beeldhouwer Gerrit van der
Veen [1902-1944] en schilder-schrijver Willem Arondéus
[1894-1943] op 27 maart 1943 een aanslag op het bevolkingsregister
aan de Plantage Kerklaan. Arondéus onderhield contact met
de kunstenaarskring rond R.N. Roland Holst. Vanwege zijn
homoseksualiteit leed hij een eenzaam en rusteloos bestaan, met
geldgebrek.
In 1941 werd hij actief in het kunstenaarsverzet en werkte hij
mee met Brandarisbrieven aan het verzetsblad De Vrije Kunstenaar.
Hij werd vier dagen na de overval door de Duitsers opgepakt en
op 1 juli 1943 gefusilleerd.
Tijdbommen
Verkleed als politiemannen schakelden de verzetsmensen de bewaking
bij het bevolkingsregister uit.
Ze stortten de bakken met registratiekaarten leeg en overgoten
al het papierwerk met benzol.
Door middel van tijdbommen werd het geheel vervolgens in lichter
laaien gezet. Solidaire brandweerlieden droegen ook hun steentje
bij door bewust grote waterschade te veroorzaken.
Verraden
De Duitsers loofden een hoge beloning uit voor tips over de plegers
van de aanslag.
Binnen een week werden de meeste verraden.
Willem Arondéus en 11 anderen werden op 2 juli 1943 gefusilleerd.
Gerrit van der Veen ontkwam.
Na een mislukte aanslag op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans
werd ook hij op 1 mei 1944 opgepakt en doodgeschoten.
[1966]
Bouwvakkersoproer
of de Telegraafrellen

Vakantiebonnen
Aanleiding tot de rellen was het besluit van de erkende"
vakbonden, die belast waren met de verzilvering van de vakantiebonnen
van bouwvakkers, twee procent van het tegoed voor ongeorganiseerde
bouwvakkers in te houden ter vergoeding van de administratiekosten.
Het ging minder om die paar gulden dan om de kleinering en de
bevoogding door de vakbonden.
De
politie krijgt de schuld
Vele bouwvakkers in Amsterdam hadden sympathie voor de CPN en
waren geen lid van een erkende vakbond. Zij protesteerden krachtig
tegen het besluit van de vakbonden en raakten in gevecht met de
politie, waarbij één bouwvakker, Jan
Weggelaar, om het leven kwam, naar later bleek
door een hartaanval.
Die wetenschap komt echter te laat om de arbeiders nog te kalmeren.
De bouwvakkers geven de politie de schuld, de politie beweerde
aanvankelijk dat de dode gestorven was door een door de bouwvakkers
geworpen tegel.
Het dagblad De Telegraaf
nam de versie van de politie over, waarop woedende
bouwvakkers het Telegraafgebouw bestormden en er urenlange gevechten
plaatsvonden tussen politie en betogers.
De
Telegraaf heeft het gedaan
'Naar De Telegraaf, naar De Telegraaf!'
De bouwvakkers koken van woede. Met ladders en balken als stormrammen
slagen ze erin om het gebouw binnen te dringen.
Binnen wordt man tegen man gevochten. 'Ik stond met de brandslang
klaar, maar ze liepen er dwars doorheen', aldus de aanwezige portier.
'Ze drongen verder binnen. Het ging hard tegen hard. Ik moest
mijn gewonde collega naar boven slepen om hem te kunnen behandelen.'
De demonstranten hebben vrij spel, er is nergens politie te bekennen.
Wanneer die uiteindelijk alsnog komt opdagen, verplaatst het oproer
zich naar het Damrak.
De
Provo's doen ook mee
Veranderde maatschappelijke verhoudingen.
Het zijn weliswaar de arbeiders die het oproer 's morgens op gang
brengen, maar naarmate de dag vordert worden ze op het strijdtoneel
vervangen door een ratjetoe van postmateriële ideeën
van door Provo geïnspireerde jongeren.
Burgemeester
Van Hall noemt ze liever 'schorriemorrie'
.
Het verloop onder de deelnemers illustreert hoe de traditionele
verticale tegenstellingen tussen rijk en arm verdrongen worden
door de zogenaamde horizontale klassenstrijd, die veel meer gericht
is op de individuele ontplooiingsmogelijkheden.
> lees verder
[1968]
Metro
Protest in de Nieuwmarktbuurt

Wethouder
Lammers tussen de bewoners van de Nieuwmarktbuurt
Op 11 mei
1968 aanvaardde de Amsterdamse gemeenteraad het plan voor een
metronet.
Voor de aanleg van de metro van het Centraal Station naar de Bijlmermeer
moest er in de oude stad flink gesloopt worden.
Zo kwam de metrolijn dwars door de Nieuwmarktbuurt te lopen.
Tegenstanders organiseerden felle protestacties tegen de aanleg
van de metro.
Politieke perikelen
De aanleg en alle perikelen daar rondom leidde tot verdeeldheid
in het college van Burgemeester en Wethouders.
Wethouder Roel van Duijn van de Kabouterpartij weigerde een verklaring te ondertekenen waarin verband werd gelegd
tussen de verijdelde aanslag op een metrostation en bepaalde groepen
uit de Nieuwmarktbuurt. Even later leidde de Nieuwmarktkwestie
tot het aftreden van Huib
Riethof [PSP].
Niet
slopen!
In de Nieuwmarktbuurt kwam verzet tegen de sloop, door actiegroepen
en buurtbewoners.
De actiegroep Nieuwmarkt en het wijkcentrum
d'Oude Stadt lanceerden
alternatieve voorstellen. Tijdens de metrodebatten van 29 november
1974 waren er in en buiten het stadhuis felle demonstraties.
Op 12 december vond er een veldslag plaats tussen de ME en bewoners
van de Nieuwmarktbuurt.
In de Nieuwmarktkrant verscheen een ABC, geïnspireerd op
de acties en de hoofdrolspelers daarin. L staat voor wethouder
Han Lammers, de verantwoordelijke PvdA-wethouder.
In een pamflet 'De
Kleine Metro-man' namen
de actievoerders Burgemeester en Wethouders op de hak op de wijze
van aloude bekende Amsterdamse wijsjes.
Klein succes
In oktober 1977 ging de metro rijden. Toch behaalden de actiegroepen
uit de Nieuwmarktbuurt enkele successen.
Bij de aanleg van de metro werd rekening gehouden met verschillende
wensen van de buurt.
Hoewel veel mensen hun huis uit moesten, konden toch enkele panden
behouden worden zoals het De Pinto Huis
aan de Sint Antoniesbreestraat.
[1979]
Bezetting
van de raadzaal

Rookbom in de Raadszaal
Op 19 december
1979 werd de vergadering van de Gemeenteraad tijdens de behandeling
van de Nota Werkgelegenheid verstoord door de krakers en sympathisanten
van De Groote Keyser. De vergadering
werd om 15.05 uur bijna een uur geschorst.
Krakers
Uit protest tegen de behoudende gemeentelijke huisvestingspolitiek
en om woonruimte te creëren, begonnen jongeren eind jaren
'60 leegstaande panden te kraken. De krakers zetten zich dikwijls
niet alleen in voor meer en betere woningen, maar voerden ook
actie tegen allerlei sociale misstanden. Vooral in de jaren zeventig
nam het kraken een grote vlucht in Amsterdam.
[1978]
De
Groote Keyser

Kraken
Na 7 maanden leegstand werden de panden aan de Keizersgracht 242-252,
waar de Technische Unie gevestigd was geweest, op 1 november 1978
gekraakt.
De krakers gaven de panden de naam De Groote Keyser. Het werd
een bolwerk van de krakersbeweging in Amsterdam.
De panden zijn nooit ontruimd, wat een succes voor de kraakbeweging
betekende.
Jongerenhuisvesting
Een belangrijke eis van de krakers was meer en betere woonruimte
voor jongeren.
In 1982 verbouwde de gemeente De Groote Keyser met behulp van
de hat-regeling tot jongerenwoningen.
Tegenwoordig zijn er keurig gerenoveerde appartementen, beheerd
door Ymere, gerealiseerd.
[1980]
Kroningsoproer

Het
sprookje dat zich afspeelt op en rond de Dam
Niets is zo controversieel als een oproer.
Aan de ene kant degenen die je met smaak vertellen over een oproer
waar ze aan meegedaan hebben.
Aan de andere kant brave burgers die hun afgrijzen laten blijken
in reactionaire praat.
De krakers geven massaal gehoor
aan een oproep van de Autonomen voor een demonstratie vanaf de
Dokwerker naar de Dam.
Krijgen politiepaarden LSD?
Bijna tienduizend man politie, marechaussee en militairen moest
voorkomen dat de kroning van koningin
Beatrix op 30 april 1980 in Amsterdam uit de
hand zou lopen. De binnenstad van Amsterdam was een vesting, er
gold een pasjesregeling voor bewoners, scherpschutters waren geposteerd
op de daken en het luchtruim boven de stad was verboden gebied.
Zo kreeg de bereden politie in Amsterdam een anoniem bericht waar
in stond dat alle paarden geïnjecteerd zouden worden met
het "gek makende" middel LSD.
Memo aan de ruiters:
"Merkt u dat uw paard onberijdbaar wordt, ondanks uw voorzorgsmaatregelen,
aarzel dan niet om het onmiddellijk onschadelijk te maken om erger
te voorkomen".

Oorlog
De kroning moest en zou een zou een eerbiedwaardig feest worden
- geen enkele vorm van oproer zou worden getolereerd. Het bevoegd
gezag was op voorhand al panisch, want het waren roerige tijden
in de hoofdstad.
Kraakbeweging en overheid stonden op voet van oorlog met elkaar
- het gewelddadige ontruimingsdrama in de Vondelstraat, compleet
met tanks, lag vers in het geheugen.
Geen
Woning Geen Kroning
Binnen de kraakbeweging werden de messen geslepen voor een gedenkwaardig
dagje vol aktie en protest. De leus Geen woning, geen kroning
gonsde door het land en sprak boekdelen.
Amsterdamse krakers hadden sympathisanten van heinde en verre
opgeroepen om naar de hoofdstad te komen om de strijd tegen de
woningnood kracht bij te zetten.
Ver van de koninklijke plichtplegingen bouwen de krakers hun eigen
feestje op het kruispunt voor het diezelfde morgen gekraakte pand
op de hoek van de Kinker- en de Bilderdijkstraat. Men is
nog maar net bezig om de zelf meegebrachte kraampjes op te bouwen
wanneer als een donderslag bij heldere hemel de ME de straat in
rijdt en op alles wat los en vast zit begint in te hakken.
Na een half uur verdwijnt de ME weer, even plotseling als ze gekomen
is.
Wanneer je voor je ogen iemand door een hele rits politierobotten
in elkaar geramd ziet worden, is er weinig voor nodig om goed
gemotiveerd het strijdtoneel te betreden.
Zo vormt de frustratie over het politieoptreden de inspiratie
voor een oproer.
Een veldslag werd het, met honderden gewonden en miljoenen guldens
schade.
En met één hele grote verliezer: het gezag.
30 april 1980 ging niet de geschiedenis in als 'de kroning', maar
als 'het kroningsoproer'.
De historie van ons koninkrijk zou na deze dag niet meer dezelfde
zijn.
[1981]
Ontruiming
Lucky Luyk

Kraken
ontruimen en weer kraken
Op 4 april 1981 werd het pand aan de Jan Luykenstraat 3, bijgenaamd
Lucky Luyk, gekraakt.
De eigenaar liet het pand in oktober van dat jaar door een knokploeg
ontruimen, maar een week later waren de krakers alweer terug.
Nadat de gemeente het pand gekocht had, werd het op 11 oktober
1982 opnieuw ontruimd.
Dat leidde tot grote rellen.
Jongerenhuisvesting
De krakers van Lucky Luyk eisten jongerenwoningen in het gebouw.
Maar de gemeente kocht het pand aan voor algemene sociale huisvesting.
Ontruiming
Op 11 oktober 1982 liet de gemeente rond 11 uur 's morgens de
Lucky Luyk ontruimen.
Volgens Het Parool gebeurde dat door 12 agenten. Volgens het krantje
van de krakers, Amsterdam
Ontluykt, kwam de ME, die zich met een kettingzaag
toegang tot de zolder had verschaft, de trap afstormen.
Rellen
Na de ontruiming ontstonden er rellen rondom het Museumplein.
De ME werd ingezet om de rust te herstellen.
Er werd tot diep in de nacht gevochten. Een tramstel van lijn
10 ging daarbij in vlammen op.
Drie dagen lang was er een noodverordening van kracht waarmee
preventief gearresteerd kon worden.
Het leverde meer dan 100 arrestaties op.
[1997]
Eurotop
Streetraves
Een oproer
is niet alleen een ingrijpende historische gebeurtenis, het is
ook een spannend en opwindend tijdverdrijf.
De tijdens de Eurotop aangekondigde
openbare danspartijen, de zogenaamde streetraves, lijken een beetje
op de provohappenings die op het
Spui werden gehouden.
Van alles wat voor en tijdens de Eurotop aan protest georganiseerd
wordt, lijkt de streetrave de meest authentieke uitlaatklep van
de huidige generatie.
Openbare orde
Ook bij de streetraves geeft de politie steeds vaker blijk van
irritatie over de obstructie van de openbare orde.
Maar in de weken voorafgaand aan de topconferentie houdt de politie
zich opvallend rustig.
Koste wat kost moet voorkomen worden dat wie dan ook, ook maar
ergens aanstoot aan kan nemen.
Ondertussen wordt de binnenstad weer tot een groot spergebied
omgebouwd en dat roept nu eenmaal in Amsterdam niet de meest gezagsgetrouwe
emoties op.
Preventief
oppakken
Minister
Winnie Sorgdrager van Justitie vindt het ,,achteraf
gezien'' onjuist dat artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht
is ingezet bij massale arrestaties tijdens de Eurotop in Amsterdam.
Het artikel stelt deelname aan een criminele organisatie strafbaar.
De politie pakte tijdens de Eurotop meer dan 350 demonstranten
op bij het krakersbolwerk Vrankrijk
op grond van deze verdenking. Volgens de lokale driehoek [burgemeester,
hoofdofficier van justitie en korpschef] is mede daardoor de top
ordelijk verlopen.
ME'er:
We pakken ze gewoon op die autonomen.
Maar hoe kunt u dan zien wie een autonoom is?
Gewoon, een hanenkam en zo...
Dit
staat in ons wetboek:
Artikel 27 Sv
Als verdachte wordt vóórdat de vervolging is aangevangen,
aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden
een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit.
Begijpt
die ME'er wat er staat?
Het is ook lastig. Maar het is tegelijkertijd simpel.
Er moet door de omstandigheden of feiten een redelijk vermoeden
bestaan dat iemand schuldig is aan iets strafbaars.
Anders mag je iemand niet oppakken.
Klagen bij de Ombudsman
Het Autonoom Centrum in Amsterdam,
dat de belangen van een groot aantal arrestanten behartigt, dient
bij de Nationale Ombudsman een klacht in over de arrestaties tijdens
de Eurotop.
|