1613
Het
Nieuwe Werck
Op de drassige weilanden, stroken land, de 'weren', die plotseling
binnen de wal komen te liggen, wordt in de loop van de 17e eeuw
de Jordaan aangelegd.
De afwateringssloten worden grachten en grachten worden later
tussen 1850 en 1900 weer gedempt. Voetpaden worden straten, zoals
het Pottebackerspad dat later de Rozenstraat wordt. De pottenbakkers
waren de eerste brandgevaarlijke bedrijfjes die de stad uitgejaagd
werden. Het Margrietenpad werd Elandsstraat waar het Margrietenklooster
van de Franciscanen landerijen hadden.
In tegenstelling tot de bebouwing aan de Grachtengordel, waarvoor
het zand uit het Gooi gehaald wordt, is de Jordaan niet opgehoogd.
Dat hoogteverschil is nog steeds te voelen als je bijvoorbeeld
van de Prinsengracht de Elandsgracht af fietst.

1600
Amsterdam trekt veel vreemdelingen aan
De stad barst uit haar voegen.
Elk jaar komen er zo'n 14.000 nieuwkomers bij, de stad groeit
binnen één eeuw van 50.000 naar 220.000 inwoners.
Na de val van Antwerpen in 1585 vluchten veel inwoners naar het
veilige en rijke Amsterdam.
De rijke
kooplieden uit Spanje en Antwerpen konden zich 'inkopen' in de
binnenstad, maar de arme nieuwkomers moesten maar een plek zoeken
in tijdelijke en illegale onderkomens buiten de stadsmuur. Daar
worden ze voortdurend door soldaten opgejaagd omdat de bouwsels
bij een belegering gebruikt kunnen worden als schuilplek voor
een vijand. Een oorlog met Spanje dreigde en ook Amsterdam moest
zich verdedigen achter stevige stadswallen.
1609-1612
Nieuw woongebied buiten de stadswal
In de oude stadskern wonen en werken de kooplieden en ambachtslieden
dicht op elkaar. Daarom besluit de stadsregering de stad buiten
de stadswal uit te breiden.
De rijke kooplieden, met hun overzeese handel, willen het liefst
vaarwater voor de deur. Voor hen wordt er om de stadskern, de
beroemde, grachtengordel aangelegd. Het is het gebied tussen de
Herengracht, de Keizersgracht en de Prinsengracht. De arbeiders
die daar wonen, worden eenvoudig verjaagd naar een stuk weiland
ten westen van de grachtengordel.
Daar moet een nieuw woongebied komen, het 'Nieuwe Werck', begrensd door de Leidsegracht, de Brouwersgracht en de Lijnbaansgracht.
De Lijnbaansgracht was een binnengracht van de stadsverdedigingswallen
waar in lange banen al het touw voor de uitgebreide handels- en
oorlogsvloot 'geslagen' werd.
Omdat de stadsregering in deze drukke bouwperiode behoefte heeft
aan veel grondwerkers, sjouwers, heiers, metselaars en timmerlieden,
wordt het poortersgeld voor hen verlaagd.
Er kwamen meer bouwregels. Een bouwkavel mocht niet breder dan
20 voeten, van ongeveer 28 cm., zijn. Een gang naast de bebouwing
mocht niet dichtgetimmerd worden. Er mocht wel een een dakje over,
maar dat moest zo hoog zijn dat een man met een turfmand op zijn
hoofd er nog onder paste. Dat moest opdat de mensen die achter
zo'n gang woonden nog turf voor hun kacheltjes konden krijgen.
Door die regels krijgt het Nieuwe Werck de structuur die kenmerkend
voor de Jordaan is.
naar
boven
1716
De
naam van de Jordaan
Er is veel
en vaak gezocht naar de oorsprong van die naam
Voor 1716 kom de naam 'Jordaan' niet voor. Men
spreekt over 'Het Nieuwe Werck' en 'Over de Princegraft'
Alle
speculaties:
1. De Prinsengracht werd al langer
Jordaan genoemd naar de Bijbelse
rivier.
Alles wat aan de andere kant van de Prinsengracht lag werd daarmee
'Overjordaans'
genoemd.
2. Het is een verbastering van Jardin.
In 1685 werd het Edict van Nantes opgeheven. Lodewijk
XIV jaagt de Hugenoten weg.
De Protestanten vinden een veilig onderkomen in Holland. De vluchtelingen
kwamen in de Jordaan terecht en noemden die landelijke buurt daarom
waarschijnlijk 'Jardin' .
De andere inwoners spraken nog niet zoveel Frans, vandaar dat
het Jordaan werd.
3. In Frankrijk stroomt een riviertje met de naam 'Jordane'
in het Massif du Cantal. Het zou mogelijk zijn dat er Hugenoten
uit die streek die naam geïmporteerd hebben.
4. Verbastering van Gordijn,
een verbinding tussen twee bolwerken op de stadswal, 'Slotermeer'
en 'Karthuyser'.
5. Verbastering van Jurisdictie,
Jordisky, rechtsgebied buiten de bebouwde kom.
6. Afgeleid van Jerde,
een oude Friese lengtemaat. Er waren korte en lange
jerden. Met een beetje slordig taalgebruik zijn het al snel Jorden.
7. Een huis genaamd Jordaan. Er was
aan de Lindengracht tussen nr. 80 en 86, een Jordanegang
naar dat huis genoemd.
8. De Jordaan is spottend
zo genoemd omdat het tegenovergestelde waar was.
De Bijbelse Jordaan is een heldere rivier waarin gelovigen gedoopt
werden terwijl de grachten in de Amsterdamse Jordaan modderpoelen
waren.
naar
boven
De
Grachten
De Luxe Grachtengordel
Voor veel geld werd grond onteigend en aangekocht en brede grachten
gegraven waaraan de grote herenhuizen gebouwd zijn.
Het benodigde zand werd uit het Gooi ingevoerd. Iedere kavel krijgt
een gelijke oppervlakte. Rijke mensen bouwen vaak op twee of drie
kavels naast elkaar.
De Jordaan ligt lager
In het Nieuwe Werck, later bekend als de Jordaan, ging men minder
voortvarend te werk.
De smalle grachten en straten worden aangelegd op basis van de
bestaande sloten en paden, zonder dat men duur zand gebruikt.
Vandaar dat er een hoogteverschil ten opzichte van de grachtengordel
ontstaat.
Het stratenpatroon sluit ook niet aan op dat van de grachtengordel.
Kanonnen en windmolens
Om de Jordaan wordt een nieuwe verdedigingswal
aangelegd met daaromheen de Singelgracht. Om de honderd meter
een vijfhoekig bastion met kanonnen. Op de bastions, de hoge plekken,
kwamen 26 windmolens.
De flauwe boog die de Marnixstraat maakt, herinnert nog aan die
vestigingswal.
Gevaarlijke bedrijfjes
De Jordaan was niet meteen volgebouwd, er zijn veel tuinen en
boomgaarden. Hierdoor behoudt de buurt een landelijk karakter.
Kleine bedrijfjes vestigen zich in de Jordaan tussen de woonhuizen.
Dat is niet ongevaarlijk, maar men moet wel want die bedrijfjes
zijn in de rijke grachtengordel niet toegestaan.
Het water
Vanaf het ontstaan van Amsterdam speelt water een belangrijke
rol in de verdediging van de stad en in het transport van handelswaar.
Later is het water ook een belangrijk esthetisch element in de
stad.
Amsterdam groeide uit tot een belangrijke haven, waarbij de stad
als stapelmarkt fungeerde. De ladingen van schepen werden op lichters
en dekschuiten naar de pakhuizen aan de grachten vervoerd.
De ambachten
De wijk wordt ingedeeld in straten voor
textielmensen, pottenbakkers en leerbewerkers.
De straten krijgen namen die naar het ambacht verwijzen.
Rond de Raamstraat en Bloemstraat zaten de wevers en ververs,
die hun geverfde wollen lappen op een raamwerk spanden en buiten
de stadsmuur te drogen legden. Voor dit ambacht was één
poort in de stadsmuur beschikbaar, de Raampoort.
De leerlooiers vestigden zich rond de Elandsgracht, Passeerdersgracht
en Looiersgracht. De elanden leverden huiden die geschikt zijn
voor zeemleer, de passeerders waren de ambachtslieden die het
leer zacht maakten en er waren zwartmakers die bokkenvellen tot
Spaans leer bewerkten.
De handelaren verkochten eerst de ruwe huiden aan de Loyers en
kochten later de bewerkte huiden weer op.
De tegel- en pottenbakkers werkten rond de Anjeliersgracht, nu
Westerstraat, en de Tichelstraat. Ze gebruikten dezelfde vuren
die voor het gieten van kanonnen en ander bronzen voorwerpen gebruikt
werden. De Gietersstraat verwijst er naar.
De suikerfabrieken stonden aan de Rozengracht en de Lauriergracht.
De touwslagerijen waren te vinden aan de de Lijnbaansgracht.
Aan de Brouwersgracht zorgden de brouwers voor een aanvoer van
bier aan boord van de schepen.
Beschuitbakkerijen op de Anjeliersgracht bakten scheepsbeschuit.
De ambachtslieden zorgden voornamelijk voor spullen die de handels-
en oorlogsvloot nodig had.
Bedrijvigheid
In de 19e eeuw neemt in Amsterdam de handel en scheepvaart verder
af.
In de Jordaan ontstaat hierdoor steeds meer armoede. Meer lege
woningen en achterstallig onderhoud is het gevolg.Een op de drie
Amsterdammers leeft dan onder de armoede grens waarvan meer dan
de helft in de Jodenbuurt of de Jordaan wonen
naar
boven
1857
Dempen
van de grachten is vooruitgang
Grachten weer opengraven is sentiment
Dempen is gezond
De grachten konden onvoldoende doorspoelen.
Iedereen leegde er zijn poepemmer In. De 'Boldootkar'
haalde niet overal de faecaalstoffen op. Stoommachines loosden
het koelwater waarmee de rotting bevorderd werd. Bij laag water
vielen de grachten in de Jordaan droog. De onbeschrijflijke inhoud
kon men zien en ruiken. Tyfus, cholera en malaria ontstonden.
De kwalijke dampen noemde men
'miasmen', pestgeuren, die vooral veroorzaakt
werden door het rottend amalgaam in de grachten.
In 1857 werd dus om hygiënische redenen de Goudsbloemgracht,
de tegenwoordige Willemstraat, dichtgegooid. De tweede demping
in de Jordaan kwam vier jaar later, de Anjeliersgracht werd Westerstraat
(1860).
de Rozengracht (1889),
de Elandsgracht (1891),
de Lindengracht en Palmgracht volgden
in de dempingsgolf van 1889/1895. De
Oude Looierssloot (1897), de Huidenvetterssloot (1899) en de Eland
Stinksloot, nu Lijnbaansstraat (1859) Steeds meer grachten en
sloten buiten de Jordaan worden tussen 1828 en 1870 wegens stankoverlast
gedempt. Dat gebeurde op verzoek van de Vereniging ten Behoeve
der Arbeidende klasse.
De
waterstaatkundige situatie was ingewikkeld.
Vanwege het getijde in het IJ was de beheersing van het waterpeil
en de verversing van het water een probleem.
Vooral de Jordaan werd nauwelijks door vers water bereikt. De
Amsterdamse Landbouw- en Mestcompagnie baggerde vanaf 1865 in
de grachten en in 1872 kwam een stoomgemaal bij Zeeburg om doorspoelling
te verbeteren.

Brouwersgracht
naar
boven
1572
Het
Karthuyserklooster
'St. Andries
ter zaliger Havene'
In 1572 nam Luitenant-Gouverneur
Lumey het klooster voor stadhouder
Willem van Oranje, die zelf niet in de buurt was, in
bezit.
Lumey was geen vriendelijk mens tegenover priesters en kloosterlingen.
Katholieken en Spanjolen moesten de stad uit gedreven worden.
Het klooster lag volledig in puin
De orde der kartuizers is in 1084 gesticht door de heilige Bruno
van Keulen (1035-1101) in het onherbergzame
Massief de la Chartreuse, ten noorden van Grenoble.
Het is een contemplatieve orde van kluizenaars die toch in gemeenschap
willen leven.

Het zinnebeeld van de kartuysers:
"Terwijl de wereld draait, staat het kruis"
Beroepsbidders
De kartuysers hebben de naam de strengst levende monniken in de
Westerse kloosters te zijn.
Ze bidden de hele dag, een uitgebreid
Officie en dan ook nog dagelijks de getijden van de Heilige Maagd.
Ze spreken alleen met elkaar op een wekelijkse wandeling en op
feestdagen en zitten de rest van de tijd in hun kluis. Dat beschermde
hen tegen de herrie en de banaliteit van de vroeg 21e eeuwse consumptiemaatschappij.
Ze waren zeer betrokken zijn bij de zorgen buiten de kloostermuren
en probeerden hun medemensen met hun gebeden te helpen. Ze werden
wel beschouwd als 'beroepsbidders'. Verder besteden ze hun dagen
met het overschrijven van religieuze boeken.
De kartuysers waren de gunstelingen van Hertog
Albrecht van Beieren die het klooster in 1391
stichtte.
Het had iets weg van een burcht met een gracht er omheen. Daarmee
was het klooster een geschikte uitvalbasis voor vijandelijke legers.
Tijdens de opstand tegen de Spanjaarden werd het klooster in 1566
met opzet beschadigd. .

Reconstructie
van een deel van het Kartuizerklooster. Het klooster lag aanvankelijk
buiten de stad. Pas bij de stadsuitleg van 1612 kwam het binnen
de muren te liggen. De afbeelding is gebaseerd op de vogelvluchtkaart
van Balthasar Florisz. uit 1625, maar er werden meestal details
bij gefantaseerd.
Godshuyslanden
Het voormalige klooster besloeg het gebied tussen wat nu de Westerstraat,
de Noordermarkt, de Boomstraat, de Lindenstraat en de Goudsbloemstraat
is. De landerijen buiten de stadswal, de Godshuyslanden, waren
een belangrijke bron van inkomsten voor de kloosters.
De 'Godshuyslanden' zijn na de Alteratie van 1578 door de Gemeente
in beslag genomen en aan andere liefdadigheidsinstellingen geschonken.
Dat betrof het Burgerweeshuis, de diaconie, en ziekenhuizen of
gasthuizen.
Aan
beide kanten van de Bloemgracht lag het zogenoemde Leprozenland.
Biertuin
Nadat het klooster ter ziele was, werd van 1600 tot 1733 een deel
van de kloostertuin in gebruik genomen als biertuin. In de ruïne
van het klooster vestigden zich twee herbergen: de Kleine-
en de Grote Karthuizer In de buurt van
de ruïnes van het klooster werd in 1650 een hofje voor weduwen
aangelegd: het Huiszitten-Weduwenhof.
Ook bekent als Karthuizer Weduwenhof, ontworpen door
Daniel Stalpaert.
Tegenwoordig zijn de woningen rond dit prachtige, rustige hofje ondergebracht
in de sociale huursector.

Kerkhof
Tegenover het Weduwenhof was een deel van de Kloostertuin,
van 1602 tot 1817, in gebruik als begraafplaats.
In de laatste
helft van de vorige eeuw is er een speeltuin aangelegd. Geruchten
gaan dat kinderen soms nog botten vonden en dat er wel eens met
schedels is gevoetbald.
In Nederland waren verschillende kartuizerkloosters:
Nova Lux opgericht in 1392 ten noordwesten van Utrecht, Monnikhuizen
bij Arnhem, Bethlehem te Roermond. Het Hollandse Huis bij Geertruidenberg,
Sint-Bartholomeus in Jeruzalem te Delft. En dus St.
Andries ter zaliger Havene in de Jordaan. Een
kartuyserklooster wordt ook wel 'kartuis' of 'kartuize' genoemd.
Het
vuile Weespad herinnert ook aan de liefdadigheid
Het Wale Weeshuis was aan de Laurierstraat in 1631 gevestigd in
een drietal huizen.
't Was in de jaren van het Twaalfjarig Bestand. De worsteling
tegen Spanje duurde nog voort, maar de Hervorming had in ons land
reeds gezegevierd en tal van Hugenoten hadden een toevlucht gezocht
binnen den Hollandschen Tuin.
En die Franschen, vereenigd in de Wale Gemeente, waren het, die
het eerste protestantsche weeshuis stichtten.
Spoedig werd het te klein en de behuizing werd herhaaldelijk vergroot.
In 1653 kwam er een vleugel bij voor de huisvesting van oude vrouwen,
in 1726 een vleugel, waarin oude mannen werden ondergebracht.
In 1683 werd een nieuw gebouw betrokken aan de Prinsengracht en
Vijzelgracht. Het werd Hospice Wallon genoemd. Tegenwoordig
is Maison Descartes er gevestigd.
naar
boven
1900
Hoe wonen de Jordaners?
De naturalistische schrijver en journalist, Israël
Querido (1872-1932) beschreef het wonen
van het Amsterdamse volk in zijn cyclus
'De Jordaan'.
"Want
lieve lezers, de menschen daar, die in hun vunze hokjes en krotjes
slapen, soms acht, tien bijeen, die elkaars zuren adem weer inademen
en hun benauwingen en angsten op straten en grachten uitleven,
die menschen die vechten en vloeken, razen en tieren, vaak op
een verschrikkelijke manier elkaar toetakelen en beestelijke hartstochten
uitschroeien, uitleven, het zijn onze medemenschen."

Om dit werk
te kunnen schrijven ging hij in 1906 voor een paar jaar in de
1e Goudsbloemdwarsstraat wonen. Iedere
dag zat hij in café
Manke Gerrit op de hoek
van de Willemstraat te luisteren naar de Jordaners om hun taal
en manier van doen goed te kunnen begrijpen. Op de gevel plaatsten
zijn vrienden een gedenksteen en de huidige bewoner liet een tekst
van hem op de winkelruit aanbrengen.
1911
de
Wijde Gang
De gang liep, met een knik er in, van de Willemsstraat
naar de Palmstraat.
Irsrael
Querido beschreef de situatie in de de
Wijde Gang als volgt:
'In deze kronkel
woonen meer dan honderd mensen, gezinnen met kroost, bijeengekropen,
vergaand in eigen nooit beredderd vuil.
Voor de donkerende, kelderachtige verzinksels en ramen-schemer
krioelden haveloze kinderen in huiverige kleurverdroeving van
hun sjofellompenvuil.
Een walgelijke broeiing van armoestank wasemde uit de volgemorste
goten op naar de bovenbewoners, voor en achter, die over hun droogstokken
en armelijke bloempotjes, de vensters uithingen, het drukke ganggeleef
van geburen de ganse dag met bemoeizucht en in nieuwsgierigheidziekte,
beloerend en behekelend.
Van de loodrechte of mal-smalle wenteltrappen, vol ingedroogd
smeer, as en eetvuil, zonder deur en optrektouw, holden al meer
morsige kinderen aan, als een vieze, ontredderde zwerm bijeenkruipend
in spel, met hun vaalkleurige mengeling van rottende lijfklompen,
schreeuwend en hun schelle stemmen lawaaiend door de gang.
Op de zoetig stinkende verdroogd zanderige grond, dampten en broeiden
hoopjes neergeworpen klieken. Haring- en bokkingkoppen, visgraten,
as en groenteafval rotten dooreen, werden nu en dan alleen omgewoeld
door grabbelende kinderen of hongerige honden.
In deze zieke darmgang van de Willemsstraat, kropen door ieder
krot, melaatsheid en mensenbeschimmeling een slijmerige weg van
walgelijke vervuiling af. Er klonk in dit afzichtelijke hol, overbevolkt,
waar de schepsels elkaars zure adem opzogen en op elkaars tronies
leefden, op ieder uur van de dag en de avond, hees gereutel van
afgematte dronkaards; gehuil, gejammer en geschreeuw van geranselde,
verwaarloosde of spelende kinderen; woedegekrijs van gekrenkte,
vechtlustige vrouwen, die elkaar de haarspelden over het gezicht
scheurden' .
naar
boven
1602
Er komen steeds meer mensen
Huiseigenaren verhuren hun zolders, kelders en kamertjes aan hele
gezinnen.
Kasten worden omgebouwd tot 'bedstee'. Het jongste kind slaapt in
de 'rolcoets', de onderste la van de slaapkast.
De eerste bewoners van de Jordaan
De in 1602 opgerichte VOC zorgde
voor voldoende werk. Er is vraag naar ambachtslieden, kleermakers,
timmerlieden, maar ook naar onderofficieren en matrozen.
De Brouwersgracht is met zijn ophaalbruggen bereikbaar voor de
grote vrachtschepen. Daar komen de pakhuizen voor de koloniale
waren. Er omheen groeit een industriegebied met bierbrouwerijen,
papiermolens en textielfabriekjes.
De bakkerijen op de Anjeliersgracht bakken het scheepsbeschuit.
Daken
worden opgetild
Nieuwe verdiepingen worden er tussen ingevoegd. Doordat de huizen
hoger zijn, lijken de straten smaller te worden.
Officieel mocht op binnenerven niet gebouwd worden, maar in de
Jordaan trok men zich daar niets van aan.
Huisjesmelkers bouwen goedkope pandjes achter de bestaande huizen
die te bereiken zijn via gangen van nog geen meter breed.
In de 18e eeuw zijn er 972 gangen naar 1690 achterhuizen, waarin
3795 families wonen. Tijdens de bouwperiode werd vaak bezuinigd
op heipalen, waardoor verschillende huisjes begonnen te verzakken.
De
kleine ijstijd
Tijdens de 18e eeuw zijn achter elkaar extreem koude winters.
Alle grachten en het IJ vriezen zo stevig dicht dat de ijsbreker
er niet meer door kan. Hierdoor kunnen de waterschuiten met drinkwater
de Jordaan niet meer bereiken.
Men gaat op zoek naar alternatieve bronnen
en in 1750 wordt met succes een proefboring op de Noordermarkt
gedaan. Op die plek wordt een verswaterbak gebouwd, waar de bewoner
voor tien cent per kruik gezuiverd water kan kopen. Ook op de
Westermarkt was zo'n tappunt.
In 1811 besluit Napoleon dat Amsterdam een waterleiding moet krijgen.
In 1853 komt het eerste duinwater uit een publieke kraan bij de
Haarlemmerpoort en zeven jaar later bereikt het de woningen.
naar
boven
Verborgen
hofjes
en binnenplaatsen
De rijken van de 17e eeuw waren behoorlijk bijbelvast en staken
veel geld in kerkenbouw en armenzorg.
Hierdoor werden er in de Jordaan veel hofjes voor weduwen en alleenstaanden
gesticht.
In 1930 waren er in Amsterdam 58 hofjes waarvan 21 in de Jordaan.
Meer over hofjes
1614
Het St Andrieshofje
Egelantiersgracht 105-141.
Het
is het oudste nog bestaande hofje van Amsterdam op het Begijnhof
na. Er volgen nog vele maar die verdwijnen weer als de arme weduwen
huur moeten betalen.
In 1614 had de rijke ongehuwde veehouder
Ivo Gerritsz. testamentair bepaald dat zijn nalatenschap aan een hofje moest
worden besteed, voor al sulcke eerlicke arme persoonen.
Ivos neef Jan
Jansz. Oly schonk de benodigde grond.
Het hofje werd genoemd naar de naam van het huis van Jan Oly
in Sint Andries, Nieuwendijk 213. Het was bestemd voor behoeftige
rooms-katholieke weduwen. Het hofje kwam in 1699 onder de hoede
van het pastoraat van het Begijnhof.[+]
naar
boven
1650
Het Huyszitten Weduwenhof
Karthuizersstraat 61-191

Het
Huyszitten Weduwenhof of in de volksmond
het Karthuizerhof, is gebouwd door de architect Daniël
Stalpaert op een gebied tegenover de plaats
waar het Middeleeuwse Karthuizerklooster 'Sint Andries ter zaliger
havene' stond. Om een misverstand te voorkomen is dat dus niet
op de ruïnes van het klooster. In dit hof werden de zo genoemde
huiszitten-weduwen, met hun kinderen, ondergebracht. Ze vielen
onder de hoede van de Huiszittenmeesters,
de armenzorg van de 17de eeuw. In de praktijk ging het
niet alleen om weduwen, maar ook om ongehuwde moeders met kinderen.
Op de binnenplaats staan twee pompen, één voor put water, de ander
voor regenwater. Uit de regenwaterpomp mochten de bewoonsters
slechts vier emmers per week halen. De tuin was vroeger een bleekveld.
Later werd de was aan de straatzijde aan houten wasrekken gedroogd.
Het Karthuizerhof is, in tegenstelling tot de andere hofjes, een
stedelijke instelling die ontstond toen een zestal hofjes uit
de binnenstad bijeen gevoegd werden.[+]
naar
boven
1616
Claes Claeszhofje
Eerste Egelantiersdwarsstraat Nr. 3
De
lakenhandelaar Claes Claeszoon Anslo
had drie 'huisgens en drie camers' in een tuin achter de Egelantiersstraat
waar hij vanaf 1615 of 1616 oude mensen gratis liet wonen. Het
is het oudste hofje in Amsterdam.
Het hofje is een samenvoeging van het Anslohofje
met de resten van het Zwaardvegershofje
dat toegankelijk was vanaf Tuinstraat 35.
Op de Egelantierstraat 50 is het familiewapen van de Claes Claesz.
Anslo te zien.
In de vorige eeuw werd het uitgebreid aan de Egelantiersdwarsstraat.
De architect Gerard Prins ontwierp het complex van woninkjes
en binnenplaatsjes.
Oorspronkelijk wilde men de hele bebouwing slopen en er een groot
binnenterrein van maken. Dat is in de nieuwe stedenbouwkundige
plannen van de gemeente veranderd en bleef de bebouwing aan de
kant van de Tuinstraat opgenomen in het geheel van het Claes Claeshofje.
Daarvoor werd het geheel aan de hand van oude bouwtekeningen zo
goed mogelijk gereconstrueerd. Een is een voorbeeld van 'historiserende'
stadsvernieuwing waarbij de kool en de geit gespaard worden. Er
is bijvoorbeeld een natuurstenen fonteintje, versierd met een
leeuwenmasker, geplaatst dat ergens anders gesloopt is. Ook een
heiligenbeeld komt ergens anders vandaan.
Alles lijkt oud maar is het niet. Mag deze vorm van restaureren?
Daarover zijn de deskundigen het niet eens. Is het geschiedvervalsing?
Een bestaand gebouw terug brengen in de oorspronkelijke staat
is ook niet juist want dan verdoezelt men alle wijzigingen die
in de loop der tijd aangebracht zijn. Een compromis is dat je
met een bord aangeeft wat gerestaureerd oorspronkelijke bebouwing
en wat nieuwbouw is. [+]
naar
boven
1670
Venetiaehofje
Elandstraat 102-142

Op
7 maart 1670 kocht de Amsterdamse koopman Jacob
Stoffels een tuin met opstal in de Elandsstraat
'daer Venetia
voorstaet' en stichtte er een hofje met dertien woninkjes voor
arme vrouwen. De gedachte dat het hofje 'Venetia' zou zijn genoemd
vanwege handelsbetrekkingen met de stad Venetië is niet juist.
Wel stond in het verlengde van het hofje aan de Lauriergracht
tot 1842 een 17e eeuws pakhuis dat ook 'Venetiae' heette. Die
naam is op de Lauriergracht nog te lezen op Nr. 97 op de plek
waar een achteruitgang, via de voormalige Hoedenmakersgang
uitkwam. Deze steeg werd alleen
gebruikt voor begrafenissen. Er was daar ook een spreuk: 'Memento
Mori' geplaatst.
Stoffels was kassier van de kamer van Amsterdam der V.O.C. Hij
bepaalde dat het hofje een legaat van f 12.000,- zou krijgen en
dat het na zjjn dood bestuurd moest worden door drie regenten,
Gerrit van Maerloop,
Jacob Jansz Voogt en
Tobyas Rogiers.
De laatste twee regenten worden aan de kant gezet., zus Anna
Stoffels en Gerrit van Maerloop, en later
alleen Van Maarloop besturen het hofje.
Anna Stoffels stelt de grote lijnen
vast wat er moest gebeuren. Het hofje kreeg van Anna Stoffels
een legaat van f 8.000,- maar de helft van het vruchtgebruik was
gedurende zijn leven voor Volkert van
der Velde met wie ze in 1660 was getrouwd en van wie
ze sinds 1670 gescheiden leefde. Van Maerloop werd Anna's universele
erfgenaam en executeur testamentair wegens gedane en nog te nemen
moeite, vooral wat het hofje betrof.
In 1699 en 1704 voegde Van Maarloop 17 woningen bij de 13 van
Jacob Stoffels. Hierdoor werd het hofje in de loop der tijden
ook wel 'Van Maerloops
hofje'
genoemd.
In 1766 kochten de regenten een perceel in de Elandsstraat naast
het hofje dat verbouwd werd tot vier woninkjes waar oude vrouwen
en echtparen van 50 jaar mogen wonen. Afgezien van het feit dat
er echtparen mogen wonen gelden voor deze 'buitenwoningen' dezelfde
strakke regels als voor de hofbewoonsters.
Bewoonsters werden gekozen uit vrouwen van 50 jaar of ouder die
ongetrouwd waren of weduwe zonder kinderen te haren laste. Alle
protestanten kwamen zonder onderscheid in aanmerking mits zij
te goeder naam en faam bekend stonden en niet eerder een uitkering
of ondersteuning van een ander godshuis of diaconie hadden ontvangen.
Soms bezaten ze wel een klein kapitaaltje wat door de regenten
werd beheerd en waarvan ze regelmatig een extra uitkering kregen.
De enige voorrang die mocht worden verleend, was die aan arme
familieleden van de Stoffelsen en enkele van Jacobs zeer trouwe
dienstboden. Er is echter nergens gebleken dat deze regel ooit
is toegepast.
Tussen in 1699 en 1704 woonden er zo'n 30 vrouwen op het hofje.
Door de toevoeging van vier woninkjes in 1766 en verbouwingen
in later tijd was dat aantal rond 1915 ongeveer 42. De regenten
verleenden soms dispensatie van de regel dat er slechts één
vrouw een huisje mocht bewonen. Soms woonden twee zusters samen
of mocht een hulpbehoevende vrouw een jonger familielid bij zich
in huis nemen.
Naast vrije inwoning kregen de vrouwen een jaarlijkse som geld
en levensmiddelen. Gerrit van Maarloop liet per jaar 50 manden
turf uitdelen, diverse grutterswaren voor de winter, boter, f
3,- in november om een runderhutspot te kunnen maken en met kerstmis
nog eens f 6,- Deze zes gulden werden meestal uitgereikt nadat
de vrouwen de regenten verzocht hadden nog een jaar op het hofje
te mogen blijven. Dit werd voor zover bekend nooit geweigerd,
maar ze waren het volgens de ordonnanties van Anna Stoffels verplicht.
Bij hun komst op het hofje moesten de bewoonsters de regels ondertekenen
en beloven zich er aan te houden. Er mochten geen buitenstaanders
op het hofje blijven slapen en de bewoonsters mochten zelf ook
niet buiten het hofje overnachten. Het hofje mocht nooit leeg
zijn. Zelfs met Pasen of Pinksteren moesten er minstens twee vrouwen
op het hof blijven.
De poort moest s'avonds om tien uur gesloten worden. In het begin
was dit een taak van alle bewoonsters, te verrichten bij toerbeurt,
later waren de portiersters er mee belast. Portiersters waren
twee bewoonsters met een extra taak. Zij zorgden er voor dat het
hofje schoongehouden werd, deelden het water uit als de regenbakken
op 't hofje afgesloten waren en waarschuwden de dokter in geval
van ziekte van een bewoonster. Bovendien onderhielden zij vaak
het contact tussen de andere bewoonsters en de buitenwereld.
Het hofje nam na 1685 diverse Franse Hugenoten
op die na het Edict van Nantes naar de Noordelijke Nederlanden
gevlucht waren.[+]
naar boven
1648
Raepenhofje
Palmgracht 28-38

Aan
de Palmgracht staat een dwars gebouwd poortgebouw met een klein
rond poortje met daarboven een prachtige jaartalsteen.
Het hofje is gesticht door Pieter Adriaanszoon
Raep (1581-1666). Dat
was een trezorier, een belastingambtenaar die voor Christelijk
Gereformeerde weduwen zonder kinderen en bejaarde oude vrijsters
een woonplek stichtte. Zijn naam staat afgebeeld op een wapenschild
door een knolraap met de letters P.A. Naast de deuren is de letter
L aangebracht die verwijst naar de huizen waar de diakenen elke
vier weken met de collectebus aanklopten. De letter L van Gereformeerde
ledematen, zijn door diaconie-weesjongens aangebracht. In de regentenkamer,
die later ingebouwd werd, en in 1997 gerestaureerd, is een copie
van een schilderij van de stichter te zien met zijn hand op een
doodshoofd met een lege zandloper er naast.
Er wordt beweerd dat Raeps het hofje stichtte uit dankbaarheid
voor de Vrede van Münster in
1648, maar waarschijnlijker is dat hij onsterfelijk wilde worden
omdat hij geen nageslacht had.
Vondel
schreef een gedicht op het Raepenhofje:
Peter Raep, de trezorier
Boude uit mededogen hier
't Weduwen en Weezenhof
Men gebruik het tot Godts lof
Oorspronkelijk
waren er in de twee loodrecht op elkaar staande vleugels 12 woningen
in 6 huisjes.[+]

1648
Bosschehofje
Palmgracht 20-26
Naast het Raepenhofje is het hofje gesticht door Arend
Dirkszoon Bosch voor
een stuk of acht Protestante Doopsgezinde vrouwtjes. Bosch was
een graanhandelaar. [+]
naar boven
1667
Het Suykerhoff hofje
Lindengracht 149-163
Het
Suyckerhofje is genoemd naar Pieter
Jansz. Suyckerhoff. Deze bepaalde bij testament
van 4 januari 1667, dat zijn nalatenschap besteed moest worden
aan het bouwen en onderhouden van een armenhof.'
Het was bestemd voor 'bedaagde dochters en weduwen van Protestantse
huize'. Voorwaarde voor toelating was dat deze 'vrouwspersonen'
eerlijk waren en van onbesproken gedrag en dat ze 'een vredelievend
humeur' hadden.
De vrouwen mochten na zonsondergang niet meer naar de zolder om
turf te halen, dat was brandgevaarlijk omdat je dan een kaars
mee moest nemen.
Oorspronkelijk waren er negentien woningen. Door samenvoeging
van enkele te kleine woningen zijn daar nog vijftien van over.
Een lange smalle gang door en je komt op het hofje, met die mooie
pomp in het midden, ontroert door eenvoud en harmonie die vanzelf
wel een vredelievend humeur veroorzaken.
Uit die pomp kwam vroeger wel verontreinigd putwater dat door
de zindelijke wijfjes uitsluitend voor het schoonhouden van hun
huisje gebruikt mocht worden. Buitenstaanders mochten ook geen
water uit deze pomp halen. De verontreiniging kwam voornamelijk
omdat het regenwater in een loden vergaarbak opgevangen werd en
met loden buizen naar de put onder de pomp vloeide. Overigens
als de bewoonsters ziek werden, waren de anderen verplicht de
zieke liefdadig te verzorgen. Als een bewoonster dement was werd
ze afgevoerd naar een gesticht. Als de bovenbuurvrouw stierf werd
ze verplicht bij haar benedenbuurvrouw opgebaard. De sleutel van
de kasten van de overledene moesten meteen bij de regenten ingeleverd
worden. De overgebleven turf en het voedsel mocht de buurvrouw
houden. [+]
naar
boven
1755
Het Rozenhofje
Rozengracht 147-181

Voor het een
hofje werd was er van 1662-1755 'Het
Nieuwe Doolhof, een tuin met fonteinen en 'bedriegertjes'
die doorliep tot de Looiersgracht. Er stonden vele beelden met
bijbelse onderwerpen waaronder het beeld van David
en Goliath dat nu in het Amsterdams Historisch
Museum staat. Er was ook een beeld van Eva
Vliegen, bijnaam Besje van Meurs die 32 jaar lang niet
gegeten en gedronken had ondanks het feit dat de kruimels nog
aan haar mond te zien waren. Het beeld van
Van Speyk, dat soms plotseling zijn pistool afschoot, kortom
een Amsterdams stukje Efteling tussen 1662 en 1755. Daarna verdwenen
de bezienswaardigheden naar de Plantagebuurt en Rembrandtsplein
en het Panopticum aan de Amstelstraat.[+]
naar
boven
Geheimzinnige
ingangen

V.l.n.r: Rijpenhofje Rozengracht;
Concordiahofje Westerstraat; Zevenkeurvorstenhofje in de Tuinstraat

V.l.n.r: Huiszitten weduwenhof aan de Karthuyserstraat;
Rozenhof op de Rozengracht; De Platanen op de Lauriergracht
naar
boven
1814
Koninklijke
belangstelling voor de Jordaan
Feestelijke intocht
Nederland en België worden samen één
koninkrijk en Willem I wordt de koning.
Na
de Franse bezetting keerde Willem Frederik, zo heette Willem
I voordat hij koning werd, in een vissersboot uit Engeland terug
naar Nederland. Door een zware zuidwesterstorm duurde die overtocht
vier dagen.
Op het strand van Scheveningen stonden al die tijd duizenden mensen
vol ongeduld op hem te wachten.
Hij werd op 2 december feestelijk in Amsterdam ingehaald. Bij
de Haarlemmerpoort klom oranjeklant Nolletje Schijt, een
visboer, op de koets om de prins de hand te schudden. Bij de inhuldiging
van Koning Willem I strooiden herauten koperen en zilveren gedenkpenningen
uit. Er ontstond zo'n toeloop dat Nolletje Schijt in het gedrang
vertrapt werd en een oog verloor.
In de Jordaan werd de Goudsbloemgracht met linten en bloemen uitgedost.
1854
De Goudsbloemgracht (links)
Willemsstraat (rechts)
Nadat de Goudsbloemgracht gedempt was, werd besloten die naar
koning Willem I
te noemen ter ere van hun eerste koning van Oranje.
Voortaan is het de Willemsstraat
.
Op 24
augustus 1857 was het zover dat de straat plechtig ingehuldigd
kon worden.
Driehonderd kinderen trokken in optocht naar het eind van de nieuwe
straat waar het oude naamschild hing. Dat werd door middel van
koord en katrol onder het spelen van het volkslied omlaag getrokken
waardoor de naam Willemstraat zichtbaar werd.
1861
Aanhankelijkheid
van de Jordaners
Van hun schamele inkomen hebben de Jordaners de koning een sierlijk
bewerkte beker, met deksel aangeboden, waarop staat gegrift:
Bewijs van liefde en gehechtheid van de bewoners der Willemstraat
aan onzen beminden Koning Willem III Amsterdam, April 1861
Een traan blonk in 's Konings oog. "'t is mij aangenaam"
sprak de Koning, "mij midden onder mijn volk te bevinden"
En hij bezocht enige schamele woningen, in eene waarvan de huismoeder
de wasch in orde bragt.
De vorst: "dat zijn de uren, welke men nooit vergeet".
Zo werd op een vals romantische toon het bezoek in de krant verslagen.
1864
Koning Willemshuis
De Jordanezen hebben een Koning Willemshuis gekregen. Dat was
een soort buurthuis aan de Egelantiersstraat 141, ter ere van
de onafhankelijkheid in 1813. Dominee
Adama van Scheltema had hiervoor het initiatief
genomen om een einde te maken aan drankmisbruik.
1874
Wat doet die 'naald' op de Westerstraat?
Hij staat daar om de festiviteiten rondom het 25-jarig
regeringsjubileum van koning
Willem III in 1874 te vieren.
1898
De Jordaan bleef altijd Oranjegezind
Willem III reed bij zijn bezoeken aan Amsterdam altijd met
zijn rijtuig door de Willemsstraat, net als koningin
Wilhelmina in de eerste jaren. Als de koninklijke
familie in de stad was werden in de Willemsstraat de paarden afgespannen
en trokken de Jordaners 'personeel' het rijtuig voort
.
Hier een bezoek van Koningin Emma
met haar dochter prinses Wilhelmina.
Achter de koets gaat de burgemeester van Tienhoven, eerbiedig
te voet.

De
vergaderzaal van de Oranje Vriendenkring bereikbaar via
een gang naast Willemsstraat 10.
Daar werd besloten Koningin Wilhelmina een Gouden koets cadeau
te doen.
Het rijtuig werd gemaakt door de autofabrikanten, de gebroeders
Spyker.
Ze pakte haar geschenk pas de volgende dag aan omdat ze giften
van Amsterdammers bij de inhuldiging, een nationale gebeurtenis,
niet passend vond.
1972
Beatrix bij ons in de Jordaan
Beatrix, in de voetsporen van
haar voorgangers, bezoekt de Jordaan.
16 augustus 1972 werd ze door de kunstenaar Herman Ysebaert
rondgeleid. Het was opmerkelijk, want Ysebaert was een overtuigd
communist die alle mogelijke sociale acties in de Jordaan kunstzinnig
ondersteunde en die de toen gebruikelijke 'bruggenborden' tijdens
de verkiezingen voor de CPN schilderde. Beatrix wipte toen ook
binnen bij café Rooie Nelis, waar sindsdien de Yellow
Bikes van de toeristen voor de deur staan.

1988
Gekust
op koninginnedag
Een onverwacht bezoek van Koningin
Beatrix op 30 april 1988 aan de Amsterdamse
Jordaan, waar zij een verkoper van oranje brillen een koninklijke
kus gaf.
Het 'spontane' bezoek was een zorgvuldig voorbereide stunt die
haar imago erg goed deed. De beroemde kus die zij kreeg, viel
buiten de regie, maar kwam wel mooi uit.
naar
boven
Na
het dempen in de Jordaan was de binnenstad aan de beurt
1895
De Palmgracht
Er zit nu geen water meer in.
1859
De Eland Stinkloot wordt gedempt.
Het is nu de Lijnbaansstraat, een doodlopend straatje tussen de
Elandsgracht en Elandsstraat.
1897
Oude Looierssloot gedempt
Het is nu de Derde Looiersdwarsstraat.
De
Lindengracht is gedempt

De Bloemgracht blijft open

1893
Het is rustig op de Lauriergracht
De gracht wordt niet gedempt.
Hier gefotografeerd door George Hendrik Breitner. die er
van 1893 tot 1899 woonde.
>
lees meer over de Lauriergracht
De aanleg van de Raadhuisstraat werd
aangepakt, zodat men over een 'schoone' verbindingsweg met de
westelijke stadsuitbreiding kon beschikken.

1895
De Warmoesgracht
Het grachtje werd gedempt bij de aanleg van de
Raadhuisstraat.
Met deze demping verdween het misschien wel mooiste grachtje van
Amsterdam.
Het is maar één van de zeventig gedempte grachten
van Amsterdam.

George
Hendrik Breitner: aanleg van de Raadhuisstraat

1896
De
Raadhuisstraat en de Rozengracht
In 1894 werd een begin gemaakt met de aanleg van een nieuwe westelijke
verkeersweg tussen de Dam en de gedempte Rozengracht.
De aaneengesloten bebouwing aan de Keizers- en de Herengracht
werd daartoe doorbroken en de Warmoesgracht, de korte verbindingsgracht
tussen de Herengracht en het Singel, in 1895 gedempt. Op 6 november
1896 kon de nieuwe straat, de Raadhuisstraat, voor het verkeer
worden opengesteld.
De bewoners van de Jordaan bleven de Rozengracht nog
'Het Plempenpad' noemen.
De Raadhuisstraat
zou oorspronkelijk Wilhelminastraat genoemd worden, maar dat ging
niet door omdat het paleis op de Dam stadhuis was geworden.
De verbinding Raadhuisstraat en Rozengracht is van belang voor
een verbinding tussen de welstand van het centrum naar de armoede
van de arbeiders in de Jordaan. Later is het een van de meest
belangrijke verkeersaders van de stad.
Aanrijding
op de Rozengracht, het driedelige
spoor is duidelijk te zien.
1904
Tramlijn Amsterdam Zandvoort
De Blauwe Tram, in de Jordaan de 'Haarlemse
kikker' genoemd, vertrekt in de Spuistraat gaat dan bij de
Raadhuisstraat linksaf naar de Westermarkt om zo via de Rozengracht,
de Clercqstraat en de Admiraal de Ruijterweg naar Sloterdijk te
rijden.
Vandaar ging de tram via de Haarlemmerweg naar Halfweg en zo door
naar Haarlem en Zandvoort.
Een veel te brede topzware wagon waggelde op smalspoor terwijl
de Amsterdamse tram op normaalspoor rijdt.
Daarom lag er een drierailig traject tussen de Spuistraat en de
Krommerdt.
naar
boven
1900
Het
leven in de Jordaan

Een
van de eerste vestigingen van Vroom & Dreesmann
op de hoek van de Tweede Laurierdwarsstraat en de Rozenstraat

Kiki
de Kargadoor
Hoge bruggen waren een inkomstenbron voor
de kar-ga-door. Mannen die de zware handkarren met een
touw en haak over de brug trokken.
Overigens was de kargadoor op zijn beurt weer een inkomstenbron
voor de kastelein van slijterij de Grote Slok op de hoek.
Eén van de bruggen over de Prinsengracht was het werkterrein
van Kiki, dat hij alleen maar verliet, als hij zes of zeven cent
bij elkaar had. Kikkie verdween, zijn brug niet uit het oog verliezend,
om zijn centen om te zetten in drank.
Het was een klein mannetje met kromme beentjes, dat prachtig kon
vloeken. Kinderen beschouwden hem op dit vlak dan ook altijd als
een goede leermeester.
Kiki is in 1865 geboren en had een onderkomen in de Boomstraat.
Hij is in het Gemeentelijk Verzorgingshuis aan de Roeterstraat
in 1940 overleden.

Huldiging
van Dirk de Waterduiker op de Elandsgracht
Zijn beroep was kargadoor
en omdat hij altijd bij de gracht werkte hoorde hij vaak:
'D'r is er weer één in de plomp gevallen!'
Dirk hoefde zich dan nooit lang te bedenken en dook achter de
drenkeling aan.
Door dit heldhaftig optreden was Dirk al gedurende zijn leven
een legende geworden.
Het verhaal doet de ronde, dat toen hij allang niet meer werkte
en er iemand in de majem was gevallen, hij zich in een wagen naar
de plaats des onheils spoedde, terwijl hij zich al in de auto
ontkleedde.
Op zijn 82e verjaardag in 1940 overleed hij.
naar
boven
1715
Het
Fort van Sjaco

Gevelstenen
voor een bandietenburcht
Twee gevelstenen aan de Elandsgracht nummer 73 herinneren aan
de onderduikplek van de legendarische dievenbendeleider Jacob
Frederik Muller,
alias Jaco, spreek uit Sjaco. Zijn werkelijke naam was Jacquo
Balck .
Op de ene steen is hij afgebeeld staande voor een ladder op weg
naar een inbraak. De tweede gevelsteen toont vier grachtenpanden:
het 'Fort van Sjaco', de bandietenburcht die het toevluchtsoord
was van de bendeleider en zijn medeplichtigen.
Sjaco werd niet als een gewone misdadiger gezien. De legende gaat
dat hij roofde van de rijken maar zijn buit met de armen deelde.
Wat daar van waar is zal wel altijd verborgen blijven maar het
kleurt wel de Jordaan als een plek waar zulke boeven met een hart
van goud rondliepen.
Het 'Fort van Sjaco' werd in 1886 gesloopt in opdracht van de
nieuwe eigenaar Hemker, die er nieuwe huizen voor in de plaats
liet bouwen. Een van de achterkleinkinderen, Wim
Hemker, nam het initiatief tot de plaatsing
van de gevelstenen.
Het fort bestond uit vier panden aan de grachtzijde en twee achterhuizen.
Daar tussenin was een binnenplaatsje. Het complex was een wirwar
van gangetjes en geheime verbindingen, met een groot aantal bewoners
van allerlei slag.
>
lees hier verder het verhaal hoe Sjaco
aan zijn einde kwam
naar
boven
2005
Guido
de Grachtengraver
Wethouder G. Frankfurther
wilde een gedempte gracht in de Jordaan open laten graven, dit
tot ontzetting van de daar gevestigde ondernemers. Die gaven hem
onmiddellijk de bijnaam 'Guido de Grachtengraver'.
Hij probeerde in een reeks Jordaanconferenties de tegenstanders
van de opengraven van de Westerstraat tegen die van de Elandsgracht
uit te spelen.
Er moest en zou een gracht komen, het maakte hem niet uit waar.
Een vreemde manier van politiek bedrijven.
De belangenbehartigers van de Elandsgracht en Westerstraat hebben
er gezamenlijk voor gezorgd dat het grachtengraven werd afgeblazen.
Protesten op Jordaan buurtconferentie
Hoe de democratie gediend werd toon dit verslag.
Stadsdeelbestuurder Guido Frankfurther
ging elk debat uit de weg.
Tijdens de derde zogenoemde buurtconferentie voor de Jordaan,
dinsdag 14 juni 2005 in de Beurs van Berlage, protesteren boze
buurtbewoners tegen de rigide gestructureerde en weinig open vorm
van overleg.
Met een stemkastje moest steeds elektronisch gekozen worden.
"Aan de hand van multiple choice worden hier richting gevende
uitspraken gedaan, elke vorm van debat ontbreekt." De computergestuurde
multiple choice vragenlijst diende afgewerkt te worden.
De aanwezigen gebruikten soms een verkeerde keuze als proteststem.
Ze deden daarmee een politieke uitspraak, terwijl het stadsdeelbestuur
zogenaamd alleen naar een feitelijkheid vroeg.
Over
visie of beleid werd niet gesproken
Er werden steeds vragen met beperkte keuzen gesteld
- bijvoorbeeld:
wilt u de markt op de Lindengracht handhaven: meerderheid stemde
'ja'.
wilt u de auto's weg van het middenterrein van de Lindengracht:
meerderheid 'ja'
wat wilt u daar dan: meerderheid 'parkachtige bloemperken en bankjes'.
Dat is een vreemde tegenstelling: als de meerderheid een markt
op de Lindengracht wil, kunnen daarna geen bloemperken meer op
de Lindengracht aangebracht worden.
"U roept met uw vragen en antwoorden steeds nieuwe scenario's
op, en doet net alsof die allemaal mogelijk zijn - dat is niet
zo, dat is geen
"
De spreker wordt afgekapt.
Niet doorslaggevend maar richtinggevend
De uitkomsten van deze buurtconferentie, zei de stadsdeelhouder,
zijn 'heel belangrijk' hoewel 'niet doorslaggevend', maar toch
ook wel weer 'richtinggevend' voor de plannen die het stadsdeelcentrum
deze zomer gaat ontwikkelen voor de Jordaan.
Voorwaar een dikke kluit in het riet.
Toen Frankfurther ter afsluiting de uitkomsten van de avond nog
eens doornam en van allerlei informatie en beleidsopvattingen
voorzag, sprong er een boze Jordaanbewoner op, "Dat had
ik verd... eerder moeten weten, voor ik moest stemmen!".
De aanwezigen zagen niets in verplaatsing van de markt op de Lindengracht,
ook niet die van de Westerstraat, en helemaal niet dat er een
gracht kon komen.
De grachtenplannen werden weggestemd - een roemloos einde voor
de ambities van stadsdeelbestuurder Frankfurther.
Hij is nu onafhankelijk adviseur geworden, en adviseert de bloemenman
die een stal wil plaatsen bij het toekomstige eindpunt van de
Noord-Zuid lijn.
naar
boven
1895-1934
de
Appeltjesmarkt

Bij
de Groenmarkt,
zoals de naam oorspronkelijk was, leverden de tuinders
hun waren voor Amsterdam af.
In 1934 kwamen
de Centrale Markthallen.
Veel cafés op de Elandsgracht zorgden voor de dorstige
schippers.
De Appeltjesmarkt kreeg die naam
omdat er na de markt talloze rotte appels in de gracht dreven.
Kinderen visten het fruit met een stok, waarin een spijker geslagen
was, uit het smerige water waar ook de haringboer op de brug zijn
visafval loosde.
De markt speelde tijdens het Aardappeloproer een rol. Er
werd geplunderd en de politie voerde een charge uit.
Op de plek van de Groenmarkt is een busstation en een enorme parking
in de vorm van 'wokkels'.
Als er kraakrellen in de stad waren verzamelden de ME-busjes zich
hier.
Onder de parking is een Stoelenproject
voor daklozen.
> lees hier
verder over de geschiedenis van de markt
naar
boven
1901
Verwaarloosde buurten
In
de meest beruchte buurten, zoals het oude Vlooienburg, Valkenburg,
Kattenburg en de Jordaan, woonden duizenden gezinnen opeengepakt
in sloppen en nauwe gangen waar bijna geen daglicht kon binnenkomen.
Er waren in de Jordaan 16.000 'woningen' voor 77.000 mensen. Kinderen
groeiden op in vervallen krotten en klamme kelderwoningen, benauwde
alkoofwoningen of afgeschoten zolders. De kelders kwamen door
het inklinken van de grond onder water te staan en de daken waren
verre van waterdicht waardoor de vocht de grootste vijand van
de bewoners werd. Doordat mensen zelfs geen geld hadden voor een
paar gulden huur moesten ze vaak verhuizen naar kleinere optrekjes.
Iedere keer dat er een kind bijkwam verhuisde men in plaats van
die ene kamer naar iets groter juist naar kleiner. Het gebruik
van strontemmers en het ontbreken van zuiver leidingwater zorgden,
naast gebrek aan licht en lucht, voor een bijzonder ongezonde
woonomgeving. Aan deze en andere misstanden moest de Woningwet
een einde maken.
De
Woningwet was voor die tijd revolutionair
De gemeente moest eerst een goed plan opstellen met bouwverordeningen
zodat particuliere huisbazen geen kans meer kregen om te verdienen
aan de krapte op de woningmarkt. Verwaarloosde huizen werden onbewoonbaar
verklaard, onteigend en de krotten werden opgeruimd.
Wethouder
Wibaut was
een van de mensen die een voortvarend gebruik van de woningwet
maakte, maar er wel voor zorgde dat mensen niet te snel uit hun
verwaarloosde woningen gezet werden.
Om die mensen te helpen moesten woningbouwverenigingen zorgen
voor goedkope woningen.
Hij wilde ook dat er subsidie op de huren kwam omdat de arbeiders
onmogelijk in al die nieuwgebouwde prachtwoningen konden trekken.
De huisjesmelkers bleven immers goedkope krotten in verwaarloosde
buurten aanbieden.
Toch duurde het geruime tijd voor 'huursubsidie' een feit werd.
naar
boven
1915
Woningdienst
en Gezondheidscommissie
Die instanties moeten toezicht houden en zorgen voor een eerlijke
behandeling.
Dat lukt niet overal. Veel Jordanezen willen in hun krotten blijven
zitten.
'Gut, mijnheer, laat ons toch wonen.
Ik ben vierenzestig. Ben hier in deze kelder geboren.
Mijn man is zesenzestig en vindt het ook best.
Nooit een dokter.
Als we lucht willen hebben gaan we op straat.
Twaalf kinderen hier groot gebracht.
Het slapen te regelen was een hele toer.
Maar het ging best, want ik was als de duvel zo streng.
Mijn man hoefde er nooit aan te pas te komen.
Ze beefden van angst als ze hebben moesten.
Maar het was een goed gezin, allemaal getrouwd.
Twee dood, allemaal gezond'.
De
Jordaan moest volledige gesaneerd worden
Door de crisis van de jaren '30 en de Tweede Wereldoorlog, is
deze sanering steeds uitgesteld. 564
krotwoningen tussen Willemsstraat en Palmdwarsstraat moeten gesloopt
worden.
Dit sloppenbuurtje is het minst menswaardig als het om wonen gaat.
Henriëtte
Roland Holst schreef dat de Jordaan
berucht was om zijn holen, waarin duizenden voort vegeteerden
in stompzinnige berusting.
De Jordanezen moesten dus langer dan goed voor hen was in hun
slechte behuizingen blijven zitten.
Toch is er wel een goede kant aan die vertraging. Er zijn nu veel
authentieke pandjes bewaard gebleven die, door het samentrekken
van meerdere woningen en het aanleggen van goed sanitair en verwarming,
weer bewoonbaar geworden zijn. Maar elk voordeel heeft weer zijn
nadeel: de huren van die pandjes zijn niet meer te betalen voor
de Jordanezen. Er volgt een intocht van wat zij 'de yuppen' noemen,
waarmee een kiem gelegd wordt voor een botsing der culturen. De
oorspronkelijke bewoners vertrekken naar nieuwbouw in Almere.
De buurtwinkeltjes veranderen een voor een in een kunstgalerie
waar een gemiddelde arbeider niets te zoeken heeft. Toeristen
doorkruisen de Jordaan op Yellow Bikes en bezoeken de legendarische
kroegen.
naar
boven
1949
Wijkcentrum
de Jordaan
Op 27 mei
1949 is het Jordaan-comité
geïnstalleerd. Dat was het begin van wat nu het wijkcentrum
is. Een plek waar bewoners ondersteund worden bij al hun plannen
om het leven in de Jordaan te verbeteren. Waar Sociale Raadslieden
hun adviezen geven en waar alle mogelijke verenigingen en buurtinitiatieven
kunnen vergaderen.
Er is een Wijkraad met vertegenwoordigingen uit de verschillende
geledingen.
Door
en voor de bewoners
De oprichters wilden de jeugd, die rotzooi trapten en bijvoorbeeld
bendes vormden die tegen elkaar vochten om afgedankte kerstbomen,
opvangen.
Gaandeweg ging het wijkcentrum zich ook met andere zaken bezighouden.
De strijd tegen het afbraakplan was voor het wijkcentrum de reden
om meer een actiecentrum te worden.

In die tijd is
ook de Jordaankrant opgericht
Door de jaren heen heeft het wijkcentrum allerlei initiatieven
gesteund en zich ingezet voor de saamhorigheid van de mensen.
In 1960 krijgt de Stichting Sociaal-cultureel
Wijkcentrum 'de Jordaan'
een officiële status. De stichting stelt zich tot doel het
leefmilieu in de wijk te verbeteren en het welzijn van haar bewoners
te verhogen.
In
2004 is het wijkcentrum Jordaan gefuseerd met wijkopbouworgaan
De Gouden Reael en is de nieuwe naam Wijkcentrum
Jordaan & Gouden Reael
geworden.
naar
boven
1852
Nieuwbouw voor arbeidersklasse
Woningbouwcorporaties bouwden filantropische
woningbouw complexen
De
eerste woningbouwverenigingen werden rond de vorige eeuwwisseling
opgericht om verkrotting en woningnood te bestrijden. De laatste
tijd zijn de corporaties eerder vastgoedconcerns met maatschappelijke
taken.
Maar hoe zijn die woningbouwverenigingen ook alweer ontstaan?
Ruim honderd jaar geleden lukte het particulieren niet om de erbarmelijke
woonomstandigheden van de arbeiders te verbeteren.
De Woningwet van 1902 biedt de mogelijkheid om particuliere instellingen
te subsidiëren voor het bouwen van woningen. Voorwaarde is
non-profit en uitsluitend volkshuisvesting.
Vooral vanuit de vakbeweging wordt van die mogelijkheid gebruik
gemaakt. In 1922 telt Nederland meer dan dertienhonderd woningbouwverenigingen.


v.l.n.r.
Een reconstructie van een alkoofwoning rond 1900; Plattegrond
voor- en achterhuis; Poepdoos in de keuken
Hoe
zat een arbeiderswoning in de Jordaan in elkaar?
De woningen waren aan het eind van de negentiende eeuw grotendeels
alkoofwoningen.
De woning bestond uit één kamer waarin heel het
gezin moest wonen: koken, eten en slapen.
Wanneer moeder nog thuisarbeid had aangenomen moest er ook worden
gewerkt
Het slaapgedeelte kon bestaan uit bedsteden of het was hooguit
afgeschoten met een dun wandje: een alkoof.
Het licht kwam vanuit een gangetje naar binnen, de alkoof had
dus geen direct contact met licht en lucht.
In een woonblok moest het toilet gedeeld worden met alle families
van de verdieping.
Het toilet stond vaak in de kamer of zelfs in de keuken.
Er was geen rioolaansluiting, er stond onder de houten poepdoos
een emmer. Die emmer kon dan wekelijks worden geloosd in de "De
kar van Boldoot"
1852
de Amsterdamse Vereeniging ten behoeve
der Arbeidersklasse
Opgericht door de sociaal voelende Amsterdamse zakenlieden Christiaan
Pieter van Eeghen
en Joshua van Dijk.
Andere verenigingen volgen.
1864
Constantia-woningen
Willemsstraat 149-165
De Constantia-woningen,
filantropische woningbouwvorm voor oudere arbeiders bedoeld.
De woningen maakten deel uit van de stadssanering in de Jordaan,
die begon met de demping van de Goudsbloemgracht in 1856.
De huiseigenaren gingen woningen en opslagkelders splitsen in
éénkamerwoningen, en bouwden nieuwe huizen op binnenterreinen,
die door een gang met de straat verbonden waren. De grachten werden
open riolen.
Al in 1853 was vastgesteld dat de Jordaan verkrot was, maar volgens
de liberalen hoorde sociale woningbouw niet bij de taken van de
overheid. Enkele filantropisch ingestelde rijke particulieren
zoals H.S.
van Lennep en
C.P. van Eeghen wilden echter de woonsituatie van de
arbeidersklasse verbeteren. Ze richtten
verenigingen op zoals de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse
en de Bouwmaatschappij Concordia (1864). Ze kregen voor elkaar
dat een groot aantal grachten in de Jordaan uit sanitaire overwegingen
gedempt werden. In
de Jordaan zijn meerdere filantropische woningbouwprojecten van
het eerste uur te vinden.
1864
Concordia-noord
Westerstraat 215-289
Hier werden drie bouwblokken neergezet met ertussen twee binnenplaatsen,
oorspronkelijk bedoeld als bleekveldjes. Je komt binnen via een
poort aan de Westerstraat en een aan de Anjelierstraat. Ze hebben
de vorm van hofjes, maar worden bewoond door gezinnen. Een tweede
verschil is dat de ramen ook naar de straatzijde gericht zijn.
De krotten worden gesloopt en architect P.J.Hamer krijgt de opdracht voor een grootschalig
bouwproject. De gemeente koopt in 1917 het hele woningbezit van
Concordia en in 1983 geeft het Gemeentelijk Woningbedrijf Amsterdam
opdracht de rug aan rug woninkjes tot driekamerwoningen te verbouwen
en ook op de bergzolders woningen te plaatsen. Er kwamen zelfs
woningen met een dakterras. Omdat het complex een monumentstatus
heeft zijn veel oorspronkelijke onderdelen gehandhaafd en is de
bakstenen gevel niet gepleisterd.
1859
Concordia-zuid
In de Elandsstraat 183-201.
Vreemd genoeg heeft dit complex, tussen de Elandsstraat en de
Laurierstraat, geen monumenten status en heeft men door de gevel
te pleisteren de zaak een fris uiterlijk gegeven.
1853
de
Passeerdersdwarsstraat en de Willemsstraat.
De Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse kocht percelen
op in de buurt de gedempte Goudsbloemgracht die later, naar de
beschermheer van de vereniging, koning Willem III, Willemsstraat
werd genoemd.
Er kwamen eenvoudige, maar droge, schone en goed ventileerbare
nieuwe huizenblokken.
Vanaf 1863 werden hier de Constantia-woningen gebouwd waarvoor
de voorzitter, J. van Eyk,
een onderafdeling in het leven had geroepen, de
Stichting voor de Ambachtsstand-Constantiawoningen.
Minvermogende werklieden ouder dan 60 jaar konden er kosteloos
wonen, als ze tenminste twaalf jaar voor één patroon
hadden gewerkt. De woningen werden genoemd naar de vrouw van Van
Eyk, Constantia van Loon.
Sociale woningbouw was nieuw voor architecten.
Behalve dat ze er geeen ervaring mee hadden vonden ze dat er geen
eer mee te behalen was. Bovendien was het lastig om met een beperkt
budget en een zeer strikt programma van eisen iets moois te maken.
De Maatschappij ter Bevordering van de Bouwkunst
schreef in 1851 een prijsvraag uit voor het bouwen van goede arbeiderswoningen.
Die werd gewonnen door de architect
J.H. Leliman,
maar het was architect P.J. Hamer, de vaste
architect van een aantal woningverenigingen hield zich intensief
met volkshuisvesting bezig.

De woningen
aan de Willemsstraat waren uit kostenbesparende overwegingen etagewoningen.
De Constantia-woningen waren anders en leken meer op hofjeswoningen:
een gesloten blok van lage simpele woningen rond een binnenterrein
met bleekveld en pomp. De regentenkamer en een kapel ontbraken
vanzelfsprekend.
Oorspronkelijk waren er 36 kleine woonvertrekken. Het lukte Hamer
de woningen met minimale middelen een zekere standing te verlenen.
Onder het fronton staat "Constantia'' geschreven. Een houten
classicistisch poortje, met pilasters en driehoekig fronton leidt
naar de binnenplaats. Na de dood van het echtpaar Van Eyk
werd het hofje beheerd door de Van Eyk stichting.
1921
de woningen overgedragen aan de
Vereniging ten behoeve van de Arbeidersklasse.
De bejaarden die er toen nog woonden mochten tot hun dood kosteloos
blijven.
1962
de gemeente koopt op één
na alle aandelen van de vereniging.
Inmiddels
zijn de Constantia-woningen tot rijksmonument verklaard.
1872
Onderzoek van de Amsterdamse
Gezondheidscommissie
Men kom er achter dat er met de bouwverenigingen weliswaar nieuwe
woningen bij komen, maar dat driekwart van de kelderwoningen in
de stad onbewoonbaar verklaard moet worden.
1875
Amsterdamsche Vereeniging tot het bouwen
van Arbeiderswoningen
De bouw van 774 zogenoemde rug-aan-rugwoningen
zoals die in de Marnixstraat zijn niet te betalen voor
de duizenden kelderbewoners.
Huurverlaging wordt als 'socialistisch' van de hand gewezen. Grondspeculatie
houdt de bouw van nieuwe arbeiderswoningen tegen en het slopen
van krotten wordt door omslachtige procedures tegengewerkt.
'In een vochtig,
vettig slop in Amsterdam bewoonden wij met z'n allen een vertrek.
Het was een kamer waar de zon nooit doordrong; 's winters was
het een grot vol nattigheid en kou en 's zomers
werden we ziek van de klamme hitte.
Er was niets dan een bedstee die een eind van de grond afstond,
net als in een vissersschuit,
en die in een boven- en onderhelft verdeeld was, zodat je als
in een kast met planken lag.
Vader en moeder sliepen beneden, een paar kinderen boven, de anderen
op de grond waar 's avonds een strozak op gelegd werd. In een
hoek een ton die het gezin tot plee diende, in de andere de vuile
luiers en verder alle rommel die je in zo'n onderkomen huishouden
kon verwachten. De rook van vaders pijp en de uitwaseming van
tien arme mensen maakte dat je in de kamer aan een stuk door naar
lucht zat te happen."
Uit: "Dagen van hoger en ellende"
van Neel Doff
1898
Woningmaatschappij Oud Amsterdam
De panden aan de
Tuinstraat 137
t/m 143 en 166 t/m 172 zijn begin 1900 uit de grond gestampt door
Woningmaatschappij Oud Amsterdam. De panden vielen onder sociale
woningbouw en moesten de arbeiders in de Jordaan een beter woonperspectief
bieden. Het was geen overbodige luxe want In die tijd leefden
nog veel Jordaanbewoners in alkoofwoningen.
De Sociale woningbouw in de Jordaan is eind 19e eeuw in gang gezet
door de in 1898 opgerichte Woningmaatschappij Oud Amsterdam. Grote
initiatiefnemer voor deze maatschappij was directrice Johanna
ter Meulen.
Ter nagedachtenis aan haar is een gedenkplaat ingemetseld in de
Tuinstraat op nummer 170, een van de panden die toen door haar
beheerd werden.
1901
Woningwet
De wet is ingevoerd onder het Kabinet
Pierson en kwam in werking op 1 augustus
1902
De Woningwet
was voor die tijd revolutionair omdat zij, in een tijd waarin
liberale beginselen hoogtij vierden, overheidsinmenging mogelijk
maakte op het gebied van de volkshuisvesting.
Voortaan moesten gemeenten een bouwverordening opstellen en een
uitbreidingsplan.
Analoog hieraan werden een aantal maatregelen mogelijk gemaakt.
Zo kon er tegen de wil van de particuliere eigenaar overgegaan
worden tot onbewoonbaarverklaring als een woning te verwaarloosd
was.
Met de Woningwet in de arm konden gemeenten zo overgaan tot onbewoonbaarverklaring,
onteigening en krotopruiming. Een andere belangrijke mogelijkheid
die de Woningwet bood was kredietverlening bij en subsidiering
van de nieuwbouw van arbeiderswoningen
De
gemeentelijke dienst Bouw- en Woningtoezicht
Deze dienst wordt al voor de Woningwet onder leiding van burgemeester
Tellegen ingesteld omdat diverse panden
in de Jordaan spontaan instorten.
1906
Woningbouwvereniging De Arbeiderswoning
Architect Berlage en Wibaut,
de latere wethouder Volkshuisvesting zitten in het bestuur.
1906
Coöperatieve Woningbouwvereniging
Rochdale
1910
Algemeene Woningbouwvereniging
1914
Het gaat de SDAP veel te langzaam
De gemeente moet zelf ten minste tweeduizend betaalbare woningen
laten bouwen. Wibaut
die inmiddels wethouder is, verhoogt dat aantal zelfs
tot 3500. De rijksoverheid en de gemeente zijn bereid te betalen.
Het beheer wordt overgelaten aan woningbouwverenigingen als die
tenminste neutraal zijn.
De ambitieuze
bouwplannen worden door de Eerste Wereldoorlog opgeschort.
1915
De Woningdienst wordt opgericht
1917
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
1950
Wederopbouw
Vanaf het tot stand komen van de Woningwet tot 1940 worden in
ons land ruim een miljoen woningwetwoningen gebouwd.
In de Tweede Wereldoorlog worden tachtigduizend woningen verwoest.
Daarna is er in de naoorlogse jaren gebrek aan bouwmateriaal en
mankracht.
Pas midden jaren vijftig komt de bouwproductie ook in Amsterdam
weer redelijk op gang.
Wederopbouw is de slogan. Eerste steenleggingen en heimachines
worden bijna vaste items in het Polygoonjournaal.
1962
De miljoenste naoorlogse nieuwbouwwoning
1973
Oplevering van ruim anderhalf miljoen
woningen in een jaar tijd
naar
boven
1977
Schetsplan
voor de Jordaan
Amsterdamse
Jordaan, de beroemdste stadswijk van Nederland, moet nodig worden
opgeknapt
Zoveel huizen zijn in elkaar gezakt, zoveel bedrijfjes hebben
zich onbeschaamd uitgebreid, zoveel auto's en autowrakken maken
zich breed op dunne trottoirs, zoveel mensen, oud en jong, wonen
in pijnlijke huisjes, op halve verdiepingen, in kamers zonder
daglicht.
Johnny Jordaan mag dan in iedere jukebox van het land gevoelig
zingen over de Westerstraat, er is helemaal niets aan de Westerstraat.
Nee, er moet iets gebeuren.
De afdeling stadsontwikkeling van de Dienst publieke Werken van
de gemeente Amsterdam vond dat ook, en heeft een schetsplan gemaakt
voor een vernieuwde Jordaan. We hebben het allemaal gekregen,
een luxueuze folder in een heleboel kleuren, met twee plattegronden
en verklarende tekst. Het is nog maar een schetsplan, een voorstudie
die eens een bestemmingsplan kan worden en dat bestemmingsplan
zal door de gemeenteraad mogen worden aangenomen.
Even tijd is er nog wel.
Als je de folder hebt opengevouwen vind je twee kaarten: links
de toestand van het ogenblik, rechts de fantasie van de afdeling
Stadsontwikkeling. De toestand van nu is vaalroze en vaalblauw
gekleurd.
De fantasie is veel kloeker van kleur, helder bruin voor nieuwe
bebouwing, fris groen voor bomen en plantsoenen, lekker geel voor
voetpaden. Het blauw van het grachtenwater komt daardoor ook aardiger
uit.
Merkwaardig genoeg staan er geen bomen langs de grachten
Ik keek meteen of ik de vertrouwde wandeling van mijn woning naar
mijn werkhok nog zou kunnen maken, en dat kon, maar tot mijn schrik
merkte ik dat mijn woning verdwenen was en dat mijn werkhok verdwenen
was. Ik was helemaal gesaneerd. Zelfs de straat waar ik zo menige
bladzij heb geschreven, was opgelost in blokjes geel en groen,
erg vrolijk.
Ik zag de oude mannen al naast bloembakken op een bankje zitten,
tabakspruimen spugend op de siertegels en sprekend van de goede
oude tijd toen op het terrein van de speeltuin een kroeg stond.
Ik ging er gauw heen, en constateerde dat de kastelein zijn lot
dapper droeg. 'Mijn oma', zei hij, 'dat oude mens is nu vijfendertig
jaar dood. De laatste jaren van haar leven zijn volkomen verpest
omdat haar huis zou worden afgebroken voor het verkeer, hier schuin
tegenover, het staat er nog
Onze kiezen zullen niet meer zeer doen als het zover is.'
Er kwam een man binnen die in de buurt een keurig klein hotel
had ingericht, en hij was minder stoïcijns, opgewonden, luid.
'Wat word jij?', riep hij, 'wat word jij?' 'Ik word een plantsoen',
zei ik somber. En ik word een fietspad', schreeuwde hij, nerveus
lachend.
'Kastelein, Fietspad biedt een consumptie aan Plantsoen.' 'En
wat word jij, Kastelein?' 'Ik word nieuwe bebouwing. Dat is vast
een pisbak.'
Het werd een vrolijke middag, met op de tapkast de kaart die we
van boom tot boom bekeken, waarom we lachten van voetgangersgebied
tot voetgangersgebied, niet gelovend dat de natuur ons zou gaan
verdringen, en toch wantrouwend.
'Je weet het nooit', zei ik, 'ík heb in Rotterdam gewoond,
ik ken die zindelijke plattegronden. Ze zijn heel gevaarlijk.'
'Dat kan toch niet', zei de kastelein. 'Uit alle delen van het
land komen ze naar de Jordaan, al die artiesten en intellectuelen,
omdat het hier tenminste nog een beetje intiem is, en kijk es,
die kroeg gaat weg en die kroeg gaat weg en die kroeg gaat weg,
er blijft helemaal geen een meer over.'
Telkens herhaalde de hotelier: 'Ik word een fietspad. Een rondje
voor Fietspad.'
Een dikke, grijze man had zwijgend op een bankje bij de tapkast
gezeten, bier gedronken, geglimlacht.
'Wat word jij eigenlijk, Harry?', vroeg de kastelein. Ernstig
antwoordde hij: 'Ik word een brug.'
'Echt iets voor Harry', zei de kastelein. 'Die laat over zich
lopen.'
Alfred
Kossmann
(1906-1988)
'Schetsplan voor de Jordaan' schreef hij in 1971, toen hij in
de Laurierstraat woonde.
Het werd opgenomen in 'Het grote Nederlandse
verhalenboek'. Een bundel verhalen, gedichten en prenten
in de laatste 50 jaar', uitgegeven door de VARA in 1977. In het
kader van het 50-jarig jubileum van het wijkcentrum in de Jordaan
werd het in de Wijkkrant gepubliceerd.
naar
boven
1980
Wederopbouw
Jordaan

Begin maar alvast
Jan
Schaefer gekleed in spijkerbroek, open hemd,
denderde met informele taalgebruik door de procedures heen: Belt
zo'n ambtenaar uit Den Haag me op : "Meneer Schaefer, in
dat ene bouwplan, u weet wel, daar wilden wij op de tweede verdieping
toch nog iets..."
En dan zeg ik, man, het dak zit er al op.
Als de nieuwe Wibaut vraagt hij aandacht voor de woontoestanden
in de oude buurten.
Stadsvernieuwing moet niet bestaan uit saneringen maar uit behoud
en herstel op grote schaal. De oude buurten moeten hun karakter
en culturele waarde behouden.
De bouwproductie
is weer enorm aangetrokken.
Na een dieptepunt in 1978 wordt in
1983 een historisch hoogtepunt bereikt met de bouw van bijna negenduizend
woningen in een jaar.
De enorme productiestijging eind jaren zeventig wordt vooral op
het conto geschreven van de daadkrachtige wethouder Jan Schaefer
die in 1978 terug naar de hoofdstad komt.
Het nieuwe budgetteringssysteem van de overheid helpt hem. Het
geeft ondernemende gemeenten veel meer vrijheid om de rijksmiddelen
aan te trekken voor specifieke woningbouwprojecten. Daarnaast
wordt jaarlijks tweehonderd miljoen gulden beschikbaar gesteld
voor de stadsvernieuwing.
In die jaren bepaalt de gemeente de woningproductie, waarbij de
corporaties de uitvoering en het beheer in handen hebben.
naar
boven
1999
Laat
staan de Jordaan
Aanwijzing
Beschermd Stadsgezicht
In januari 1999 is de binnenstad door de regering aangewezen als
beschermd stadsgezicht. Dit om de historische stedenbouwkundige
structuur en het historische stadsbeeld zo goed mogelijk te beschermen.
"Het gaat niet alleen om monumenten,
maar om het totaalbeeld dat gevormd wordt door de gebouwen, straten,
pleinen, grachten, water, bruggen en bomen.
Het beschermde stadsgezicht is geen keurslijf van beperkende regels,
maar juist een instrument om ervoor te zorgen dat op een zorgvuldige
en creatieve wijze richting wordt gegeven aan veranderingsprocessen.
Daarbij vormen de kwaliteiten van de oude stad uitgangspunt en
inspiratiebron".
Aldus de officiële bekendmaking.
Nu eens kijken wat er van terecht komt.
naar
boven
1997
Slag om de Marnixstraat
De rond 1884 gebouwde panden aan de Marnixstraat verkeerden in
slechte staat en stonden op de nominatie om gesloopt en vervangen
te worden door nieuwbouw. De buurt verzette zich fel tegen de
voorgenomen sloop.
Renovatie is met nieuwbouw te vergelijken wat woningkwaliteit
betreft.
De halve rug-aan-rug eenkamerwoningen zijn samengevoegd tot kleine
driekamerwoningen. Ook zijn er 'maisonnettes'
met een tuin aan het water.
Marnix III toont aan dat oudere panden in slechte staat tot woningen
met een hedendaagse woonkwaliteit getransformeerd kunnen worden
achter een zorgvuldig gerestaureerde gevel.
naar
boven
Schilderachtige
straatjes
Hoewel de straatjes formeel niet binnen
de grenzen van de Jordaan vallen, maken de zogenoemde Negen Straatjes,
daar qua sfeer wel deel van uit.
Winkelende dames vragen in de Jordaan de weg er naar toe. Ze zijn
op pad om leuke dingen aan te schaffen.
Jammer genoeg nemen luxe winkeltjes de plaats van de melkboer
en de spekslager in.
Als tiende straatje wordt de Hazenstraat omgedoopt omdat daar
inmiddels ook voldoende galeries, vintage klerenwinkels en andere
typische neringen het van de oorspronkelijke groente- en snoepwinkeltjes
overgenomen hebben.

Er zijn geen elanden
in de Elandsstraat of beren in de Berenstraat

Misschien hazen in de Hazenstraat
De geschilderde straatjes

Café 't Smalle,
Egelantiersgracht (L) Runstraat, hoek Keizersgracht (R)
Derde Egelantiersdwarsstraat
(L) Wijde Heisteeg, hoek Singel (R)
Runstraat, hoek Prinsengracht
De
kunstenares van bovenstaande schilderijen, Malie
Baehr, heeft haar atelier met uitzicht op de
straatjes in en om de Jordaan.
Ze geven op een schitterende impressionistische manier de sfeer
weer van de buurt en de mensen die er winkelen.
In haar werk zijn kleur, lichtval en sfeer erg belangrijk. De
vorm is daar aan ondergeschikt.
Ze was een leerling van Hans Bayens
(1924-2003) die het beeld van Theo Thijssen op de Lindengracht
en dat van Multatuli op de brug over de Singel, maakte
naar
boven
Gevel
en walkanttuintjes

De geveltuintjes worden
in de Jordaan aangelegd om de namen van planten in de straatnamen
te rechtvaardigen.
Er worden regelmatig bijeenkomsten gehouden waar men geveltuinieren
kan leren en waar stekjes uitgewisseld worden. De poes houdt het
goed in de gaten. 
Een deel van het voormalig RK jongensweeshuis , de zijvleugels,
waar eens de refter van de nonnen was en waar de slaapzalen van
de jongens waren zijn nu woonappartementen.
De bewoners richten geveltuinen met potplanten in om de historische
binnenplaats kleur te geven.

naar
boven
Wie
plakt toch die mozaïekjes?
Op
onopvallende plekjes in de stad
kom je ze tegen. Meestal op hoeken van straten maar
ook op walkanten.
Met verbaasde oogjes kijken ze je aan.
naar
boven
|