[1853]
Hier
begon de modernisering en het herstel van de Jordaan
In
1853 vroeg koning Willem III aan het Koninklijk Instituut van
Ingenieurs om een rapport uit te brengen over de inrichting
van arbeiderswoningen. Het rapport vestigde de aandacht op het
belang van weerbestendigheid, bezonning, luchtverversing, watertoevoer
en de afvoer van urine en ontlasting.
Huiseigenaren splitsten woningen in éénkamerwoningen
en bouwden illegaal huizen op binnenterreinen.
De grachten waren open riolen.
Maar een wetsvoorstel uit 1854 om een Raad van Gezondheid
in te stellen om huiseigenaren tot woningverbetering te dwingen,
werd verworpen.
Sociale woningbouw was volgens liberale opvattingen geen taak
van de overheid.

Willemsstraat Op
de plek van 'het klooster' werden goedkope,
voornamelijk éénkamerwoningen rug aan rug met achterwoningen
gebouwd.
Vijf deuren met zestien trekbellen!
Leidsegracht
hoek Raamdwarsstraat

v.l.n.r. Oude Looiersstraat / / Elandsgracht hoek 1e Looiersdwarsstraat
/

v.l.n.r. Elandsstraat 14 / Elandsstraat 55 / Gruttersgang bij
de Hazenstraat /
v.l.n.r. Hazenstraat hoek Elandsstraat / Lauriergracht 4 /

v.l.n.r
De Koffieshop in de 2e Laurierdwarsstraat / de Laurierstraat in
1922 / en de Laurierstraat nu /
Woningbouwcorporaties
bouwen filantropische complexen
De eerste woningbouwverenigingen werden rond de vorige eeuwwisseling
opgericht om verkrotting en woningnood te bestrijden.
Tegenwoordig zijn de corporaties eerder vastgoedconcerns met maatschappelijke
taken.
Maar hoe zijn die woningbouwverenigingen ook alweer ontstaan?
Ruim honderd jaar geleden lukte het particulieren niet om de erbarmelijke
woonomstandigheden van de arbeiders te verbeteren.

Voor
1898 zag het er zó uit
Hoe
zat een arbeiderswoning in de Jordaan in elkaar?
 
Reconstructie
van een alkoofwoning rond 1900 / Plattegrond voor- en achterhuis
/ Poepdoos in de keuken
De
woningen waren aan het eind van de negentiende eeuw grotendeels
alkoofwoningen.
De woning bestond uit één kamer waarin heel het
gezin moest wonen: koken, eten en slapen.
Wanneer moeder nog thuisarbeid had aangenomen moest er ook worden
gewerkt.
Het slaapgedeelte kon bestaan uit bedsteden of het was hooguit
afgeschoten met een dun wandje: een alkoof. Het licht kwam vanuit
een gangetje naar binnen, de alkoof had dus geen direct contact
met licht en lucht.
In een woonblok moest het toilet gedeeld worden met alle families
van de verdieping.
Het toilet stond vaak in de kamer of zelfs in de keuken.
Er was geen rioolaansluiting, er stond onder de houten poepdoos
een emmer.
Die emmer kon dan wekelijks worden geloosd in de "De kar
van Boldoot"
Aangebouwde keuken [L] Kelderwoning
[R]
Aletta
Jacobs, de eerste vrouwelijke arts
Aletta Jacobs
zet zich heel praktisch in voor de hygiëne in de Jordaan
en houdt gratis spreekuur in de Tichelstraat.
Dat heeft zij 14 jaar lang volgehouden.
Tijdens haar spreekuren merkt Aletta dat veel jonge vrouwen klachten
hebben.
Aletta Jacobs merkt dat de vrouwen zwakker van worden van het
opvoeden van te veel kinderen.
Ze besluit om voorbehoedmiddelen te geven. Daar kwam veel kritiek
op.
Men was er fel op tegen dat vrouwen zelf konden kiezen om zwanger
te willen worden of niet.
Toen de Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereld Oorlog op
het Centraal Station aankwamen was Aletta daar te vinden.
Wantoestanden
Aletta Jacobs vertelde: "Door mijn gratis spreekuren in
de Jordaan gehouden, kwam ik in nauwe aanraking met de arme en
armste bevolking van de hoofdstad. Als de vrouwen of kinderen
te ziek waren om mij te komen consulteren, zocht ik hen dikwijls
in eigen woning op. Wat al ellende heb ik daar aanschouwd! Meer
nog dan de vreselijke armoede in zoo veel gezinnen, troffen mij
echter de schandelijke woningtoestanden in vele armenwijken der
stad. Hoe was het mogelijk dat mensen in dergelijke krotten konden
leven? Hoe kwam het dat de overheid die wantoestanden liet voortbestaan?"
Overigens blijkt uit uit een recent onderzoek van J.Reinders in het notariële Stadsarchief dat er al in de 17e eeuw in Amsterdam een zekere Trijn Jacobs al chirurgijn was die vrouwenklachten maar ook gewonde armen en benen behandelde. Maar in het gildearchief vanaf 1650 staan alleen 'gildebroeders'. Aletta is geen familie van Trijn.
Helene
Mercier
Aletta Jacobs nam de schrijfster
en feministe Helene Mercier mee op haar bezoeken aan de
krotten.
Die was sterk onder de indruk en schreef er over in het Sociaal
Weekblad.
De saneringswerkzaamheden waren gestaakt omdat de kosten voor
filantropische bouw te hoog waren.
Er werd alleen nog in nieuwe buurten gebouwd. Bij Mercier stond
zedelijke en culturele verheffing voorop. Maar omdat arbeiders
niet veel verdienden hadden die weinig te zoeken bij 'het hogere
en het schone'. Bovendien ging Mercier gemakshalve voorbij aan
de bestaande arbeiderssubcultuur, waarvoor zij weinig waardering
op kon brengen.
Zij wantrouwde de socialisten en diskwalificeerde de Sociaal-Democratische
Arbeiderspartij als te 'materialistisch'.
De SDAP zou de zucht naar kennis onder arbeiders, evenals de vrouwenemancipatie,
ondergeschikt maken aan haar eigen revolutionaire doeleinden.
Om die reden voelde Mercier zich meer thuis bij radicaal-liberalen
zoals Arnold Kerdijk, een journalist en politicus.
Jacobs en Mercier zouden zich in 1901 aansluiten bij de Vrijzinnig-Democratische
Bond, die Kerdijk samen met Willem Treub
opgericht had.
In 1889 werd Treub gemeenteraadslid en in 1893 wethouder van financiën.
Hij stelde een gemeentelijke rekenkamer en een daadwerkelijk bouwtoezicht
in. Als wethouder van publieke werken [1895] bracht Treub de particuliere
waterleiding- en telefoonbedrijven onder gemeentebeheer, terwijl
hij de belangrijkste stoot gaf tot naasting van de tram- en gasbedrijven.
De toenemende klassenstrijd wilde men door middel van deze sociale
hervormingen de kop in drukken.
[1803]
Van
Arbeiderswoningen naar Volkshuisvesting

Modelwoningen
Passeerdersdwarsstraat [L] De Fortuinengang Palmstraat [R]
Er waren plannen om een fonds te stichten voor het verbeteren van
de Volkshuisvesting.
Men vond dat een breder begrip dan zich voor het verbeteren van
het woningbestand uitsluitend op arbeiders te richten.
De gedachte was dat het hele oude woonbestand stap voor stap gesaneerd
zou worden door vervallen panden te kopen, op te knappen en weer
te verkopen. Het beginkapitaal zou uit een schenking moeten bestaan.
Het plan was om langs filantropische weg kapitaal te vergaren om
16.000 mensen uit 3650 onbewoonbaar verklaarde kelders te krijgen.
Het plan lukte niet en slechts op een paar plekken werd gebouwd.
Een blok in de 2e Laurierdwarsstraat bij het Vuile Weespad staat
er nog.
De beste optie was het bouwen van éénkamerwoningen
met een huur van fl.1,45-fl.1,95 per week en fl.2,20 als er een
tuintje bij zat. Maar de mensen konden niet meer dan fl.0,60-fl.1,45
per week betalen.
Behalve dat zijn deze woningen voor gezinnen met volwassen kinderen
van beiderlei geslacht ongeschikt omdat de kieschheid te kort gedaan
wordt.
Om verbetering te bereiken zouden daar minstens woningen met drie
slaapkamers voor nodig zijn.
Om op zo weinig mogelijk grond te kunnen bouwen werden rug aan rug
woningen met een trap in het midden neergezet.
Het werden een soort kazernewoningen met hier en daar een kleine
verbetering ten aanzien van de oude éénkamerwoningen
voor wat betreft luchtverversing en gehorigheid.
[1851]
De Gemeentewet
Thorbecke had gemeentebesturen
mogelijkheden gegeven om verordeningen in het belang van een goede
openbare volksgezondheid in te stellen. Maar overheidsingrijpen
met bouwvergunningen die gebaseerd zijn op opvattingen over bewoonbaarheid,
afmetingen van kamers, vensters en trappenhuizen werden als een
ontoelaatbaar ingrijpen op het particulier huizenbezit gezien.
Toch was het gelet op alle mogelijke uitbraken van cholera en
tyfus zonder meer nodig dat de woonsituatie der arbeiders verbeterd
werd.
[1852]
De Amsterdamse Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse
Deze vereniging werd opgericht door de sociaal voelende Amsterdamse
zakenlieden Christiaan
Pieter van Eeghen, later directeur van de Nederlandse
Bank, mr. J. Messchert
van Vollenhoven en Joshua
van Eik.
Ze wisten de namen van belangrijke geneesheren en gefortuneerde
Amsterdamse heren achter een oproep te verzamelen. Negenendertig
heren tekende elk voor fl.2000,- in.
Dat was een enorm bedrag in een tijd dat de gemiddelde arbeider
fl.500,- per jaar verdiende.
Men moest meer aandacht schenken aan de slechte toestand waarin
de arbeidersstand moest leven.
De aandacht werd gevestigd op de samenhang tussen woonmilieu en
gezondheid en vooral tussen woonmilieu en moraal.
Van de overheid viel in de jaren van het opkomend liberalisme
op het punt van verbetering van de woontoestanden weinig te verwachten.
De bouwaannemers stonden ook niet te springen, omdat er weinig
winst te maken was.
De arbeiders zelf namen geen initiatieven.
De filantropisch ingestelde heren van Eeghen en van Eik pakten
de zaak voortvarend aan door twee particuliere bouwmaatschappijen
op te richten. Ze vonden dat hun initiatief geen bevoogdende bijwerking
mocht hebben zoals die wel aan vormen van kerkelijke bedeling
kleefden.
Als aanhanger van de
Reveilbeweging zagen
ze de te krappe huisvesting als een bron van onzedelijke samenwoning,
een broeinest van een verschrikkelijke zonde.
Door de buitensporig hoge huren van de zogenoemde 'weekwoningen'
bleef weinig over voor behoorlijke kleding en gezonde voeding.

De
Goudsbloemgracht in 1853
De
Vereeniging ging voortvarend te werk.
Op de eerste vergadering werd besloten op Oostenburg een blok
woningen te bouwen.
In de Passeerdersstraat en de Passeerdersdwarsstraat werden woningen
verbeterd of gesloopt en door nieuwe vervangen.
Ook op andere plaatsen in de stad, zoals aan het Smalle Pad, de
huidige Planciusstraat, de Jacob van Campenstraat en de Tweede
Jan van der Heydenstraat werden nieuwe huizen gebouwd.
Maar het belangrijkste was de verbetering van de krotten aan het
Franse Pad, bij de Goudsbloemsgracht, de huidige Willemsstraat.
De arts en wethouder publieke werken, C.E.Heynsius vond
het de meest ongezonde buurt van de Jordaan, waar de bewoners
voornamelijk op straat leefden waar ze voortdurend ruzie maakten
en vechtpartijen aan de orde van de dag waren. Kortom ze leefden
buiten de beschaafde maatschappij.
Sociale
woningbouw was nieuw voor architecten
Behalve dat ze er geen ervaring mee hadden vonden ze dat er geen
eer mee te behalen was.
Bovendien was het lastig om met een beperkt budget en een zeer
strikt programma van eisen iets moois te maken.
Men bestudeerde Engelse voorbeelden van sociale woningbouw.
Prijsvraag
De Maatschappij ter Bevordering van
de Bouwkunst schreef een prijsvraag uit voor het
bouwen van goede arbeiderswoningen.
Die werd gewonnen door de architect J.H.
Leliman, maar het was architect P.J.
Hamer, de vaste architect van een aantal woningbouwverenigingen
die zich intensief met volkshuisvesting bezig hield.
[1853]
De bouwvereniging
Salerno wordt opgericht.
Die werd genoemd naar de Italiaanse stad waar woningbouw op basis
van geneeskundige adviezen plaatsvond.
Salerno is voortgekomen uit de Maatschappij
tot Nut van het Algemeen.
De Amsterdamse Vereeniging ten behoeve der
Arbeidersklasse was uit de Reveil beweging voortgekomen.
Waar die probeerde krotten af te breken en daar nieuwbouw op te
plegen, bouwde Salerno voornamelijk op onbebouwde grond.
Later volgden
de bouwmaatschappijen Concordia,
de Bouwkas en de Maatschappij
tot het verkrijgen van Eigen Woningen.
Gedurende de jaren '90 van de 19e eeuw nam de invloed van de
Amsterdamse Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse
af.
De stijgende grondprijzen maakten het haar moeilijk om op grote
schaal te bouwen.
Daar kwam nog bij dat in 1902 de Woningwet werd ingevoerd, waarmee
de mogelijkheid werd gegeven om met overheidssteun huizen te bouwen.
Het particulier initiatief werd daarmee overheidstaak.
In Amsterdam werd een groot aantal verenigingen opgericht.
De Vereeniging t.b.v.d. Arbeidersklasse besloot om zich alleen
nog bezig te houden met het verhuren, verbeteren en moderniseren
van de woningen die al in haar bezit waren.
In 1962 stelt het bestuur aan het gemeentebestuur voor om de aandelen
over te nemen.
De gemeente ging hierop in en werd daarmee de eigenaar van het
bezit van de Vereniging.
Het beheer van de panden wordt in 1973 overgedragen aan het Gemeentelijk
Woningbedrijf
omdat het steeds moeilijker werd om onderhoud, beheer en verzekeringen
uit de huuropbrengsten te betalen.
Het bezit is toen niet aangekocht maar dat gebeurt in 1984
wel.
De gemeente koopt het huizenbezit van de Vereeniging.
Deze aankoop betekende het einde van de Amsterdamse Vereeniging
ten behoeve der Arbeidersklasse

Bloemstraat
54-56
Zes woningen van de
Vereeniging tot ondersteuning
van Minvermogenden
[1860-1870]
De
Jordaan wordt gesaneerd

Interieur
van een krotwoning
Al
vanaf 1854 heeft de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse
op de Goudsbloemgracht perceeltjes en erven opgekocht.
Van Eeghen kocht zelf, op eigen kosten, de hoek Elandsstraat,
Lijnbaansgracht, Lijnbaansstraat,
en van Lennep de percelen tussen de Westerstraat en de
Anjerliersstraat.
De bezittingen van deze heren worden ondergebracht in de Bouwmaatschappij
Concordia NV.
J van Eik richt de Stichting voor
den Arbeidersstand Constantiawoningen op.
Er komen woningen aan de Willemsstraat 149-165. Minvermogende
werklieden ouder dan 60 jaar konden er kosteloos wonen,
als ze tenminste twaalf jaar voor één patroon hadden
gewerkt.
De woningen werden genoemd naar de vrouw van Van Eik, Constantia
van Loon.

Willemsstraat
hoek Lijnbaansgracht [1902]
De woningen
aan de Willemsstraat waren uit kostenbesparende overwegingen etagewoningen.
De Constantia-woningen waren anders en leken meer op hofjeswoningen
namelijk een gesloten blok van lage simpele woningen rond een
binnenterrein met bleekveld en pomp.
Een regentenkamer en een kapel, zoals die in verschillende hofjes
aanwezig waren, ontbraken vanzelfsprekend.
Oorspronkelijk waren er 36 kleine woonvertrekken.
Het lukte architect
Hamer de woningen met minimale middelen een
zekere standing te verlenen.
Een houten classicistisch poortje, met pilasters en driehoekig
fronton leidt naar de binnenplaats.
Onder het fronton is de naam 'Constantia' aangebracht.
Na de dood van het echtpaar Van Eik werd het hofje beheerd door
de Van Eik stichting.

Willemsstraat / Constantia-woningen
De bouw maakt
deel uit van de stadssanering in de Jordaan, die begon met de
demping van de Goudsbloemgracht in 1856.
De huisjesmelkers gingen woningen en opslagkelders splitsen in
éénkamerwoningen,
en bouwden, meestal zonder vergunning, huizen op binnenterreinen,
die door een gang met de straat verbonden waren.
De bouw was slecht, de huizen verzakten. Sanitaire voorzieningen
waren er niet en de grachten werden open riolen.
Al in 1853 was vastgesteld dat de Jordaan verkrot was, maar volgens
de liberalen hoorde sociale woningbouw niet bij de taken van de
overheid. Van Eeghen en zijn rijke vrienden kregen het voor elkaar
dat een groot aantal grachten in de Jordaan uit sanitaire overwegingen
gedempt werden.
In de Jordaan zijn meerdere filantropische woningbouwprojecten
van het eerste uur te vinden.
Meer groen
Overigens
zetten de heren, maar vooral van Eeghen, zich ook in voor een
betere groenvoorziening in de hele stad.
Ze namen bijvoorbeeld het initiatief voor de aanleg van een Rij-
en Wandelpark, het Vondelspark.
[1858]
Het hof van Parijs,
Het is een berucht en miserabel slop aan de Elandsstraat.
Er wonen arme straathandelaren en voddenrapers, zogenoemde 'Morgensterren'.
Van Eeghen koopt het hof.
Tien inpandige woninkjes worden verbeterd, maar dat is niet voldoende.
Het wordt in 1902 afgebroken en op een ruimere
schaal herbouwd.

Elandsstraat / Hof van Parijs
[1902]
Voorheen Katteklatersgang
[1864]
Concordia-noord
In de Westerstraat 215-289 werden drie bouwblokken neergezet met
ertussen twee binnenplaatsen, die oorspronkelijk bedoeld zijn
als bleekveldjes.
Je komt binnen via een poort aan de Westerstraat en één
aan de Anjelierstraat.
Ze hebben de vorm van hofjes, maar worden bewoond door gezinnen.
Ook zijn er ramen die op de straat uitkijken en dat is in de authentieke
hofjes niet het geval.
Concordia-zuid
In tegenstelling tot Concordia-noord heeft Concordia-zuid, in
de Elandsstraat 183-201, geen monumenten status.
Door de gevel te pleisteren krijgt het complex een fris uiterlijk
en dat is dat.
[1872]
In de woningbouw
nam men het met de hygiëne niet zo nauw
In de huizen was vaak geen wc, de beruchte 'boldootkar' haalde
eens per week de poepemmers op.
Kinderen sliepen dicht op elkaar gepakt in bedsteden van twee
verdiepingen. De 'natslapers' beneden in een soort uitschuif lade.
Steenkool was duur, dus stookte men kolengruis.
Om te voorkomen dat het meteen door het rooster zakte werd het
eerst nat gemaakt waardoor dat verschrikkelijk walmde.
Onderzoek
van de Amsterdamse Gezondheidscommissie
Men komt er achter dat er met de komst van de bouwverenigingen
weliswaar nieuwe woningen bij komen,
maar dat driekwart van de kelderwoningen in de stad onbewoonbaar
verklaard moet worden.
[1895]
Bouwonderneming
Jordaan

Lindengracht 206-220 / Bouwonderneming
JORDAAN [1896]
Oprichter
van Jordaan was de tabaksplanter C.W.
Janssen, de eerste directeur van de onderneming.
Verder was de feministische schrijfster Hélène
Mercier, die in vele artikelen op sociale hervormingen
had aangedrongen en door samenwerking van de klassen tot een betere
maatschappij wilde komen, betrokken.
Ook de architect Jan
Ernst van der Pek en diens echtgenote Louise
Went, de eerste woningopzichteres van de onderneming,
hoorden bij de initiatiefnemers.
Het aanvangskapitaal van fl. 280.000 kwam van drie tabaksplanters.
Met geld van de directeur van de Deli Maatschappij, P.W. Janssen,
de vader van de oprichter, werden in de Jordaan 131 krotten opgekocht
en verbouwd tot goede arbeiderswoningen.
Mercier geeft de filantroop en suikerraffinadeur W.
Spakler in overweging een daad te stellen, die
meer waard is dan honderd brochures. Ieder blok woningen dat vernieuwd
is zal een signaal zijn, een steen des aanstoots, om tot staatshulp
te komen.
Er moeten ook vrouwelijke ambtenaren bij de woningdienst komen
Louise
Went maakte studie van het werk van Oktavia Hill die
in Londen aan sociale woningbouw werkte. Een belangrijk aspect
was dat het niet alleen ging om verbeteren en verhuren van de
woningen,
maar ook om het persoonlijke contact bij het ophalen van de huur
en hulp geven bij problemen.
Overheidsbemoeienis kon nooit de plaats innemen van het particulier
initiatief. zuivere belangstelling in elkanders persoon en lot
zijn gegroeid, die vanzelf tot een vriendschappelijke omgang leidt.'
De
woningen krijgen een eigen opgang, aparte slaapkamers en een balkon.
En wat belangrijk was, de bewoners kregen een eigen sleutel.
De laagste huur was fl.1,70 per week maar helaas konden veel weggesaneerde
Jordaners die niet betalen.
Bouwonderneming 'Jordaan' is in 1971 opgedoekt en de twee blokken
die gebouwd zijn aan de Lindengracht en de Goudsbloemstraat werden
aan een particulier verkocht.
[1875]
Amsterdamsche Vereeniging tot het bouwen
van Arbeiderswoningen
De bouw van 774 zogenoemde rug-aan-rugwoningen
zoals die in de Marnixstraat zijn niet te betalen voor
de duizenden kelderbewoners.
Huurverlaging wordt als 'socialistisch' van de hand gewezen. Grondspeculatie
houdt de bouw van nieuwe arbeiderswoningen tegen en het slopen
van krotten wordt door omslachtige procedures tegengewerkt.
'In een vochtig, vettig slop in Amsterdam bewoonden wij met
z'n allen een vertrek.
Het was een kamer waar de zon nooit doordrong; 's winters was
het een grot vol nattigheid en kou en 's zomers werden we ziek
van de klamme hitte. Er was niets dan een bedstee die een eind
van de grond afstond, net als in een vissersschuit,
en die in een boven- en onderhelft verdeeld was, zodat je als
in een kast met planken lag.
Vader en moeder sliepen beneden, een paar kinderen boven, de anderen
op de grond waar 's avonds een strozak op gelegd werd. In een
hoek een ton die het gezin tot plee diende, in de andere de vuile
luiers en verder alle rommel die je in zo'n onderkomen huishouden
kon verwachten. De rook van vaders pijp en de uitwaseming van
tien arme mensen maakte dat je in de kamer aan een stuk door naar
lucht zat te happen."
Uit: 'Dagen van hoger en ellende' door
Neel
Doff
[1898]
NV
Woningmaatschappij Oud Amsterdam
De Sociale woningbouw in de Jordaan is in gang gezet door de Woningmaatschappij
Oud Amsterdam.
Grote initiatiefnemer voor deze maatschappij was directrice Johanna
ter Meulen.
De panden aan de Tuinstraat 137 t/m 143 en 166 t/m 172 zijn begin
1900 uit de grond gestampt.
Ter nagedachtenis aan haar is een gedenkplaat ingemetseld in de
Tuinstraat nr. 170.
Toen Johanna ter Meulen terug was van haar stage bij Oktavia Hill
in Londen kocht zij op een veiling het pand Tuinstraat 99. Suikerraffinadeur
W.Spakler
gaf haar fl. 400,- voor verbetering van de woningen.
Even verder in de straat liet Spakler 24 woningen bouwen. Die
leken op de woningen van Bouwonderneming Jordaan.
De vorm was vergelijkbaar met een enkele poort en trap tussen
voor en achterhuis.
De inspecteur van bouwtoezicht begreep wel dat de architect de
boel zo goedkoop mogelijk moest ontwerpen, maar vond die enkele
trap voor vijftien woningen gevaarlijk. Er moest aan de achterkant
een ijzeren noodtrap geplaatst worden.
Na de komst van de Woningwet was Oud Amsterdam in 1905 de eerste
officiële corporatie.
[1901]
Krotopruiming

De
situatie vóór 1898
De
wet is ingevoerd onder het Kabinet
Pierson
en kwam in werking op 1 augustus 1902.
Voor
die tijd wordt de zorg voor de huisvesting van de bevolking niet
als een overheidstaak gezien.
Armenbezoekers en artsen proberen de slechte huisvesting onder
de aandacht van het bestuur en de gegoede burgerij te brengen.
In 1853 vraagt koning Willem III aan het Koninklijk
Instituut van Ingenieurs om over de vereisten en inrichting
van arbeiderswoningen te rapporteren. In 1855 wordt het rapport
uitgebracht.
Het rapport vestigt de aandacht op het belang van weerbestendigheid,
bezonning, luchtverversing en watertoevoer en -afvoer in woningen.
Toch duurt het nog een halve eeuw voordat de overheid zich met
de volkshuisvesting gaat bemoeien.
Een initiatiefwetsvoorstel uit 1854 om plaatselijke raden van
gezondheid in te stellen, waarbij het gemeentebestuur de bevoegdheid
krijgt om huiseigenaren tot woningverbetering te dwingen, wordt
verworpen.
Krotopruiming
De Woningwet was voor die tijd revolutionair omdat zij, in een
tijd waarin liberale beginselen hoogtij vierden, overheidsinmenging
mogelijk maakte op het gebied van de volkshuisvesting.
Voortaan moesten gemeenten een bouwverordening opstellen en een
uitbreidingsplan.
Analoog hieraan werden een aantal maatregelen mogelijk gemaakt.
Zo kon er tegen de wil van de particuliere eigenaar overgegaan
worden tot onbewoonbaarverklaring als een woning te verwaarloosd
was.
Met de Woningwet in de arm konden gemeenten zo overgaan tot onbewoonbaarverklaring,
onteigening en krotopruiming.
Een andere belangrijke mogelijkheid die de Woningwet bood was
kredietverlening bij en subsidiering van de nieuwbouw van arbeiderswoningen.

Lindengracht
/ Tweekamerwoningen en winkels [L] Goudsbloemstraat /
Voor- en achterhuizen éénkamer woningen [R]
[1909-1918]
De eerste woningwetwoningen worden gebouwd
Er werden veel instellingen opgericht die iets aan de schrijnende
woonomstandigheden wilden doen.
Een gedeelte kwam voort uit de eerder genoemde semi-filantropische
organisaties, terwijl een ander gedeelte voortkwam uit emancipatiebewegingen.
Eigen Haard
had een sociaal-democratisch karakter, Patrimonium
is protestants, Het
Oosten en dr.
Schaepman, katholiek.
Ook waren er woningbouwverenigingen van spoorwegpersoneel, onderwijzers,
ACOB, en de arbeiders
van de gemeentetram, Rochdale.
Amsterdam is eigenlijk de enige Nederlandse stad waar al voor
de Eerste Wereldoorlog sociale woningbouw van enige omvang tot
stand kwam.
[1920]
Mooie
arbeiderswoningen zijn mogelijk
Het bewijs
hiervoor is het zogenoemde 'Het Schip' in de Spaarndammerbuurt.
Dit complex is in opdracht van de gemeente en Eigen Haard
door architect Michel de Klerk in de stijl van de Amsterdamse
School ontworpen.
Het expressionisme doet als vernieuwende kunststroming haar entree.
Het was een antwoord of misschien een aanvulling op het sobere
rationalisme van architect Berlage.
Typerend voor de expressionistische architectuur was de horizontale
lijn.
Deze vernieuwing was mogelijk doordat er nieuwe constructies met
gebruikmaking van gewapend beton en staal konden worden gerealiseerd.
Het was nu mogelijk een venster in een bakstenen muur breder te
maken dan de hoogte.
Dat werd één van de meest typerende kenmerken van
de Amsterdamse School.
Eerdere architecten dachten dat er met arbeiderswoningen geen
eer te behalen viel.
Dit project bewijst het tegendeel. Meteen na de bouw trok het
wereldwijd de aandacht.
Het is een groot blok woningen maar ieder huis heeft iets bijzonders,
iets eigens. Een apart raampje, een torentje, ingemetselde bloembakken
voor rode geraniums, omdat die staan voor sterke socialistische
planten. De rode baksteen verwijst daar ook naar.
De woningen hebben allemaal elektrisch licht, maar een douche
komt er pas in de jaren zeventig.
Arie Keppler, directeur van de gemeentelijke woningdienst
bedenkt dat er een postkantoor bij hoort. Dan kunnen de arbeiders
gemakkelijk spaargeld opzij zetten. De posterijen doen alleen
mee als ze geen huur hoeven te betalen!
Of Eigen Haard blij is met deze manier van bouwen is de vraag.
De ingewikkelde woningen zijn moeilijk te onderhouden en na twee
jaar blijken de daken te lekken. Gelukkig springt de overheid
bij anders zou de vereniging wel eens in haar bestaan bedreigd
worden.

Interieur
woning in 'Het Schip' Zaanstraat / Embleem van de corporatie
[1909]
Oprichting Eigen
Haard
Zorgen
voor goede en betaalbare woningen voor iedereen is het devies.
Het bestuur bestaat uit de heren l.G. Erdsieck, G.M.
Stalpers, H.G. Suurenbroek, I. Schippers en
A. Oorthuys. Ze betalen één gulden vijftig
huur voor lokaal Molhuijzen aan de Pontanusstraat.
Gaslicht is er niet, dus wordt de nieuwe vereniging Eigen Haard
bij kaarslicht opgericht.
Het gaat erom woningen te bouwen die voldoen aan de behoefte van
een in bescheiden financiële omstandigheden verkerend gezin
en deze bij voorkeur aan haar leden te verhuren.
Het embleem laat een indianentent met een vuurtje zien. Een vlam
die staat voor warmte en gezelligheid.
Die vlam is nog steeds het beeldmerk. De vereniging krijgt de
koninklijke goedkeuring en wordt toegelaten zoals omschreven in
de Woningwet.
Eigen Haard wil snel aan de slag en geeft architect Leliman
opdracht plannen te maken voor een complex in de Indische buurt.
De gemeente geeft een voorschot van 365.000,- gulden.
Het Postkantoor
Speculanten
breiden de stad uit
Particuliere bouwers stampen arbeiderswoningen uit de grond in
de wijk YY (de Pijp), die in die tijd berucht is om zijn grauwe
troosteloosheid. De hoofdstedelijke burgerij woont aan de grachten
of vestigt zich in een eigen ruim opgezette wijk aan de zuidrand
van de stad. Het Leidseplein is het beginpunt van de stadsuitbreiding
richting west. De Overtoom is een vaart met een ophaalbrug. Het
Concertgebouw ligt eenzaam in een weiland buiten de stad.
Nieuwe buurten, naast de Pijp, zijn de Oosterparkbuurt. de Staatsliedenbuurt
en de Dichtersbuurt.
Die worden, met oog op een goede winst, gebouwd. Helaas zijn ze
voor arbeiders niet te betalen.
Revolutiebouw
Particulieren in de filantropische woningbouw, die de redders
in nood moeten zijn, blijken de verwachting niet waar te kunnen
maken.
De grondprijzen stijgen zo sterk, dat het moeilijk is om redelijke
woningen te bouwen tegen betaalbare huurprijzen.
Aan de rand van de stad, waar voldoende bouwkavels te vinden zijn,
worden in hoog tempo woningen gebouwd. Snelheid van de bouw staat
bij deze woningen voorop, de kwaliteit is veel minder belangrijk.
Het wordt revolutiebouw genoemd.
Door te bezuinigen op de kwaliteit wordt de prijs van deze woningen
zo laag mogelijk gehouden, opdat geschoolde arbeiders de huur
kunnen betalen.
Een kamer met alkoof, een keukentje en soms nog een slaapnis worden
goed genoeg geacht voor de arbeidersgezinnen.
Onderhoud is er nauwelijks. Het bouwen zelf wordt uitgevoerd zonder
overheidstoezicht. Weliswaar dringt in Amsterdam de Gezondheidscommissie
aan op het op zeer ruime schaal onbewoonbaar verklaren van kelders,
maar het gemeentebestuur legt dit advies vooralsnog naast zich
neer.
[1914]
Het gaat de SDAP veel te langzaam
De gemeente moet zelf ten minste tweeduizend betaalbare woningen
laten bouwen.
F.M.Wibaut die inmiddels wethouder is, verhoogt dat aantal
zelfs tot 3500. Van hem wordt gezegd: 'Wie bouwt ? Wibaut !'
Hij neemt alle initiatieven om de sociale woningbouw te realiseren.
Amsterdam stelt geld ter beschikking als het Rijk voorschotten
weigert af te geven.
Het beheer wordt overgelaten aan woningbouwverenigingen als die
tenminste neutraal zijn.
De ambitieuze bouwplannen worden door de Eerste Wereldoorlog opgeschort.
[1915]
De gemeentelijke dienst Bouw- en Woningtoezicht
Deze dienst wordt al voor de Woningwet onder leiding van burgemeester
Tellegen ingesteld omdat diverse panden in de Jordaan spontaan
instorten.
[1917]
Federatie van Woningcorporaties
De Rijksoverheid dwingt de gemeente in 1920 de huren van het hele
woningbezit en dat van de corporaties met 60% verhogen.
Eigen Haard is daar tegen, maar de gemeente stelt doodleuk voor
om Eigen Haard dan maar op te heffen. Als die forse huurverhoging
toch door gaat treedt het bestuur af.
De gemeente koopt het hele woningbezit van Concordia op.
[1950]
Woningwetwoningen

Wethouder Lammers slaat eerste paal
op de Lindengracht
Vanaf het tot stand komen van de Woningwet tot 1940 worden in ons
land ruim een miljoen woningwetwoningen gebouwd.
In de Tweede Wereldoorlog worden tachtigduizend woningen verwoest.
Daarna is er in de naoorlogse jaren gebrek aan bouwmateriaal en
mankracht.
Pas midden jaren vijftig komt de bouwproductie ook in Amsterdam
weer redelijk op gang.
Wederopbouw is de slogan. Eerste steenleggingen en heimachines worden
bijna vaste items in het Polygoonjournaal.
[1962]
De miljoenste naoorlogse nieuwbouwwoning
[1973
]
Oplevering van ruim anderhalf miljoen woningen in een jaar tijd
[1983]
Weg met de rug
aan rug woningen
Het Gemeentelijk Woningbedrijf Amsterdam geeft opdracht de rug
aan rug woninkjes tot driekamerwoningen te verbouwen en ook op
de bergzolders woningen te plaatsen.
Er kwamen zelfs woningen met een dakterras.
Omdat het complex een monumentstatus heeft zijn veel oorspronkelijke
onderdelen gehandhaafd
en is de bakstenen gevel niet gepleisterd.
naar
boven
[1977]
Schetsplan
voor de Jordaan
De
Amsterdamse Jordaan, de beroemdste stadswijk van Nederland, moet
nodig worden opgeknapt.
Zoveel huizen zijn in elkaar gezakt, zoveel bedrijfjes hebben
zich onbeschaamd uitgebreid, zoveel auto's en autowrakken maken
zich breed op dunne trottoirs, zoveel mensen, oud en jong, wonen
in pijnlijke huisjes, op halve verdiepingen, in kamers zonder
daglicht.
Johnny Jordaan mag dan in iedere jukebox van het land gevoelig
zingen over de Westerstraat, er is helemaal niets aan de Westerstraat.
Nee, er moet iets gebeuren.
De afdeling stadsontwikkeling van de Dienst publieke Werken van
de gemeente Amsterdam vond dat ook, en heeft een schetsplan gemaakt
voor een vernieuwde Jordaan. We hebben het allemaal gekregen,
een luxueuze folder in een heleboel kleuren, met twee plattegronden
en verklarende tekst. Het is nog maar een schetsplan, een voorstudie
die eens een bestemmingsplan kan worden en dat bestemmingsplan
zal door de gemeenteraad mogen worden aangenomen.
Even tijd is er nog wel.
Als je de folder hebt opengevouwen vind je twee kaarten: links
de toestand van het ogenblik, rechts de fantasie van de afdeling
Stadsontwikkeling. De toestand van nu is vaalroze en vaalblauw
gekleurd.
De fantasie is veel kloeker van kleur, helder bruin voor nieuwe
bebouwing, fris groen voor bomen en plantsoenen, lekker geel voor
voetpaden. Het blauw van het grachtenwater komt daardoor ook aardiger
uit.
Merkwaardig genoeg staan er geen bomen langs de grachten
Ik keek meteen of ik de vertrouwde wandeling van mijn woning naar
mijn werkhok nog zou kunnen maken, en dat kon, maar tot mijn schrik
merkte ik dat mijn woning verdwenen was en dat mijn werkhok verdwenen
was. Ik was helemaal gesaneerd. Zelfs de straat waar ik zo menige
bladzij heb geschreven, was opgelost in blokjes geel en groen,
erg vrolijk.
Ik zag de oude mannen al naast bloembakken op een bankje zitten,
tabakspruimen spugend op de siertegels en sprekend van de goede
oude tijd toen op het terrein van de speeltuin een kroeg stond.
Ik ging er gauw heen, en constateerde dat de kastelein zijn lot
dapper droeg. 'Mijn oma', zei hij, 'dat oude mens is nu vijfendertig
jaar dood. De laatste jaren van haar leven zijn volkomen verpest
omdat haar huis zou worden afgebroken voor het verkeer, hier schuin
tegenover, het staat er nog
Onze kiezen zullen niet meer zeer doen als het zover is.'
Er kwam een man binnen die in de buurt een keurig klein hotel
had ingericht, en hij was minder stoïcijns, opgewonden, luid.
'Wat word jij?', riep hij, 'wat word jij?' 'Ik word een plantsoen',
zei ik somber. En ik word een fietspad', schreeuwde hij, nerveus
lachend.
'Kastelein, Fietspad biedt een consumptie aan Plantsoen.' 'En
wat word jij, Kastelein?' 'Ik word nieuwe bebouwing. Dat is vast
een pisbak.'
Het werd een vrolijke middag, met op de tapkast de kaart die we
van boom tot boom bekeken, waarom we lachten van voetgangersgebied
tot voetgangersgebied, niet gelovend dat de natuur ons zou gaan
verdringen, en toch wantrouwend.
'Je weet het nooit', zei ik, 'ík heb in Rotterdam gewoond,
ik ken die zindelijke plattegronden. Ze zijn heel gevaarlijk.'
'Dat kan toch niet', zei de kastelein. 'Uit alle delen van het
land komen ze naar de Jordaan, al die artiesten en intellectuelen,
omdat het hier tenminste nog een beetje intiem is, en kijk es,
die kroeg gaat weg en die kroeg gaat weg en die kroeg gaat weg,
er blijft helemaal geen een meer over.'
Telkens herhaalde de hotelier: 'Ik word een fietspad. Een rondje
voor Fietspad.'
Een dikke, grijze man had zwijgend op een bankje bij de tapkast
gezeten, bier gedronken, geglimlacht.
'Wat word jij eigenlijk, Harry?', vroeg de kastelein. Ernstig
antwoordde hij: 'Ik word een brug.'
'Echt iets voor Harry', zei de kastelein. 'Die laat over zich
lopen.'
Alfred
Kossmann
[1906-1988]
'Schetsplan voor de Jordaan' schreef hij in 1971,
toen hij in de Laurierstraat woonde.
Het werd opgenomen in
'Het grote Nederlandse verhalenboek'.
Een bundel verhalen, gedichten en prenten
in de laatste 50 jaar', uitgegeven door de VARA in 1977. In het
kader van het 50-jarig jubileum van het wijkcentrum in de Jordaan
werd het in de Wijkkrant gepubliceerd.
naar
boven
[1980]
Wederopbouw
van de Jordaan
Verkiezingen mei 1978
Begin maar alvast
Jan Schaefer
- spijkerbroek, open hemd, informele taal - denderde door de procedures
heen:
Belt zo'n ambtenaar uit Den Haag op: Meneer Schaefer, in dat ene
bouwplan, u weet wel, daar wilden wij op de tweede verdieping
toch nog iets...
En dan zeg ik, man, het dak zit er al op.
Kabinet-Den
Uyl
Van
1973 tot 1977 was Schaefer staatssecretaris van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening, belast met stadsvernieuwing.
Hij was de eerste bewindsman die principieel de voorkeur gaf aan
renovatie van oude stadswijken boven afbraak en nieuwbouw.
Aan bureaucratie en langdurige overwegingen had Schaefer een hekel.
'Een politicus', zei hij vaak, 'moet kloten hebben.'
En: 'In gelul kan niemand wonen'
[1978]
Schaefer wethouder
en leider van de Amsterdamse PvdA
Hij bereikte een akkoord voor ingrijpende wijziging van de opvattingen
over stadsvernieuwing.
In plaats van de visie van de uiteengelegde
stad, waarin de overtollige Amsterdammers zouden
moeten worden uitgestrooid over de provincie, kwam nu het idee
van de compacte
stad naar voren.
De woningen voor de Amsterdammers in de overloopgebieden moesten
voortaan weer in de stad zelf worden gebouwd.
Wonen, werken, verkeer en voorzieningen werden niet langer gescheiden
behandeld, maar in onderlinge samenhang bezien.
Het
hele bouwproces in één hand
Omdat hij Coördinatie Stadsvernieuwing, Grondzaken, Volkshuisvesting
en Bouw- en Woningtoezicht onder zijn hoede had, kon hij het gehele
bouwproces bepalen.
Toen hij aan de slag ging, was de bouwproductie in de stad minimaal:
in 1978 werden er 530 nieuwe woningen gebouwd.
Maar al snel werden de resultaten van het nieuwe beleid zichtbaar.
Het topjaar was 1984 met een productie van ruim tienduizend nieuwe
woningen.
Sindsdien bedroeg de nieuwbouw in de woningsector tot 1992 gemiddeld
rond vijfduizend per jaar.
Onder
Schaefer waren er vaak botsingen met de kraakbeweging
Zodra hij de leiding kreeg over het bouw- en woonbeleid, werd
een dubbele aanpak gevolgd, hard optreden en soepel onderhandelen.
Krakers konden hun pand door de gemeente laten opkopen of hun
woonsituatie te laten legaliseren.
Schaefer had succes: de speelruimte van de kraakbeweging werd
behoorlijk minder.
Tegelijkertijd wierp het beleid van de stadsverdichting zijn vruchten
af.
Het aantal leegstaande panden nam sterk af, waardoor de gemeente
haar imago inzake volkshuisvesting bij de bevolking sterk verbeterde.
[1983]
De bouwproductie is na een dieptepunt weer enorm aangetrokken
Er wordt een historisch hoogtepunt bereikt met de bouw van bijna
negenduizend woningen in een jaar.
Het nieuwe budgetteringssysteem van de overheid helpt.
Het geeft ondernemende gemeenten veel meer vrijheid om de rijksmiddelen
aan te trekken voor specifieke woningbouwprojecten. Daarnaast
wordt jaarlijks tweehonderd miljoen gulden beschikbaar gesteld
voor de stadsvernieuwing.
In die jaren bepaalt de gemeente de woningproductie, waarbij de
corporaties de uitvoering en het beheer in handen hebben.
naar
boven
[1997]
Slag
om de Marnixstraat

De Marnixstraat werd breed opgezet.
Niet voor het verkeer, maar omdat er veel kinderen te verwachten
waren
De rond 1884 gebouwde panden aan de Marnixstraat verkeren in slechte
staat.
Ze staan op de nominatie om gesloopt en vervangen te worden door
nieuwbouw.
De buurt verzet zich fel tegen de voorgenomen sloop.
Renovatie is met nieuwbouw te vergelijken wat woningkwaliteit
betreft.
De halve rug-aan-rug eenkamerwoningen zijn samengevoegd tot kleine
driekamerwoningen.
Ook zijn er 'maisonnettes' met een tuin aan het water.
Marnix III toont aan dat oudere panden in slechte staat
tot woningen met een hedendaagse woonkwaliteit getransformeerd
kunnen worden
achter een zorgvuldig gerestaureerde gevel.
naar
boven
[1997]
Hoe
ontwerpen we de sociale woningbouw?
De architecten
steken op 21 februari de koppen bij elkaar. Sociale woningbouw
en de edele bouwkunst wringen meestal met elkaar. Niet in de laatste
plaats omdat de budgetten laag en de eisen hoog zijn. Om te zien
dat daar een lelijk resultaat uit voortkomt ga je naar de troosteloze
nieuwbouwwijken. Maar het wordt echt zorgelijk als een dergelijke
nieuwbouw in een historische omgeving plaatsvindt. Een enkel nieuwerwetse
hoop vormgegeven modern bouwmateriaal verstoort te oorspronkelijke
rust en eenheid van de bestaande bebouwing. Daar staat tegenover
dat de historische bebouwing voor de bewoners wel wat verbetering
kan hebben.
De architecten staan voor een onoplosbaar probleem, vooral ook
omdat het oude ambacht van bouwvakker verdwenen is en plaatsgemaakt
heeft voor voor bouwtechnici die prefab bouwelementen in elkaar
kunnen schroeven.
Een ander element is dat men de voorstanders van de oorspronkelijkheid
van de Jordaan beschouwen als behoudzuchtige romantici die het
elan van vernieuwing en vooruitgang belemmeren.
Platgooien die hele Jordaan?
[1999]
Laat
staan de Jordaan
Actiecomité
JORDAAD
Aanwijzing
Beschermd Stadsgezicht
De binnenstad is door de regering aangewezen als beschermd stadsgezicht.
Dit is gedaan om de historische stedenbouwkundige structuur en
het historische stadsbeeld zo goed mogelijk te beschermen.
Het gaat niet alleen om monumenten, maar
om het totaalbeeld dat gevormd wordt door de gebouwen, straten,
pleinen, grachten, water, bruggen en bomen.
Het beschermde stadsgezicht is geen keurslijf van beperkende regels,
maar juist een instrument om ervoor te zorgen dat op een zorgvuldige
en creatieve wijze richting wordt gegeven aan veranderingsprocessen.
Daarbij vormen de kwaliteiten van de oude stad uitgangspunt en
inspiratiebron.
Aldus de officiële bekendmaking.
Nu eens kijken wat er van terecht komt.

Bloemstraat,
zo was het en dat krijg je ervoor terug
naar
boven |